Edzard Dideric – ESOPET (ofwel beestachtige fabels & fabelachtige beesten): HET PAARD EN DE EZEL (44)

Een ezel botst tegen een paard met een goudbeslagen tuig op.
“Heb je verdomme mijn schitterende uitrusting niet gezien?” zegt het paard. “Je mag blij zijn dat ik je geen schop geef. Waarom loop je me voor de voeten? Had me netjes laten voorgaan, dan was dit leed me bespaard gebleven.”
“Excuses meneer,” zegt de ezel, “maar het kwam door mijn zware lading!”
Onderwijl denkt hij: een dergelijk arrogantie, zou afgestraft moeten worden.
Even later begint het paard te kreunen van de pijn en wordt het ziek. Terwijl zijn krachten wegvloeien wordt hem opgedragen een mand met mest te dragen. De ezel kijkt lachend toe.
“Is dat je borstriem?” vraagt hij spottend. “Van welk toernooi kom je? Waar is je schoonheid gebleven? Van al je praatjes, is nog maar weinig over.”
Iemand die zichzelf geweldig vindt, moet zich een beetje inhouden. Vergeet niet dat na het zoet meestal het zuur volgt.