Don Duyns – De jaren twintig!!

Inleiding

Don Duyns (1967) behoort tot een generatie van theatermakers voor wie het schrijven van een toneelstuk samen gaat met het maken van een voorstelling. Een tekst ontstaat in de maanden voorafgaande aan een premiere, vaak in samenspraak met de acteurs die het stuk gaan spelen. En het stuk is pas af op de dag dat de voorstelling af is – zeven van de elf teksten in deze bundel zijn dan ook door Don Duyns zelf geregisseerd. Maar Duyns neemt deze verschillende taken niet op zich omdat hij zo graag een allround-theatermaker wil zijn, het komt voort uit een praktische noodzaak. ‘In Nederland is zo ongeveer de enige manier om als toneelschrijver een stuk gespeeld te krijgen, het zelf te ensceneren’, schreef hij een paar jaar geleden in ‘Conflict? Welk conflict’, een artikel over toneelschrijven. ‘Aanvankelijk wilde ik toneelschrijver worden, maar toen ik merkte dat dat niet echt opschoot ben ik zelf mijn eigen stukken gaan regisseren; met als bijkomend effect dat ik nu vooral als regisseur opereer, terwijl ik me in mijn diepste wezen toneelschrijver voel.’
Het gaat niet zo ver dat Duyns ook nog zelf z’n stukken speelt. In uiterste nood wil-ie nog wel eens invallen. Wel staat hij op het toneel in de groepsstukken van GROWING UP IN PUBLIC, het theatercollectief waar Don Duyns zich sinds 1994 bij heeft aangesloten. Jaarlijks brengt dit collectief een gezamenlijke produktie uit waarin de vier leden allemaal op het toneel staan. Afgelopen seizoen was dat The Waste Watchers, een voorstelling over eten en religie. Een erg mooi moment in deze voorstelling was een confrontatie tussen Duyns en danser/choreograaf Feri de Geus, die zich voor deze ene produktie bij GROWING UP IN PUBLIC had gevoegd. Duyns ontfermde zich over de erwtensoep die was overgebleven uit een vorige scene. Hij verzamelde de halflege kommen en ging er eens lekker voor zitten, aan een tafel vlak voor het publiek. Doodgemoedereerd schraapte hij de kommen leeg, en at vervolgens de soep op die nog in het pannetje zat. Feri de Geus begon te dansen, vlak voor de tafel waaraan Duyns zat te eten. Tussen de elegante, atletische danser en de boertige erwtensoepeter ontstond een gevecht zonder woorden, wat Duyns vreemd genoeg op punten won. Terwijl de danser zich aan hem toonde in al zijn schoonheid en kracht, at Duyns onverstoorbaar door. Als De Geus vragend tegen zijn tafeltje aan danste – vragend om aandacht, een goedkeurende blik, een gulden misschien voor een kopje koffie – wuifde de erwtensoep-eter hem weg als een lastige vlieg. Of hij deed met één luie hand het gefladder van de bewegelijke danser na, terwijl hij met pretogen het publiek in keek. Het was een veelzeggend beeld, wreed en ontroerend tegelijk. Zie de mens, leek Duyns met zijn hele roerloze verschijning te zeggen. Zie de dikke mens, de inhalige mens, de egoïstische, slechte, verrotte mens, die zich neerlegt bij het uitdijen van zijn lichaam en zich volstopt tot hij van verzadiging uit elkaar valt. Maar zie ook hoe hij zichzelf is als hij eet. Hoe hij één is met zijn natuur, zijn eigen eco-systeem van eten en uitzetten en zo dadelijk afscheiden. Hoe sterk hij is, omdat hij niemand nodig heeft en het reuze gezellig weet te maken voor zichzelf.
Die scene uit The Waste Watchers bevat twee elementen die je in het toneelwerk van Don Duyns vaker tegenkomt. Verrotting en gezelligheid. Verrotting, dat is in het theater niks nieuws. Hamlet had het daar al over. Die vergeleek de vergankelijkheid van het vlees met het kwaad dat in de mensen woekert en dat even onstuitbaar is als het fysieke verval dat ons allemaal staat te wachten. Dat willen we natuurlijk liever niet weten, en al eeuwenlang zijn het de toneelmakers – met hun wormstekige decortjes, hun schimmige personages en hun lijken in de kast – die proberen ons aan die waarheid te herinneren. Zo ook Don Duyns. ‘Veroveraar Worm’ heet in Wormrot (1989/90) het beest(je) in de mens dat zich een weg vreet door het zachte brein. En: ‘De domheden kruipen als maden uit zijn mond’, luidt een willekeurige zin uit Moord op kale man (1991). In Dik, Abe, Johnny en Hansje, een stuk over vier Hollandse helden, heeft Duyns van het ondeugende dikkerdje Dik Trom een eenzame, gefrustreerde dikzak gemaakt. Hij vergreep zich aan een meisje en nu wordt er over hem gepraat, maar volgens Trom geven die praatjes aan ‘dat er iets mis zit in de hoofden van die mensen! Dat daar de schimmel zit, de worm.’ Bij die vergelijking tussen fysieke en mentale verrotting gaat het Duyns vooral om het beeld van de woekering, de overvloed. En daarmee plaatst hij zich in deze tijd van over-informatie en over-consumptie. ‘Denkkanker’ noemt De Jonge Denker in De Jaren Twintig!! (1991) het voortmalen van zijn hersenen, die non-stop betekenis verstauwen zoals het menselijke gestel voedsel eist om te verteren. ‘Je hersens kunnen maar zo en zo veel informatie bevatten’, zegt de Eerste Broer in Kadavercantate, ‘anders barst je kop open en komen je denkdarmen naar buiten.’
Van malende hersenen en malende kaken hebben veel personages in de stukken van Don Duyns last. Dat heeft niet alleen te maken met die angstaanjagende woekering. Malende kaken horen ook bij gezelligheid. Het belang dat Duyns hecht aan dit onvertaalbare begrip, maakt hem tot zo’n unieke, specifiek Hollandse schrijver. Gezelligheid, dat kende Hamlet niet in zijn grote Deense kasteel. De veiligheid van de huiselijke rituelen, de vertrouwde ordening van de gedekte tafel, van de triviale spulletjes en dingetjes die de mens om zich heen verzamelt. De Hondenbaas die in Kadavercantate een stukje zachte grond zoekt om zijn dode hond te begraven, verlangt naar zijn chocolademelk en zijn postzegelverzameling. Een van de drie bejaarde vrouwen uit Ouderdomsvlekken verheugt zich ruim van te voren al op haar favoriete soapserie op televisie: ‘Zet de koekjes klaar – en de limonade – we mogen niets missen.’ Voor Johnny Jordaan uit Dik, Abe, Johnny en Hansje zijn het de ‘leuke persjes op de grond’ en ‘mooie porcelijnen beeldjes’. ‘En die dingen, erg gezellig, daar leef ik voor.’ In Er hangt een man aan de lamp in de keuken (1994) is de enige zekere factor binnen een spel van wisselende identiteiten de huisvrouw die staat te roeren in een reusachtige pan soep met echte balletjes – gezellig ouderwets.
Gezelligheid neemt in de stukken van Don Duyns zo nu en dan de vorm aan van regelrechte terreur. Het vrolijke gekwetter van de parkieten in De ziekte die muzak heet, door het echtpaar in huis genomen ter opvulling van de leegte die hun verdwenen zoon achterliet, verwordt volgens de regie-aanwijzingen in de loop van het stuk tot een oorverdovend mechanisch gepiep. Maar het zou te simpel zijn om te zeggen dat zijn stukken een aanval zijn op de gezelligheidsterreur. Wat Duyns onderscheidt van schrijvers als Thomas Bernhard en Gerardjan Rijnders, is de liefdevolle precisie waarmee hij die gezelligheids-rituelen beschrijft. Zonder een spoor van cynisme. Gezelligheid is bij Don Duyns geen metafoor voor een bekrompen burgerlijke moraal, het is het broodnodige houvast voor al die malende, uitdijende, uit elkaar vallende personages. Het is een starre valkuil waarin de passie van het verliefde stel uit Babylotion kan verstikken, maar ook een toverwoord waarmee dreigende chaos in een oogwenk kan worden bezworen. En waarmee de dwalende mens zich – al is het maar voor even – ongecompliceerd kan verbinden met zijn naaste. Zo schuiven de acteurs/personages aan het eind van het grillige, gefragmenteerde toneelstuk De ziekte die muzak heet onverwacht knus aan bij het publiek. Ze bedanken voor de gezellige toneelmiddag. ‘Misschien treffen we elkaar nog eens bij een andere gelegenheid. Dat zou gezellig zijn. Maar voor vandaag is de koek op.’
Die nadruk op dagelijkse dingen zoals eten en gezellig doen, geeft de stukken van Don Duyns een zeker nuchterheid mee. Hoe groot de vlucht ook is die de verbeelding neemt, hoe diep de angsten zijn waarin de personages wegzakken – uiteindelijk staat gewoon de koffie weer op tafel met een lekkere koek erbij. ‘Idealen’ is de titel van de scene uit De Jaren Twintig!! waarin drie personages discussiëren over hun ideale wereld. Hun gesprek wordt beheerst door een kwestie die net zo nijpend is: er moet iemand naar de bakker voor een halfje wit, want in de trommel ligt nog maar één beschimmeld sneetje brood.

