Edzard Dideric – Korte geschiedenis (121) van een topdag

Wie had dat kunnen bedenken, verklaarde Arko.
Wie, vroeg de naast hem liggende jongedame die hij bij de strandafgang had opgepikt, had wát kunnen bedenken?
Dat ik op een stralende dag als deze met een verblindende schoonheid als jij naakt in het zand zou liggen.
Waarschijnlijk geen hond, klonk het spottend, hier schiet de verbeelding ernstig tekort.
Weet je, ging hij verder, toen ik vanmorgen de gordijnen opzij schoof en uit het raam keek, heb ik subiet al mijn afspraken geschrapt.
Logisch, in jouw plaats zou ik ook geen seconde geaarzeld hebben.
Voor zover je die had, bedoel je?
Wat?
Afspraken.
Oh, absoluut.
Maar die had je niet?
Nee. Nou ja, eentje. Al was ie redelijk vaag.
Met wie, als ik vragen mag?
Met mijzelf, als ik me goed herinner.
Met welk oogmerk?
Om met een manspersoon relaxt op het naaktstrand te gaan liggen.
Zoals nu, met mij?
Bijvoorbeeld ja.
En dat zou los van de weersomstandigheden sowieso plaats hebben gevonden?
Ik vrees van niet. Het stond de avond tevoren op teletekst.
Wat?
Dat als de voortekenen niet bedrogen er weleens sprake zou kunnen zijn van een topdag.
Dan zaten ze er bij wijze van uitzondering niet ver naast.
Nee, dat lijkt me duidelijk.
Arko slaakte een zucht en sloot zijn ogen.
Twee vissen op het droge, hoorde hij naast zich mompelen, in hun blootste blootje.
De vrouw op haar rug, preciseerde hij, de man op zijn buik. Volledig op elkaar uitgekeken, zou een toevallige passant denken.
Oh? Volgens mij zijn we hier de enige aanwezigen.
Ja, omdat het seizoen nog moet beginnen.
Hoezo? Kan ook dat het allang begonnen is…
Er kan zoveel, zei hij.
Overigens best verslavend, klonk het naast hem.
Verslavend?
Ja, die zon.
Hoezo verslavend?
Omdat we niet zonder kunnen.
Arko begon over gasvormige lichamen.
Wat voor lichamen?
Zo vluchtig als de pest.
Dus?
Kan het zomaar ineens afgelopen zijn met de mens.
Nou, dat kon volgens haar echt nog wel even duren. Dat gingen zij beiden echt niet meer meemaken.
Wie zegt dat?
De wetenschap.
Die beweert ook dat de mens tegenwoordig met gemak de tachtig haalt.
Wou je dat dan ontkennen of zo?
Ik heb er heel wat eerder de pijp zien uitgaan.
Ja, maar gemiddeld niet.
Er bestaan geen gemiddelde mensen.
D’r ligt er hier eentje naast je.
Dat mocht je willen.
Weet ik veel. Oog in oog met het einde ga je dingen vanzelf anders zien.
Hoe anders?
Als een totaal. Waarbinnen we geen reet voorstellen.
Hoopgevend nieuws zeg, op een schitterende dag als deze.
De waarheid liegt niet, enzovoort.
Enzovoort?
Enzovoort.
Hier stokte het gesprek. Arko begon een kuiltje in het zand te graven.
Snode plannen?
Holletje voor mijn mannelijkheid.
Niet een beetje ruim?
Beter dan te krap.

Het geruis van de branding bleek de conversatie te hebben overgenomen. Arko, die nog altijd op zijn buik lag, draaide zich langzaam om. Zo op het eerste oog leek er weinig veranderd te zijn. Okay, misschien stond de zon iets hoger aan de hemel. De plek naast hem was leeg. Had hij, schoot het door hem heen, haar naam moeten vragen? Eigenlijk wel. Al zou ze vermoedelijk geweigerd hebben hem die te vertellen.