Edzard Dideric – ESOPET (ofwel beestachtige fabels & fabelachtige beesten): DE BETRAPTE WEZEL (41)

Een wezel heeft een muis gevangen. Op zijn beurt vangt de heer des huizes de wezel en begint hem de nek om te draaien.
“Genade,” kermt de wezel, “omdat ik al uw muizen opgevreten heb, zou u me juist dankbaar moeten zijn.”
“Dankbaar?” zegt de man, “het moet niet gekker worden! Je deed het niet voor mij maar voor jezelf. Door die muizen bleef er voor jou gewoon te weinig voedsel over. Dus denk maar niet dat je van mij genade kan verwachten.”
Men verhult vaak het eigen belang, door de dingen zo voor te stellen dat het lijkt of het alleen maar gunstig voor de ander is.