Edzard Dideric – Korte geschiedenis (64) van de zielenrust

Het was bloedheet en diep in de nacht. Hoewel Erwin inmiddels het complete beddengoed van zich af had geworpen, wilde het met de slaap maar niet vlotten. Starend in ongrijpbaar duister, kwam de ene na de andere vraag bij hem op. Niet dat hij zich ervoor geneerde, maar ze waren veelal te banaal voor woorden. Eentje die er uitsprong, ging als volgt: kan een mens zonder ziel? Er schoot hem het kosmische principe van de ui te binnen. Erwin zag zichzelf meteen zo’n ui laag na laag afpellen. Net zolang tot hij, te midden van de verspreid liggende schillen, betraand en met lege handen bleef zitten. Moest dit niets, deze leegte, de essentie, ofwel de ziel, voorstellen? Anderzijds, wat had een ui gemeen met de mens, niets toch? Voorlopig slotsom: eerst maar eens bij de eigen ziel te rade gaan. En mocht die onverhoopt niet thuis geven, of domweg niet blijken te bestaan, dan was er nog geen man overboord. Het bewees immers dat hij, Erwin, het ook zonder ziel uitstekend redde.
Ziel, ziel, riep hij, zonder veel reactie te verwachten, ik heb een prangende vraag!
Sst, klonk het vermanend, ik ben niet doof!
Luister, hoe kreeg iemand het ooit in zijn of haar malle hersens, dat er überhaupt zoiets als een ziel bestónd?
Omdat hij of zij er door de Schepper op gewezen werd.
Hoe kan je op iets wijzen dat per definitie onzichtbaar is?
Makkelijk zat, God is zelf toch ook onzichtbaar?
Okay. Toch moet ooit iemand de primeur hebben gehad.
Bullshit, hij was er altijd al.
Dus als ik het goed begrijp, ging de ziel aan de mens vooraf?
Ja, dat is trouwens nog steeds het geval.
Dus toen jij bestond al, terwijl ik nog verwekt moest worden?
Zeker weten. Nooit van zielsverhuizing gehoord?
Natuurlijk wel.
Dan zou je moeten weten dat iedere ziel eeuwig en altijd onderweg is. Stel dat jij, waar ik niet naar uitkijk, eerdaags komt te overlijden, dan sta ik per direct op straat, en moet ik voor onderdak als een gek op zoek naar een ander.
Lekker loyaal…
Wat zit je nou te lullen? Ik ben je nota bene trouw tot de dood ons scheidt! Zeg nou zelf, hoe vaak kom je dat tegenwoordig nog tegen?
Bijna nooit meer.
Of de argumenten van de ziel klopten of niet, Erwin was, van het ene op het andere moment, zijn zelfingenomen praatjes totaal zat. Het werd tijd om het over een andere boeg te gooien.
Iedereen kent het gevoel, begon hij, om op televisie om de haverklap dezelfde reclame voorbij te zien komen, zonder dat tot je doordringt over welk product het zich eigenlijk handelt.
Je spreekt in raadselen, sprak de ziel, maar ga verder…
Tot je nietsvermoedend een willekeurige supermarkt binnenloopt en constateert dat het spotje een vloeibaar wasmiddel betreft, dat je al sinds mensenheugenis in de machine doet.
Met welk doel, vroeg de ziel, die nog nooit een supermarkt van binnen had gezien en nul verstand had van wasmiddelen, vertel je me dit?
Omdat reinheid voor de ziel geldt als een eerste vereiste, en ik me serieus afvraag of je daar wel voor honderd procent aan voldoet…
Daarvoor ben je bij mij aan het verkeerde adres.
Oh, zei Erwin, bij wie moet ik dan zijn?
Ga bij jezelf te rade.
Jezus, waar denk je dat ik hier mee bezig ben?
Iedereen, dus ook jij, riep de ziel, is duizendmaal meer geïnteresseerd in zichzelf, dan in mij!
Dus?
Dus laat me alsjeblieft met rust.