Dagelijkse dingen, dat is waar de personages in de stukken van Don Duyns zich aan vasthouden. Want dat zijn vaak schimmige, nauwelijks omlijnde figuren. Soms bestaan ze uit niet meer dan wat schijnbaar stuurloze oprispingen van gedachten en gevoelens, schimmen die verschenen zijn in het voortmalende brein van de schrijver. Van een dialoog is meestal geen sprake, ze nemen gewoon om beurten het woord, en voeren hoogstens een schijnconversatie vol spraakverwarringen en gedachtensprongen. ‘Ik ben meer bezig met ritme, klank, stilte; dan met de psychologisch correcte weergave van “personages”’, schreef Don Duyns in zijn artikel over toneelschrijven, ‘eigenlijk geloof ik helemaal niet in personages, als ik heel eerlijk ben, alleen maar in acteurs die stem geven aan bepaalde mededelingen, aan bepaalde klanken die in mijn hoofd zijn opgedwarreld, hoe verwarder, wreder, absurder; hoe beter.’
De dagelijkse dingen en huiselijke handelingen geven een concreet tegenwicht aan de ongrijpbare wereld van gedachten, herinneringen, angstvisioenen en emoties waardoor de personages van Duyns worden overvallen. De Kookbijbel, Hans van der Togt, Ada Kok, Driekruidensoep, René Froger, Hennie Stoel, Pedigree Pal, de Workmate, de hamburgergigant, Lingo – het zijn geruststellend herkenbare bakens in een woelige zee van woorden. Soms geeft die woordenstroom uitdrukking aan een innerlijk leven van een personage. Maar dat duurt nooit lang. Voor je het weet kringelen de woorden weer om de zichtbare, dagelijkse dingen. ‘Aan alles wat ik zie – geef ik een naam’, zegt de man uit Babylotion als hij is ontsnapt aan de spanning binnenshuis. En wat volgt is een opsomming van wat hij op straat tegenkomt.
Die opsommingen van woorden zijn kenmerkend voor Don Duyns. Hij maakt daarmee de woorden tot dingen, tot concreet materiaal dat mensen omringt en ondersteunt. Soms zijn daar ouderwetse woorden bij, stevige Hollandse woorden waarmee Hollanders groot zijn geworden, en die Duyns nu gebruikt als bouwstenen voor zijn teksten. ‘Dat wat lompe karakter van de Nederlandse taal (met al z’n ch’s, k-klanken en afgeknauwde uitspraak) komt mij als schrijver goed uit. In mijn werk zet ik de ene zin “haaks” op de ander, als de timmerman bij een bepaalde houtverbinding.’

