Edzard Dideric – Korte geschiedenis (51) van het teveel

Schat, gilde Martha vanuit de huiskamer, moet je horen!
Witold deed het vriesvak en vervolgens de koelkastdeur dicht, en begaf zich met de witbeslagen fles wodka naar de huiskamer.
Momentje schat, zei hij, even mijn glas bijvullen.
Misschien heb je het niet gemerkt, begon ze ongeduldig, maar onze vriend Samuel denkt gewoon teveel.
Martha, hij drinkt al sinds jaren geen druppel meer.
Ik had het over denken, Witold, niet over drinken.
Okay, sorry. Dus jij meent precies te kunnen aangeven waar zich qua denken voor onze trouwe kameraad de grens bevindt?
Weet ik veel, zoiets voel je gewoon op je klompen aan.
Schat, ik vrees dat die klompen hem er juist van zullen overtuigen dat het tegendeel het geval is. Samuel is de laatste om zich door wie dan ook iets te laten wijsmaken. Niet door mij, en door jou al helemaal niet.
Je bent je soms zo onbeschoft zeker van jezelf, verklaarde Martha, dat ik er bijna van moet kotsen.
Witold schroefde op zijn gemak de dop van de fles en schonk zichzelf nog maar weer eens in. Het hield niet op hem te verbazen, hoe een mens het van zoiets ijskouds, warm kon krijgen.
Martha, ben je niet eerder zelf degene die teveel denkt?
Nee, want ik ben er niet zoals hij compleet aan verslaafd.
Witold knikte en sloeg het volgende glas in een keer achterover. Om het vrijwel ogenblikkelijk weer bij te vullen.
Martha, bestaat er echt geen interessanter onderwerp?
Nee. Samuels welzijn baart me werkelijk ernstige zorgen.
Lief van je, alleen nergens voor nodig.
Integendeel, omdat ie zelf absoluut niks in de gaten heeft.
Kom op zeg! Wat wil je nou precies beweren?
Dat ie volledig doordraait.
Bedoel je, zei Witold, alweer nippend van een volgend glas, dat onze vriend, een vaste kameraad in voor en tegenspoed, ze niet allemaal meer op een rijtje heeft? Sorry, maar als je dat nou over mij had gezegd, had ik je misschien nog geloofd ook.
Over jou?
Ja, dat ik misschien degene ben die teveel denkt.
Hè? Sinds wanneer doe je dat dan?
Geen idee, maar in mijn kop kijken kan niemand, ook ik niet.
Waarmee je wilt zeggen?
Dat je niet wil weten wat er zich allemaal onder dit schedeldak afspeelt.
Voor zover ik je ken, zei Martha, staan jouw gedachten staan nog net niet op alfabetische volgorde, maar het zal weinig schelen.
Moet je horen wie het zegt! Je hebt me zelf verteld hoe overgeorganiseerd jij in je jonge jaren was.
Uit onzekerheid mijn beste Witold, al was dat lang voor jouw tijd.
Kende je Samuel toen wel al?
Hallo zeg? Toen wij elkaar leerden kennen, woonde ik nota bene met ‘m samen. Of ben je dat ook al vergeten?
Geenszins, al zou je dat maar al te graag willen, hè?
Het enige wat ik wil, is voorkomen dat Samuel de weg kwijtraakt. Juist iemand als jij, Witold, als zijn beste en oudste vriend…
Martha, dat was destijds wat jullie gelóófden… In werkelijkheid echter, haatte ik hem zo dat ik hem wel kon vermoorden…
Witold, zelfs met betrekking tot mijn gevoelens voor jou, staat er een ding als een paal boven water.
En dat is?
Dat het destijds Samuel geweest is, die me heeft geleerd waar mijn prioriteiten lagen.
Waar hij tegenwoordig zelf nauwelijks meer toe in staat is, begrijp ik uit je verhaal.
Klopt, hij is bezig zich letterlijk dood te denken.
Klinkt hard, verklaarde Witold, maar het betekent dat het probleem zich min of meer als vanzelf op zal lossen.
Ze wierp hem een meewarige blik toe. Hij tilde de fles op en hield hem schuin tegen het licht.
Nog net een bodempje, Martha.
Met de mededeling dat ze het niet te laat wilde maken, want de volgende ochtend vroeg op et cetera, hees ze zichzelf met enig misbaar overeind om naar de slaapkamer te vertrekken.
Welterusten, klonk het mat.
Het gemak waarmee ze hem van het ene op het ander ogenblik liet barsten, zou Witold allang niet meer moeten verbazen, en toch deed het dat ook nu weer, voor, wie zal het zeggen, de honderdduizendste maal?