Eriek Verpale – Brieven aan Jan Haerynck, 6 februari 2014

From: Eriek Verpale
Sent: Thursday, February 06, 2014
To: Jan Haerynck <haerynck@gmail.com>
Subject:

Moat,

ik wou het eerst niet, maar nà jou óók Annick die mij par force tot een soort toespraak wou dwingen ben ik bezweken. Ik heb gedaan wat ik kon. De rottigheid is dat ik dit moet doorsturen naar een kennis want mijn printer doet het nog altijd niet. We ‘zeien’ het morgen wel.
Thans ga ik slapen, slapen, slapen….

Moatje, tot morgen in Lochristi, maar s.v.p. : je bent in jouw eeuwige geestdrift nu al eens in een de Leie gesprongen, welnu, ik bid je thans: ga nu nu niet méé met mijn ouwe moeder in de verbrandingsoven leggen ! Ik mis al een vader, en mijn moeder is dood, en licht aangebrande ‘maatjes’ eet ik, eerlijk gezegd, liever uit een zakje bij de papieren Chinees op de markt van Sas-van-Gent.

Moat, tot morgen !

Eriek

———————————————————————————————————

From: Eriek Verpale
Sent: Thursday, February 06, 2014
To: Jan Haerynck <haerynck@gmail.com>
Subject: toespraak begrafenis moeder 7 februari 2014

Lieve moeder,

het is niet gebruikelijk dat een zoon ‘kaddisj’ zegt voor zijn moeder, want dat is een voorrecht van zonen ten opzichte van de vader. Toch wil ik, in tegenspraak met de traditie, ‘kaddisj’ voor je zeggen, niet alleen voor jou, maar ook ook voor alle moeders – én zusters – ter wereld : ik heb Ausschwitz-Birkenau bezocht, ik ben in Serajavo geweest, in Berlijn, in Odessa, Algiers, Libanon, in Damascus, Caïro, en zo dikwijls in mijn eigen natuurlijk o zo geliefde eretz israel.
Geleerde ortodoxe rabbijnen zullen nu hun eigen vilten hoed opvreten omdat ik niet in Jerusalaïm, noch in maain geliebter heimsjtod Tel-Aviv kaddisj voor je uitspreek, – ten eerste voor een vrouw, en ten tweede dan nog nog in zo’n sjteetel als Locristi-city. Ze moeten dan maar op de komst van Messias wachten.

(Volgt het kaddisj-gebed, in het Hebreeuws-oud Aramees) (anderhalve minuut, maximum) Hierop volgt :

Lieve moeder, main dir mamen,

ik, en zeker mijn zoon Mendel, zullen je missen. Het opsommen van jou goede raad en bekommernis om ons beiden zouden vele, vele, vele bladzijden vullen en teveel om hier op te sommen: ik kan hier dan net zo goed de hele, vuistdikke Kitsjoer Sjoelchan Aroech voorlezen, wat in het Nederlands zoveel betekent als ‘de gedekte tafel’. Want daar hield je wel van : dat wij, met of zonder hoed op onze kop, aan jouw tafel zaten. Achter onze ruggen tikte de klok de tijd weg, maar je zat niet alleen vol van verhalen, maar ook vol van anekdotes. Als ik ooit ‘schrijver’ geworden ben, dan is het wel dankzij jou.

Moeder, je kunt je niet meer verdedigen, ingesloten in jouw kist. Mijn moedertaal is helaas – en je weet heel goed waarom – niet het half Wase dialect van Wâbeke geworden, noch het Gentsch dat ik zo gaarne hoor klappen. Al uw pogingen om mij Frans in te prenten zijn gestrand bij uw eigen geliefde Tante Rachel en Nichtje Françoise uit Walcourt.
Maar dat ik een Bélg moest zijn, en ook blijven stond boven elke discussie.

Lieve Moeder, ik neem afscheid in de taal die ik intussen mijn ‘mamme-losjen’ noem, de moedertaal zoals mij door de tiet van mijn over (!) grootmoeder ingegeven: Jiddisch. Ik dróóm zelfs in die taal.

Mame, zog nit keinmol az du geest dem letzen weeg,
(Moeder, zeg nooit dat je de laatste weg gaat)
Chotsj himlen blaaie-ne farsjste in blooien teeg
(Er is een hemel met een niewe dag)

Vaail koemmen vet noch undzer ois,
gedenkt te sjo. Es vet a poojk toen undzer trit:
mir zaien do !

Foen grinem palmen land
biez land foen sjnee
mir koemen oema mit undzer
paajn, mit undzer veej.
Un voe gefalln ‘s foen
a spjprits undzer blut
sjprtosjen vet dort undzer moet.

Dos lid, Mama, geschrieben iz
mit bloet un nichtsj miet blaaj.
S’iz a lidl fun a fooigl ooif der fraaj.

Mendel en ik zullen altijd van je houden, maar we laten je nu los als a fooigl ooif der fraai. We zullen je kopje graai missen, en natuurlijk ook al jouw zo zachtmoedig bedoelde bemoeizucht. In feite zou je hier, net als mijn kater Poesjkin thuis, geweldig tegen de binnenkant van de kist moeten beginnen kloppen : de telloren staan al klaar en ik laat je binnenkomen.

lieve Mama en Mémé : bééjaila tov, i todda rabba : slaap wel, en bedankt.

Eriek (& Mendel)