Wat in de chronologie van de teksten opvalt is de toenemende leegte tussen de woorden. Die leegte, of stilte, was er altijd al. In de witregels tussen de korte fragmenten waaruit stukken als Wormrot en De jaren twintig!! bestaan. Of als nadrukkelijk onderwerp van gesprek, zoals in De ziekte die muzak heet. In de proloog van dit stuk, getiteld Omtrent de stilte, geeft een acteur een demonstratie van een stilte. ‘Let op … Zo! Dat was ‘m weer, weer zo’n schitterende stilte.’ Ook in Vrouw alleen, de meest recente tekst in deze bundel, wordt er een stilte in acht genomen, maar veel minder demonstratief, meer uit een innerlijke behoefte. Stilte is in de latere teksten van Duyns een vanzelfsprekend element, het wit kruipt in de zinnen, tussen de woorden, en zelfs tussen de letters. Het is tekenend voor de inhoudelijke ontwikkeling die Duyns als toneelschrijver heeft doorgemaakt. De jaren twintig!! is een snel gemonteerde, bontgekleurde lappendeken, het is een alfabet van een tijdsgeest. Babylotion, een van zijn laatste stukken, eindigt ook met een alfabet, maar nu gebruiken de personages de rij letters voor een diepere noodzaak: om zichzelf opnieuw te definiëren. Ze beginnen met een schone lei, en proberen zich met het alfabet opnieuw uit te spreken tegenover zichzelf, elkaar en de wereld om zich heen.

Marijn van der Jagt

De jaren twintig!!
of:
Waar moeten we ons nu nog tegen verzetten?
of:
Moeten we ons nog wel verzetten? (1991)

‘Wij leven in het tijdperk van ‘je lekker voelen’: er is geen waarheid en geen leugen meer, geen cliché or creatieve inspiratie, geen schoonheid en geen lelijkheid, maar een eindeloos palet van genoegens, allemaal verschillend en allemaal gelijk. De democratie betekende dat allen toegang hadden tot de cultuur; voortaan laat zij zich omschrijven als het recht van iedereen op de cultuur van zijn keuze (of om zijn impuls van het ogenblik cultuur te noemen).’
(Alain Finkelkraut, ‘De ondergang van het denken’, p. 112)

‘Het wonderlijke van onze tijd is dat de chronologie verdwijnt. Frequentie en herhaling zijn de nieuwe toverwoorden.’ (Bril & Van Weelden, ‘Arbeidsvitaminen’, p. 461)

Inhoud

Aanvang
Bijstand
Citaat
Dertig
Egoïsme
Fragmentatie
Grand Café-generatie
Hartenbloed
Idealen
Jonge Denker
Kladderadatsch
Liefde
Minimal Brain Damage
Narcisme
Oorlog
Proleten
Poëzie
Question & Answer
Religie
Safe-Seks
Train, Train
Ubermensch
Vriendschap
Wensdroom
Xerox
Yoga
Zestig

Zoals Frank Zappa al zei: ‘Deze wereld gaat aan nostalgie ten onder.’ [pagina 60]

De voorstelling speelt zich af in een Grand Café.
Groot, leeg, licht, geroezemoes.
Zo nu en dan flarden muziek.

Aanvang

(Zes acteurs/actrices zitten op stoelen. Staren naar het publiek, naar elkaar of naar zichzelf. ‘Nothing Compares To U’ van Sinnead O’Connor wordt gedraaid. Het licht neemt enigszins in intensiteit toe.
In een luie stoel zit iemand met een afstandsbediening, die de hele voorstelling door zal blijven ‘zappen’, d.w.z. steeds andere kanalen op een gereedstaand (of hangend) tv-toestel inschakelen. Het meest kijkt deze persoon naar MTV. Voor het toneelspel heeft hij geen oog. Ook na het applaus zal hij blijven zitten, tot ook de laatste toeschouwer het theater verlaten heeft.)

Bijstand

FUNDAMENTEEL NIHILIST
Goedenavond….
mijn naam is
(Naam acteur/actrice)
Sinds m’n vijftiende
heb ik niets meer gedaan
helemaal niets
en daar ben ik trots op,
m’n dagen breng ik door
met slapen en MTV kijken
’s nachts ga ik uit;
de Roxy, de Mazzo, de It
allemaal geen reet aan
eigenlijk, in feite,
maar je moet toch wat…

Intiem contact
met andere lichamen
dat zie ik eigenlijk
überhaupt helemaal
niet zitten…

Mag ik me even voorstellen:
een lid van de Niks-generatie
‘the lost generation’;
volgens een bekende
niet al te getalenteerde
actrice
zijn mensen van mijn leeftijd
burgerlijk
en misschien is dat ook wel zo
wat betekent een term als
‘subversief’ tegenwoordig nou nog?

