Edzard Dideric – ESOPET (ofwel beestachtige fabels & fabelachtige beesten): DE WOLF EN DE HOND (64)

Een wolf komt in het bos een hond tegen.
“Zeg, hoe kom jij,” zegt de wolf, “zo vet en volgevreten?”
“Omdat ik enorm goed kan waken,” zegt de hond. “Er zijn al heel wat dieven voor me op de vlucht geslagen. Bovendien zijn de baas en zijn kinderen dol op me. Ze geven me vleesresten en de vette kluiven. Het is gewoon een kwestie van in het gevlij weten te komen. Dan volgen de lekkere hapjes vanzelf.”
“Goh, ik wou dat ik zo’n luizenleventje had,” zegt de wolf.
“Weet je wat? Kom gewoon met mij mee naar huis.”
“Akkoord.”
En daar gaan ze.
Onderweg vraagt de wolf waar de ring voor dient die de hond aan zijn halsband heeft hangen.
“Zal ik je vertellen,” zegt de hond, “soms word ik vastgeketend, omdat het me feller schijnt te maken.”
“Oh, op die manier,” zegt de wolf. “Nou, blijf maar mooi genieten van je weelde, mij lijkt het niks. Ik kan tenminste gaan en staan waar ik wil. Het mag bij mij niet altijd feest zijn, toch weet ik om de zoveel tijd wel een of andere prooi te verschalken. Nee, ik zou voor geen goud met je willen ruilen.”