Edzard Dideric – ESOPET (ofwel beestachtige fabels & fabelachtige beesten): DE SLANG EN DE MAN (34)

Een slang bezoekt regelmatig het huis van een arme man, om zich ter plekke te voeden met de van de tafel gevallen kruimels. Later, als de man rijkdom heeft vergaard, laat hij zich van zijn slechtste kant zien, en slaat hij voor de lol de slang met een bijl. Weer later, als hij al zijn bezittingen heeft verloren, denkt hij bij zichzelf: door die slang zo te mishandelen, verviel ik opnieuw in armoede. Dus probeert hij het dier te paaien.
“Het spijt me ontzettend,” zegt hij, ”dat ik je zoveel pijn gedaan heb. Wil je het me alsjeblieft vergeven?”
“Omdat het je spijt,” zegt de slang, “wil ik de harde klappen nog wel vergeten, maar de littekens die eraan herinneren, zullen altijd blijven.”
Beschadigde vriendschap wordt nooit meer als vroeger. Al betuigt een voormalig vijand nog zoveel spijt, er blijft altijd iets van wrok en haat hangen.