Ik hoor bij de coma-generatie…
de generatie
zonder ruggegraat
zonder idealen
zonder ideeën
(ik ben) een slappeling
een nietsnut
een worm
een luiwammes
een a-seksuele klaploper,
een man zonder eigenschappen,
slechts geboren om te sterven,
aangenaam.

Citaat

(Iemand spreekt iemand anders aan)

jij ook hier wat leuk wil je iets drinken kom je hier wel vaker?
– nee, dit is de eerste keer
– goh wat gezellig zeg hoe gaat ’t met je gaat het goed hoe gaat het met je?
– goed het gaat goed
– gelukkig daar ben ik blij om met mij gaat ook alles goed ben ik ook blij om zeg
wat doe je tegenwoordig doe je iets wat doe je tegenwoordig?
– ik zit in de kunst.
– oja? wat leuk in de kunst goh ik had een achterneef die was schilder maar die heeft zichzelf een kogel door de kop gejaagd zit jij ook in de schilderkunst of niet of wel?
– nee ik zit in de theaterkunst
– in de theaterkunst! god wat leuk heb ik ook altijd gewild in de theaterkunst acteur
ben je acteur?
– euh… ja
– goh wat leuk heb je werk zal wel niet er is weinig werk he jammer maar toch een leuk beroep
– ja, ik heb werk
– goh wat leuk toch een baantje wat dan waar dan bij wie dan?
– ik werk in een discotheek, als uitsmijter
– goh, nou… dat is in ieder geval in de richting
– ja…
– zeg ik moet weer verder leuk je gesproken te hebben enne… misschien zie ik je
wel een keer op tv
– zou kunnen
– dan kan ik zeggen: die ken ik, haha! tot ziens!
– tot ziens…

Dertig

DERTIGER
Tussen de wal en het schip
heb je altijd nog een heel
smal strookje water; daar
drijven wij op, wij dertigers,
wij die overal buiten vallen.
We dragen gekleurde schoenen
en doen gel in ons haar, maar
we zijn niet jong meer.
We dragen pakken met dassen
en schoenen van Clarks, maar
we zijn nog niet oud genoeg.
Op het smalle strookje water
tussen wal en schip weten wij
ons nog net in leven te houden,
tot we zinken.

Egoïsme

‘Ze zeggen dat ik
heel erg op mezelf
gericht ben maar
dat vind ik zelf
helemaal niet want
ik
heb het helemaal
niet zo vaak over
mezelf
ik vind mezelf
helemaal niet zo
interessant
ik ken wel
interessantere mensen
dan mezelf
en dat meen
ik, ik
hou van mezelf
dat is toch
niet verkeerd
dacht ik, ik
kan me vergissen
maar dacht ik niet
ik niet
niet ik.’

Fragmentatie

(Een aantal mensen praat langs- en door- elkaar heen)

A
Jongens, ik ben op ’t moment heel erg met film bezig. Bunuel, Fellini… Bunuel, je weet wel.

B
Iedereen is tegenwoordig zwanger.

C
Dat komt omdat wij ouder worden.

A
Ik droom van nonstopvideoperformances.

E
Ik vind Van Kooten en De Bie nu echt passé.

F
Hoe voel je je in je vel? Heb je wel’s hapkido geprobeerd?

A
Als het maar kunst is, dan is het goed.

G
Dus ik zeg, zeg ik: dat heb ik nooit gezegd.

B
Ik vind het smerig, zo’n dikke buik. Net ’n walrus.

E
De artiest moet tegenwoordig eerst en voor altijd zakenman zijn. Kijk naar Rob Scholte, kijk naar Jef Koons, kijk naar Van Gogh.

B
Je ziet het overal om je heen; zwangere vrouwen.

G
Maar hij zegt, zegt-ie: wat wil je dat ik zeg?, zegt-ie, dus ik zeg: wat zeg je nou helemaal? Wie denk jij eigenlijk dat je voor je hebt?

F
Seks met dieren, heb je dat wel’s geprobeerd? Werkt heel bevrijdend.

A
Het mooie van samplen is dus dat je niks zelf hoeft te verzinnen. Live-muziek is absoluut voorbij.

C
Hoe ouder we worden, hoe meer we zwanger worden.

B
Ik zou abortus doen. Absoluut. Hoppa, die breinaald erin.

F
De zomer van ’77 herinner je je die nog? Een zomer vol liefde en aandacht voor elkaar.

A
Je kan er stinkend rijk mee worden.

C
Maar denk eens aan de morele implicaties.

E
Na je dertigste gaat het bergafwaarts. Kijk maar naar Gert Berg, Jef Koons, kijk naar Peter van Ingen.

G
Dus ik zeg, zeg ik, ik zeg: bekijk’t maar! Ja toch?

A
Stijl dat is alles. Stijl dat is niks. Allemaal waar.

F
En als je me dan vraagt: wat hebben de mensen tegenwoordig nog voor elkaar over dan moet ik helaas zeggen: niets, niets, niets.

A
The message is the medium. Ook waar.

B
Hoe zou mij dat staan, zo’n dikke buik?

C
Niet zo mooi, denk ik. Je hebt geen draagheupen.

E
De figuratieve schilderkunst is weer helemaal terug.

D
Beetje hoofdpijn. Hier links, ja. Voorhoofdsholte.

G
Kijk, je kan alles tegen mij zeggen, maar op die manier hoeft ’t voor mij niet meer, niet dan?

