Edzard Dideric – Korte geschiedenis (17) van de dichtkunst

Gedurende de best wel euforische beginjaren van de aarde stond de schepping geheel en al in het teken van de poëzie. Zonder de dichtkunst kon geen bloem bloeien, geen vogel zingen, geen rivier stromen en bleven alle regenbogen kleurloos.
Helemaal fantastisch toch, zo’n door en door bezielde wereld? Nou, die mening bleek dus niet iedereen te zijn toegedaan. Want op zekere dag meldde zich een actiegroep, die al deze lyriek als je reinste bedrog betitelde. Pure zinsbegoocheling was het volgens hen. Uit recent onderzoek bleek bovendien dat deze zogenaamde “totale” poëzie leidde tot een levenslange verslaving, met een ermee samenhangende sterke vermindering van de waakzaamheid. Met alle gevolgen van dien. Te meer daar zich achter de wonderschone klanken en oogverblindende beeldspraak, kwaadwillende machten verscholen, met slechts één doel voor ogen: te knagen als bevers, aan de pijlers van de samenleving. Ja, het was klaar als een klontje: de mensheid werd door ingenieuze metaforen en rijmelarij een rad voor ogen gedraaid. Doch niet getreurd, want er was nog tijd om iets tegen het dreigende onheil te ondernemen.
Hoe dan?
Door mee te helpen en op die manier te voorkomen dat de maatschappij aan deze “verdichting” ten onder ging.
Op welke manier?
Door bij de les te blijven.
Ja, maar wat houdt “bij de les” precies in?
Nou, dat iedereen vaker gebruik gaat maken van werkelijk functionele taal.
Goed, maar…
Wat de lyriek gaandeweg naar de achtergrond zal doen verdwijnen, waardoor er plaats vrijkomt voor nuchter en begrijpelijk proza.
Aha, zeiden de toehoorders, bij wie vooral het woord “nuchter” leek aan te slaan.

Toen het voorgaande gebeuren de muze van de poëzie ter ore kwam, kon ze het in eerste instantie nauwelijks geloven. Compleet uit de duim gezogen aantijgingen, aperte leugens, plus een regelrechte aanval, klopte dat echt? Allemachtig zeg, laaghartiger kon gewoon niet. Het speet haar oprecht, maar dit kon ze absoluut niet op zich laten zitten. Met als gevolg dat ze zich gedwongen zag over te gaan tot een extreme koerswijziging: voortaan zou het “autonome” in de poëzie de enige leidraad zijn. Want door het gedicht te beperken tot de uitleg, deed men het niet alleen tekort, nee, het was ronduit misdadig. Hoe knap sommige verklaringen ook in elkaar staken, uiteindelijk beroofden ze het gedicht van zijn vrijheid. Waardoor het gebruikt kon worden voor propagandistische en andere oneigenlijke doeleinden, of als het toevallig zo uitkwam domweg onschadelijk kon worden gemaakt. Typische vragen als, wat is poëzie of wat is kunst, werden even zinloos als overbodig. Om dezelfde reden sprak het voor zich dat iedere goedbedoelde poging tot het beantwoorden ervan, eveneens verspilde tijd en moeite was.
Van de kant van de poëzie bekeken was dit alles geen onbegrijpelijke reactie, maar om er nu ook meteen vanuit te gaan dat er van de dichtkunst überhaupt niks te snappen viel, ging de meeste mensen toch iets te ver.