Edzard Dideric – Korte geschiedenis (68) van een thema

Een vijftal flakkerende waxinelichtjes in een schemerig zaaltje. Eentje voor elke sessiedeelnemer. Het thema van vanavond: aura’s. Ze zaten in een kring in kleermakerszit op het versleten tapijt, en probeerden zich te focussen zich op wat de in het midden staande Jonas te melden had. Ja, dat de zogeheten beschaving, begon hij zijn referaat, ondanks alle oorlogen en rampen, gestaag bleef voortschrijden, mocht een wonder heten. Voorbeeld? Nou, zo had tegenwoordig ieder mens, arm of rijk, een eigen aura tot zijn of haar beschikking. Alsof het niet om het spirituele ging maar om een concreet bezit, zoals een vervoermiddel, of vastgoed. Iets wat in vervlogen tijden menig voorhoofd zouden hebben doen fronsen. Weliswaar kwamen aura’s ook toen voor, maar dan uitsluitend als verbindend onderdeel van de gezamenlijkheid. Zoals binnen een bepaalde groep of stam waartoe men behoorde. Vandaar ook dat er bij onenigheid met andere groepen of stammen, werd gesproken van botsende aura’s. En daar deze per definitie niet uit vaste materie bestaan, resulteerde dit soms in betrekkelijk onschuldige schermutselingen, waarbij geen vlieg kwaad werd gedaan en geen druppel bloed vloeide. Tot op dag van vandaag kon de oplettende toeschouwer de rudimenten van deze oeroude methode aantreffen. Neem de over en door de hele wereld beoefende teamsporten. Gedurende de wedstrijden hoorde je kreten als “gezonde strijdlust”, “ware teamgeest”, “goede organisatie” et cetera. Het sleutelbegrip gedurende elke wedstrijdbespreking was notabene “opofferingsgezindheid”. Heel logisch trouwens, want als er iets door de eeuwen heen onomstotelijk vaststond, was het wel dat geen mens het in zijn of haar eentje redde.
Goh, zei Carolien, gewaardeerd lid van het plaatselijk volleybalteam, en zo lesbisch als de pest.
Goh, echode haar geadopteerde zus Indira, onwerelds mooi, aartslui, en een ware mannenverslinder.
Een heel verhaal, zei Slaaf, hun weekdierachtige vriend, al weet ik nu al niet meer waar Jonas het precies over had.
Over mijn lijk, verkondigde Bram, illegaal taxichauffeur en sinds zijn vaders dood gokverslaafd. Van zijn bijdrage keek niemand echt op, daar hij deze uitdrukking voor ongeveer alles gebruikte.
Laten we voor het gemak aannemen, sprak Jonas, dat ik als auteur van het betoog, het nog wél weet.
Yes, riepen de zusjes jolig, laten we dat doen!
Wat precies? vroeg Slaaf.
Nou, wat onze Jonas daarnet voorstelde.
Daar sluit ik me voor tweehonderd procent bij aan, verklaarde Slaaf.
Bram vond het plotseling nodig om een boerenzakdoek tevoorschijn te halen en al trompetterend zijn neus te snuiten. Waardoor op het voorhoofd van de meestal onverstoorbare Indira een frons verscheen. Jonas, die haar heimelijk op een voetstuk had staan (vanwege haar zat hij bij de groep) wilde een blik van verstandhouding met haar wisselen. Een blik die echter op raadselachtige wijze van zijn route afweek om, als magnetisch erdoor aangetrokken, haar kruis als eindbestemming kiezen. Door de kleermakerszit was haar rok opgekropen, en vertegenwoordigde een hagelwitte slipje voor hem het licht aan het einde der tunnel. Wat hij, als ze alleen waren geweest, de door de wol geverfde Indira direct in het oor zou hebben gefluisterd.
Aura’s, zei Carolien, wie goed luistert kan ze horen knetteren!
Over mijn lijk, begon Bram weer.
Kortsluiting, constateerde Slaaf.
Sukkel, snoerde Carolien hem de mond.
Jonas beweerde dat het hem niet ontging, dat het betoog dat hij had gehouden, geen van hen ook maar voor een meter boeide.
Bram knikte bevestigend.
Misschien ben ik enige, verklaarde Indira, maar ik geloof wel degelijk dat Jonas ons iets wezenlijks te vertellen had.
Bram, Slaaf en Carolien reageerden hogelijk verbaasd.
Over die aura’s?
Ja. Voor aura’s geldt hetzelfde als voor de liefde. Voelbaar en onomstotelijk aanwezig, al kan je er geen vinger opleggen.
Met uitzondering van Jonas was deze visie voor de anderen veel te subjectief.
Het enige objectieve in de wereld is de dood, stelde Indira vast, en aangezien ik niet dood wil, kunnen dingen me niet subjectief genoeg zijn.
Haar woorden sterkten Jonas’ zelfvertrouwen. Hij beweerde dan ook verguld te zijn met haar bijdrage. De mensen hadden volgens hem zolang het objectieve nagestreefd en naar anderen geluisterd, dat ze hun innerlijke stem niet meer hoorden.
Laat ons opstaan, zei Indira, en gezamenlijk de vleugels spreiden, opdat we kunnen vliegen waar we ook maar heen willen.
Slaaf sprong als eerste overeind, en begon als een vogel met zijn armen te wapperen. Toen even later de rest van de groep volgde, waande hij zich zelfs even hun leider. Dat wil zeggen, tot het moment dat een ruwe bodycheck van Carolien hem deed beseffen totaal ongeschikt te zijn voor die rol.