E
Landschapsschilderen, ook weer helemaal terug.

D
Zo’n stekende pijn die optrekt vanuit de nek.

F
Probeer prikkelmassage. Ook heel goed voor je Yin en Yang.

C
En wat moet een kind op de huidige wereld?

B
Precies. Alles gaat naar de kloten.

A
Ik ben weg. Moet nog naar ’t documentairefestival.

D
Gut, wat lullig van die vaas.

F
Waar moeten ons nu nog tegen verzetten?

G
Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks. Zeg ik.

E
Word je nou lelijk als je gelooft of ga je geloven als je lelijk bent?

B
Ik vind het niks hoor, die condooms. Die geur van verbrand rubber.

F
Werken met maskers kan ook heilzaam zijn.

D
Geld is macht. Ja, dat weet ik ook wel.

C
Als de vliezen breken is het al te laat.

B
En waar moet ik in godsnaam een geschikte man vinden? Die van mijn leeftijd hebben allemaal al zo’n huppelkut.

A
Zeg, ik ben weg. Moet echt gaan.

D
Stemmen, dat doe ik al heel lang niet meer.

F
Moeten we ons nog wel verzetten?

G
Dus ik zeg…

E
Smart-art. Heel belangrijk ook.

A
Heeft er iemand zin om mee te gaan?

B
Er zijn natuurlijk wel leuke mannen. Maar ik ken ze niet.

F
Ja, hij organiseert nu popfestivals.

D
Perfect toch?

(Het gesprek gaat verloren in een kakofonie van geluiden en stemmen)

Grand café-generatie

SOCIOLOOG
Deze generatie is volmaakt
eclectisch
anorectisch
dialectisch…

ANDERE SOCIOLOOG
Punk, disco, hardrock, new wave, ska, rastafari, boeren, voetbalsupporters, skinheads, studenten, krakers, heksen, homofielen, junkies, mods, patsers, avantgarde, buitenlanders, dorpelingen, funk, hells-angels, klootzakken, macho’s, jongens en meisjes, mietjes, tuig, werkelozen, zwarten, anarchisten, aso’s, afro’s, black, blits, boerenjongens, bruinen, burnies, conservatieven, creeps, crises, depressievelingen, doetjes, drugverslaafden, dullekes, dutsen, dutsmutsen, eikels, eitjes, excentriekelingen, excentrieken, fascisten, feministen, flikkers, fistfuckers, grafzerken, grafzerkpunks, guppies, hiphop pers, hokers, ketsvolk, losbandigen, madnesstypes, mammieskinderen, meelopers, modevolgers, modernegroepers, moderno’s, motorfreaks, nazipunks, negers, neo-hippie-punkers, neppo’s, newdies, nozems, overblijvers, politieagenten, potten, progressievelingen, ruigen, ruige lerenjackie-types, sekte-leden, semipunks, simpelen, sixtie-types, socialen, soft-punks, spijkerbroekenmensen, sporters, sportivo’s, studentjes, sub-kak, skinheads, supernetjes, suri’s, trendsetters, trutten, turken, werkvolk, whites, witteboorden, zwervers, schuifdake!!

Hartenbloed

TWEE PERSONEN
‘Wij ben bang
bang
voor van alles
en nog wat.
Wij ben bang
voor motoren,
dat we eraf vallen
met hoge snelheid
en uit elkaar spatten
op de betonnen weg.
Wij ben bang
voor bankroven
waar wij bij betrokken raken
en door de mond worden
geschoten
wij ben bang
voor hoge torens
en wij ben bang
voor ongeneeslijke ziektes:
aids, kanker, de Spaanse griep;
in een vliegtuig ben wij bang
dat het neerstort
of doormidden
zal breken of
dat we eruitgezogen
zullen worden.
Wij ben bang
voor deze tijd
waarin niks zeker is
maar alles vaststaat.
Ook ben wij bang
voor verveling,
dat je niet weet
wat je moet doen
om niet te beseffen
dat je niet weet
wat je moet doen.
Maar het allerbangst
ben wij voor pitbullhonden.
Met van die grote kaken
waaraan schimmelige slijmdraden
bungelen.
Als wij daar aan denken
ken we hier ter plekke een
hartverlamming krijgen…
daar ben we trouwens ook doodsbang
voor, voor hartverlammingen.’

Idealen

(Drie jonge mensen in gesprek)

C
We moeten iets doen ons leven moet een richting krijgen wat is jouw ideaal heb jij een ideaal wat is jouw ideaal.

F
Er is een nijpend gebrek aan brood. In de trommel ligt nog maar één sneetje Dat ga ik echt niet opeten, zo’n beschimmeld sneetje.

A
Een leefbare wereld en een schoon milieu. En geen oorlog meer en geen apartheid en ook geen discriminatie

C
Dat is alles?

F
Eén beschimmeld sneetje, ja.

A
Ja, dat is zo ongeveer alles.

C
Dat zijn jouw idealen?

A
Dat zijn mijn idealen ja. Iets mis mee?

F
Iemand zal toch even naar de bakker om de hoek moeten.

C
Beetje oppervlakkig.

A
De dag dat ik geboren werd vond in Brussel de grote anti-Vietnamdemonstratie plaats. Dat noem ik pas idealisme.

C
We zijn slappelingen.

A
Maar we hebben toch tegen de kruisraketten gedemonstreerd?

C
Ja, maar dat haalde niks uit.

F
Het zal er wel weer op uitdraaien dat ik straks naar de bakker moet. Waarom moet ik altijd naar de bakker? Waarom jullie niet?

