Eriek Verpale – Brief aan Jan Haerynck, 11 november 2013

From: Eriek Verpale <eriek.verpale@telenet.be>
Sent: 11 november 2013
To: Jan Haerynck <haerynck@gmail.com>
Subject:

Moat,

alles daar een beetje in orde, in Eeklo over ‘d Yzers ? Ik zit, min of meer nogal ziek, thuis aan bed gekluisterd: verschrikkelijke verkoudheid, en ook grote vermoeidheid en ook regent het hier momenteel stront in Ertvelde, nu ja.

Doktertje is langs geweest die mij beklopt en bevoeld heeft : ik moet het gewoon een beetje ‘kalmer aan doen’ heeft hij gezegd. Jaja. Op mijn bede mij dan toch maar, net zoals vorig jaar rond deze tijd, opnieuw een doosje kalmeer- (of slaappillen, lichtste soort) voor te schrijven, ging hij liever niet in. Hij vindt dat ik dan maar wakker moet liggen, en vooral, zei hij : “Sta op !” Hij voegde er net niet aan toe : sta op, neem uw bed, en wandel !

Nu, ik volg zijn raad gedwee, gewoon omdat er niets anders op zit. Dus lees ik ‘s nachts nu maar de verzamelde werken van de heer Iwan Alexandrovitsj Boenin (de éérste Rus die ooit de Nobelprijs heeft gekregen !) en verder verdiep ik mij in de ongelukkige geschriften van de dichteres Marina Tsjetaeva die zelfmoord heeft gepleegd, en overigens met succes moet ik zeggen.

De winter komt eraan, goeie vriend, de winter.

De meisjes die soms voorbijfietsen hebben hun adembenemende korte pedophylistische rokjes al verwisseld en denderen intussen al voorbij in lelijke lange sportbroeken – meestal gekocht in De Zeeman. Ook mijn eigenste kater Poesjkin is aan zijn ‘winterslaap’ begonnen : slapen, gapen, en ‘s nachts in bed altijd maar meer en meer plaats innemen alsof het zijn bed is, godverdomme. Ook knabbelt hij geregeld aan de bloemenruiker, wat niet erg is – eigenlijk – maar hij trekt soms ook de vaas naar beneden. Zelfs dàt vind ik niet zo’n ramp (vaas met weekend-bloempje staat midden op tafel en valt gelukkig niet op de grond aan barrels), maar achteraf moet ik altijd dweilen en ik hou niet van dweilen, wist je dat ? Hout hakken, de klimop of schapen scheren, mijn mais plukken, noten rapen … het is mij allemaal niet teveel. Maar dweilen godverdomme ! Enfin. (Het ergste is ‘ramen lappen’.)

De paarden, zoals ze er tegenwoordig ‘s ochtends in de mist & in de weide al bij staan te schonken, ontroeren mij fors. De kraaien zijn ook al terug gekomen. Ik léés veel, eigenlijk, maar zie – behalve mijn wrakkige moeder in het rustoord (Kaprijpe) – zo goed als niemand. Ik trek ook niet meer veel aan mijn fluit omdat zoiets op 61-jarige leeftijd langzamerhand (sic !) vervelend begint te worden. Over de Dode Martens schrijf ik je later. Nu moet ik gaan schijten, en vervolgens : koken, eten, afruimen, afwassen.

Jaja, ‘Wilfried’ dus : moge hij, ondanks alles, rusten onder Gods vleugelen, maar zó’n heilige was hij nu ook weer niet. De klootzak (afkomstig uit Sleidinge, een grensgemeente van Ertvelde) was een gerokte en gesponnen Tsjeef, met andere woorden : eigenlijk héél laf.

Tot genoegen, Moat ! En de rest volgt !