Franka Hummels – Interview met Dirk van Weelden: Groninger jaren met Martin Bril

In zijn recente roman Het laatste jaar heeft Dirk van Weelden herinneringen verwerkt aan de in 2009 overleden columnist Martin Bril. In Groningen, waar beiden filosofie studeerden, ontstond een bijzondere schrijversvriendschap. Voor Broerstraat 5 kijkt Van Weelden terug op die gezamenlijke studententijd met zijn soulmate.

‘Ik studeerde filosofie en woonde op Selwerd 2. Daar kookten ze met zijn allen en daarna schoven ze elkaar dubbeltjes en kwartjes toe voor de spaghetti, die naar braaksel rook. Ik was daar alleen om te slapen, was ’s ochtends al vroeg weg en heb bij mijn weten nooit een college gemist. Ik was er zo eentje, die het leuk vond.
Voor mijn doctoraal wilde ik me richten op Foucault, maar geen van de hoogleraren had voldoende kennis over hem. dus deden we dat zelf. Twee docenten superviseerden bij de opgestelde leeslijst. Daar schreven we teksten over, vaak van dertig pagina’s, en dat referaat besprak je dan bij de professor thuis. Hij had dan een glas wijn en een kaasplankje, nou, dan zit je toch te bibberen hoor, dat was waanzinnig intensief. Na afloop kreeg je dan een tentamenbriefje mee naar huis. Dat was echt een soort jaren vijftig studeren. Een fantastische tijd.’

Rode pocket

‘In die periode leerde ik Martin kennen. Als student assistent was ik bij de introductie van de studie op Ameland. Op de eerste dag, op zo’n zonnig grasveldje, kwam er een lange jongen aanlopen, met een stijve, maar toch ook zwierige pas, in een colbertje met een geel T shirt eronder. Hij ging een sjekkie zitten roken en uit zijn jasje zag ik een boek steken, een rode pocket. Ik vroeg ernaar, het was Der kurze Brief zum langen Abschied van Handke. Ik had wel andere boeken van Handke gelezen, maar deze nog niet. We spraken er over. En al snel bleek, dat we wat film, muziek en literatuur betreft geestverwanten waren.
Binnen een paar maanden zaten we samen op zijn kamer op het A-Kerkhof een Franse dadaïst te vertalen, Jacques Rigaut. Die had een heel bescheiden oeuvre, omdat hij zich op zijn 29e door zijn hart had geschoten. Heel licht beschreef hij zijn wanhoop, glazig, bijna spottend, en helder. We vonden hem cool en het was fijn om samen een project te hebben. Met Rob Scholte, een vriend, die ik nog van school kende en die in Amsterdam op de Rietveld zat, had ik een tijdschrift. Daarin publiceerden we onze vertalingen. Maar toen we erachter kwamen, dat net dat jaar de rechten voor alle Nederlandse Rigaut vertalingen verkocht waren, hebben we de handdoek in de ring gegooid.
Toen hebben Martin en ik De Filosofenkrant overgenomen. Dat was een faculteitskrantje. Er stonden verslagen in van de onderwijscommissie en de faculteitsraad, dat soort saaie dingen. We wilden, dat er ook een katern bijkwam met onze eigen dingen. Dat mocht. Dus schreven we verhalen, essaytjes. We schreven bijvoorbeeld besprekingen van niet bestaande filosofische boeken. Dat vonden we enig. Een soort eerste versie van Arbeidsvitaminen, ons debuut zeven jaar later.
We hadden op een gegeven moment echt vergaderingen met ons beiden, om ons denken te structureren. We zetten een cassetterecorder op tafel en spraken af, dat we het over een bepaald boek gingen hebben. Boeken, waarvan wij dachten, dat we aan de clue raakten van wat wij later moesten gaan schrijven.
Ik zat in een bandje met mijn broer, en zo hebben Martin en ik ook een keer een tape gemaakt met zo’n kort opstel, waarin we uitlegden, hoe wij dachten over de verhouding tussen theorie en kunst, om het voor ons zelf te sorteren. Dat deden we in een geschreeuwde, gerapte, tekst – dat deed Bril, en ik zat te drummen en trombone te spelen. Zero Beat heette ons nummer, daar is nu bijna geen touw meer aan vast te knopen.’

Lol trappen

‘We deden ook dingen als het bewaken van de werken van Marx en Engels in de bibliotheek, alsof het kunst was, dus als suppoosten, links en rechts van de deur zittend met een broodtrommel op onze schoot. Gewoon, lol trappen. Toen is er wel vergaderd, of wij als rechts radicale elementen niet tijdelijk van het instituut verwijderd moesten worden. Misschien kwam dat ook, omdat we dat geüniformeerd deden, maar ja, wij dachten, we moeten onze rol als suppoosten goed spelen. Dus kochten we bij een dumpwinkel luchtmacht uniformen en een zwarte stropdas.’
‘Martin had al snel genoeg van zijn studie, daarom ging hij na zijn kandidaats met zijn vriendinnetje mee naar Amsterdam, naar de filmacademie. Ik was heel treurig, dat ik mijn soulmate kwijt was. We gingen brieven schrijven, en deden dat met de uitdrukkelijke bedoeling, dat dat het ruwe materiaal voor een gezamenlijke tekst zou zijn. Daar zijn ook echt dingen uit in ons debuut terecht gekomen. Ik was natuurlijk om de haverklap in Amsterdam. Ik woonde in Groningen samen met mijn vriendin, maar verder ging ik niet zo intensief met andere mensen om. Ik ben zelfs twee keer niet op vakantie geweest, om door te studeren, om maar zo snel mogelijk die studie af te kunnen ronden.’

Dirk van Weelden (1957) studeerde in Groningen in 1983 af in de filosofie, met bijvak kunstgeschiedenis. Hij debuteerde in 1987 met Martin Bril met het boek Arbeidsvitaminen, Het ABC van Bril en van Weelden (De Bezige Bij). Voor de romans die hij later schreef, ontving hij verschillende literaire prijzen. In zijn meest recente roman, Het laatste jaar (Atlas Contact) gaat hij in op zijn vriendschap met Bril.

Verschenen in:
Broerstraat 5
Magazine voor alumni en relaties
Rijksuniversiteit Groningen
Nummer 2, juli 2013

http://www.rug.nl/alumni/stay-involved/broerstraat-5/pdf/broerstraat5_2013_2.pdf

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Dirk+van+Weelden
https://robscholtemuseum.nl/?s=Martin+Bril