C
Omdat wij discussiëren. Wij hebben geen tijd om naar de bakker te gaan.

A
Het is heel simple: wij discussiëren, jij gaat naar de bakker.

F
En als ik het daar niet mee eens ben?

C
Dan rot je maar op!

F
Goed.

A
Maar over die kruisraketten gesproken…

C
Hou op joh, ik heb honger. Ga jij effe brood halen?

A
Ik ben een idealist, want ik ben lid van Greenpeace en Amnesty International.

C
Goed, jij bent een idealist. Maar ga nu maar een half wit halen, okay?

A
Nee! Ik vaar nu met mijn schip de Oosterschelde op om te protesteren tegen de giflozingen!

De jonge denker

DE JONGE DENKER

(peinzend)

‘De vraag is het antwoord
maar het antwoord
is de vraag niet…
De grote levensvragen
die kunnen toch eigenlijk
niet opgelost worden? Ik
bedoel: daar is onze
hersencapaciteit
gewoon te gering voor
we kunnen niet alles
doorzien niet a11es
weten niet alles begrijpen
waarom zijn we hier? waar
eindigt het heelal? wat
heeft het allemaal voor zin?
de vraag is het antwoord,
maar het antwoord is de
vraag niet ik kan zoveel
doen als ik wil maar ik
wil het niet doen
maar ik zou zoveel kunnen doen
maar ik doe niks geen weet van
weer geen kennis van kennis
geen gedachte gedacht geen
vraag beantwoord godverdomme
geen enkele vraag beantwoord,
het failliet van de filosofie,
peinzen in de Pijp,
opgesloten in mijn zolderkamertje
plunder ik gedachten
maar er wil me
niets te binnen schieten
seks is het glijmiddel van de
wereld
geloven in een betere wereld is net
zoiets als een mier de Lambada leren
dansen het voordeel van een nadeel is dat er
geen voordelen aan kleven
ook de Romeinen hadden vermoeide voeten
na een dag marcheren
elke stelling is onzin, ook de
tegenstelling
Nootzsche Haadiger Feuiceult
laten me met lege handen staan
geen wijze woorden geen moraal
geen macht over de denkkanker
de vraag is het antwoord maar
het antwoord is de vraag niet…’

(Hij peinst voort)

Kladderadatsch

(Gesprekken in de beurs)

JONGE ZAKENLUI
heb jij die aandelen van Wenders inkoopgroep Noordholland bv. nog aangekocht ik niet daar brand ik mijn vingers niet aan ik ben daar de gek nee jongen deze jongen heeft het piekfijn voor mekaar en voor m’n dertigste een jacht en een porsche en een lekker wijf in die porsche wat je zegt wat je zegt ik kan je helemaal volgen ik boer zelf ook lekker okay de Dow Jones niet helemaal naar wens maar toch [pagina 74] niet slecht helemaal niet slecht en die Ferrari staat al voor de deur hoor nou en of die geluidsinstallatie is geniaal gaan met die banaan nou nou nou dacht ik ook wat je zegt ja hoor ’t loopt lekker met ’t bedrijf jazeker net zo makkelijk weer vijf punten gestegen ’t vrouwtje staat er ook prima bij de laatste Quote al gelezen? sta ik in, als meest succesvolle jonge zakenman van de laatste vijf jaar ach dit is nog maar ’t begin want als ik er echt aan ga trekken positieverbetering ook heel belangrijk positieverbetering jazeker ben ik de laatste tijd ook heel intensief mee bezig met het laten verbouwen van m’n grachtenpandje ja nee Reguliersgracht heeft al een paar ton gekost maar ’t vrouwtje wil graag een combikeukenwoonkamerwerkvertrek en wie ben ik om Angelique tegen te spreken nee toch? wat je zegt wat je zegt wat je zegt wat je zegt even goed een lekker biertje dat Geuzelambiek ja wel karakter dat biertje kittig biertje pittig biertje ook jazeker wat je zegt zeg sta jij d’r eigenlijk goed voor o gevraagd door McKinsey als executive zo niet misselijk hoor ja ik wist wel dat jij ’t zou maken zag ik op Nijenrode al jij en ik top of the bill toen al en nu nog…

Liefde

DE ALTRUISTE
‘Meteen na de havo ben ik naar de verpleegstersopleiding gegaan, die ik in vier jaar tijd met goede cijfers afrondde.
Nu werk ik met zwakkeren van geest.
En ik vind het heerlijk.
Het is natuurlijk wel zwaar, dat is zeker zo, maar je vindt er wel voldoening in, je doet het ergens voor, het is niet voor niks. Als Freek, zwaar-mongoloïde, naar me toekomt met een zelfgebakken asbak dan geniet ik. Daar doe je het voor.
Ik ben getrouwd met een aardige man van zesentwintig jaar, die ook in de verpleging zit. Kees-Jan. Zo heet-ie, mijn man, Kees-Jan. De eerste baby verwacht ik zo ongeveer over zes maanden.
Ik ben gelukkig.

(Schrikt)

Oei! Dat schijn je tegenwoordig niet te mogen zeggen, maar het is nou eenmaal zo. En ik zeg het gerust nog een keer: ik ben gelukkig!’

DE JONGE DENKER
‘De vraag is het antwoord, maar het antwoord is de vraag niet.’

ALTRUIST
‘Wat?’

DE JONGE DENKER
‘Een man die drie keer zo klein is als alle andere mannen heeft in ieder gevel nog het voordeel van een ander perspectief.’

ALTRUIST
‘O Jezus! Freek moet nog gewassen!’

