Edzard Dideric – ESOPET (ofwel beestachtige fabels & fabelachtige beesten): DE WOLF, DE VOS EN DE HERDER (48)

Uit angst van honger om te komen heeft de wolf heeft voor veertig dagen voedsel naar zijn hol gesleept. Als Reinaert ervan hoort, begeeft hij zich onmiddellijk naar het wolvenhol.
“Moge God jou en je huisgenoten welgezind zijn,“ zegt hij. “Ik heb je al enige tijd niet buiten heb gezien, en vroeg me af wat je mankeerde. Mijn beste, wat schort eraan?”
De bedoelingen van de vos, worden door wolf meteen doorzien.
“Je bent vals en kwaadaardig,” zegt hij, “dus kom je hier niet uit bezorgdheid. Je probeert gewoon op een slinkse manier bij mijn voorraad te komen.”
Woedend maakt Reinaert zich hierop uit de voeten. Tot hij onderweg een herder tegenkomt.
“Luister,“ zegt hij, “zou je het fijn vinden als ik je een gemene dief wijs, die al heel vaak dieren van je kudde heeft gestolen?”
“Uiteraard vind ik het fijn,” zegt de herder, “dat je me wilt helpen.”
“Zijn hol bevindt zich tussen twee lindebomen,” zegt de vos. “Je zal er alles aantreffen wat je zoekt.”
Niet veel later kruipt de herder op zijn buik het hol binnen, en begint vervolgens de complete inhoud naar buiten te duwen. Waar Reinaert klaarstaat om het met de grootste pret te verorberen.
Kort hierna raakt de vos echter dodelijk gewond door een hond.
“Helaas,” zegt hij, “omdat ik vals en kwaadaardig was, is het mijn verdiende loon.”
Deze fabel is bedoeld voor slechteriken. Opdat het tot hen doordringt dat geen kwaad onbestraft blijft.