(De verpleegster rent weg)

DE JONGE DENKER
‘De slak draagt zijn huis op de rug, de man draagt zijn kruis tussen de benen.’

Minimal brain damage

NEO-MODERNISTISCHE DICHTER RECITEERT
‘Non-stop necrofilie
Perzische tapijtenseks
In kaalketsend neonlicht
Vrucht van de pijnboom
Knerstendt onder de middagzon
In eeuwige eenzaamheidsdroom

Non-stop turbulentie
Vraagbaken in donderstorm
Excuseerpolitiekexecutie
Electroshockconversatie
Opportunistisch tuinballet
Kutkolere koleretyphus…

(Hij gooit stoelen en tafels om. Verdwijnt dan uit het gezicht)

Neo-narcisme.

DE NEO-NARCIST ZIJN SPIEGELBEELD
Zoveel roos Roos zoveel
hoe kom ik in godsnaam godsnaam in ik kom hoe
aan zoveel roos roos zoveel aan
is het roos roos is het
of zijn het vlooien vlooien het zijn of
of wat zit er ook alweer weeral ook er zit wat of
op je kop? luizen of  of luizen? kop je op
vlooien? godverdomme godverdomme? vlooien
nog erger! ik word word ik! erger nog
ook al kaal het verval verval het kaal al ook
treedt in nog even even nog in treedt
en er is meer scheiding scheiding meer is er en
dan haar nog even even nog haar dan
en ik moet mijn haar haar mijn moet ik en
naar voren kammen, kammen voren naar,
vanuit de nek, nek de vanuit,
en het aan de voorkant voorkant de aan het en
van mijn schedel schedel mijn van
vastplakken met gel gel met vastplakken
Jezus Christus Christus Jezus
nu al bijna dood dood bijna al nu
ik vind alles best best alles vind ik
als ik in godsnaam godsnaam in ik als
maar niet kaal wordt wordt kaal niet maar
in godsnaam godsnaam in
wat heb ik toch toch ik heb wat
een mooie kop kop mooie een
in godsnaam godsnaam in
ik heb heb ik
in geen tijden tijden geen in
zo’n mooie kop kop mooie zo’n
gezien zo’n zo’n gezien
volmaakt volmaakt
Grieks-Romaanse Romaans-Griekse
kop de trekken trekken de kop
van een held held een van
een fotomodel fotomodel een
een wereldverbeteraar wereldverbeteraar een
een hervormer van van hervormer een
het menselijk ras ras menselijk het
een führer führer een
in godsnaam godsnaam in
iemand die zal zeggen: zeggen zal die iemand:
tot hier en niet verder verder niet en hier tot
van nu af aan aan af nu van
wordt alles anders, anders alles wordt,
gaat alles alles gaat
zoals ik het wil wil het ik zoals
zoals het mij belieft belieft het mij zoals
ik met mijn kop de kop kop de kop mijn met ik
van een groot hervormer hervormer groot een van
in godsnaam godsnaam in
iemand met meningen meningen met iemand
die er toe doet doet toe er die
die kop zo’n kop kop zo’n kop die
dat zie ik ik zie dat
dat is het enige dat ik zie. zie ik dat enige het is dat.

Oorlog

SAMENSPRAAK
De oorlog, de Tweede
Wereldoorlog, die oorlog
interesseert ons, ons
jonge mensen, interesseert
ons niets meer.
Die oorlog is vijftig jaar
oud, voorbij, afgelopen, aus.
Die oorlog interesseert ons
niks, behalve dan als we
kinderen zijn van mensen
uit getroffen groepen,
dan interesseert ons
de oorlog weer wel, maar dat is
een uitzonderingssituatie.
Oorlog in Nederland, dat is:
soldaat van Oranje, Pastorale 1943,
Rambo 5, Het Bittere Kruid van Marga
Minco, Anne Frank. Ons interesseert
dat niet meer zo. Wij zijn een frisse
nieuwe generatie. Onze ouders waren
kinderen in de oorlog of nog niet
geboren. Dus interesseert de oorlog
ons, ons jonge mensen, niet meer.

De Golf-oorlog dat is wat anders
die hebben we zelf meegemaakt
nou ja, gezien op CNN
mooie beelden, scherp, grappig
chirurgical bombing
‘this is the luckkiest man in Irak’
mooie beelden ja: wij hebben
een oorlog meegemaakt
een kleintje weliswaar,
maar toch een oorlog.
Natuurlijk is het erg
wat de joden in de oorlog
hebben meegemaakt
maar als ik morgen
onder een auto kom
is dat ook erg.

(Muziek van Strauss. Er wordt gewalst)

Proleten poëzie

JONGE PROLEET IN TRAININGSPAK
(Met Ajaxvlag)
Dikke Lul Drie Bier
Die Kut Moet Vlees Zien
Ajax-Feijenoord Olé Oléééé
Die Kut Moet Op De Trekhaak

Een Meter Bier Voor De Hele Zaak
(Laat scheet)
Effe m’n Aambeien Föhnen
M’n Vrouwtje Zit Thuis Bij De Bouviers
En Ik Verdien De Centjes Olé Oléééé

Tieten-kont Tieten-kont Tieten-kont-kont
Elke Zomer Twee Weken Naar Torremollinos
Al m’n Spaarcentjes Opmaken en Heerlijk
Helder Heineken Drinken De Hele Dag Door

M’n rug roodgloeiend verbrand want
In slaap gevallen op het goudgele strand
Teveel gezopen maar wel dikke lol gehad
Een vrouwtje opgepompt met glimmend liefdessap

Tieten-kont Tieten-kont Tieten-kont-kont
Elke Zomer Twee Weken Naar Torremollinos
Al m’n Spaarcentjes Opmaken en Heerlijk
Helder Heineken Drinken De Hele Dag Door.

Olé Olé Oleéééé
Olé Olééééééééé!!!

De proleet verdwijnt al zingend.
Op de band begeleid door een lied
van Koos Alberts of André Hazes.
Of René Froger: ‘Een Eigen Huis’,

Question & answer

JONGE DENKER
‘Mag ik jou ’s een vraag stellen?’

VERPLEEGSTER
‘Als het maar niet over seks of politiek is.’

JONGE DENKER
‘Ben jij tevreden met het leven zoals het is?’

VERPLEEGSTER
‘Ja, ik ben gelukkig. Gelukkig met Kees-Jan en de honden. En…: er is een kleine op komst. Twee zelfs. Het is een tweeling.’

JONGE DENKER
‘Dat is fijn om te horen. Dus jij voelt nooit de neiging tot zelfmoord?’

VERPLEEGSTER
‘Hoe bedoel je?’

JONGE DENKER
‘Het verlangen om jezelf van een hoog gebouw af te storten of je polsen door te snijden met een gekarteld mes omdat het leven kut met peren is.’

VERPLEEGSTER
‘Nee hoor, nee, dat moeten andere mensen maar doen.’

JONGE DENKER
‘Fijn. Dankjewel.’

(Wil gaan)

VERPLEEGSTER
‘Ho, wacht ’s even…wil jij soms…?’

JONGE DENKER
‘Maak je maar geen zorgen. Het leven heeft geen zin, maar het niet-leven heeft helemaal geen zin.’

(Exit Jonge Denker)

VERPLEEGSTER
(Denkt even na)
‘Ik ben Ada Kok en ik ben gelukkig.’

Religie

DE JONGE CHRISTEN
‘Ik maak me zorgen
zorgen over alle
vervuiling en vergiftiging
van het leven, zorgen
over een overbevolkte wereld
waarin steeds meer mensen
alleen zijn, zorgen
over mensen die geloven
in hun twijfels
zonder ooit zekerheid te vinden,
zorgen, omdat alles in de wereld
verandert, zonder dat de mensen
veranderen, zorgen.
Kijk, ik heb ook niet zo een, twee, drie
alle antwoorden op de problemen in
deze wereld.
Maar ik weet wel dat het nodig is
dat mensen veranderen
te beginnen bij mezelf.
En daarom ben ik naar Jezus gegaan
met mijn zorgen.
Hij heeft de kracht
om mensenlevens te veranderen.
Een nieuwe generatie jongeren staat op
die alles inzet om God te kennen.
Hosanna, in den hoge, Jezus, Holy Jezus.
Lala la lala la…’

(De Jonge Christen gaat zingend en dansend af)

Safe-seks

‘Wat is er nou eigenlijk nog geil nu je aan de liefde dood kunt gaan?’

Train, train

REIZIGSTER
‘Onderweg van Rome naar Parijs
bedacht ik me opeens
hier ben ik al eens eerder
geweest, deze weilanden
heb ik al eens
eerder gezien, in
een droom,
in een droom
ben ik hier
al eens eerder
geweest…’

Ubermensch

DE JONGE CHRISTEN
‘Het geloof in God brengt me dichter bij de mensen.’

DE JONGE DENKER
‘God…God…wat is God?’

DE JONGE CHRISTEN
‘God is in den hemel.’

DE JONGE DENKER
‘Ik vraag niet waar God is, ik vraag wat hij is.’

DE JONGE CHRISTEN
‘God is de Heer, onze Redder.’

DE JONGE DENKER
‘Onzin, ik ben God, jij bent God, m’n oude schele onderbuurvrouw is God, Hans van der Togt is God, “god” is een woord van drie letters.’

DE JONGE CHRISTEN

(Loopt weg)

‘Ik maak me zorgen, ernstige zorgen.’

DE JONGE DENKER
‘Als de gedachte eenmaal gedacht is, kun je haar niet meer ongedaan maken.
Alles wat ooit gebeurt is, kan niet meer teruggedraaid worden.
Elke zin die ik zeg is voorgoed uitgesproken.
Elk woord, elke komma.
Ik moet beter opletten wat ik zeg…
Wat zeg ik eigenlijk?’

Vriendschap

1

(Muziek van Schubert)

‘Ik voel me zo eenzaam
ik voel me zo verschrikkelijk eenzaam
elke ochtend hetzelfde hoofd in de spiegel
grauwgestaarde ogen
een bleke bek
wanneer heb ik voor het laatst gelachen
meer dan drie maanden geleden…
Dit heeft geen zin
elk jaar alleen op vakantie
kon ik maar iemand bellen
erover praten
om er samen uit te komen
als het donker wordt
dat ik dan niet zo alleen ben
een vriend
of een vriendin
om mee te praten
samen mee te winkelen
naar de film te gaan
of gewoon
de hele dag op mijn kamer te zitten
en samen te zwijgen
gedeelde stilte
maar ik heb geen vrienden
of vriendinnen
ik heb liever geen vrienden
dan dat ik vrienden heb
die ik later weer verlies
daar ben ik zo bang voor
dat er dan helemaal niks meer is
dus ben ik eenzaam
en ongelukkig
maar niet bedrogen
eenzaam en alleen
maar niet bedrogen.’

(De muziek van Schubert zwelt in volume)

2

‘Open contacten
gewoon met mensen praten
openstaan voor anderen
gezellig babbelen
in een vriendschappelijke sfeer
een uitwisseling van gedachten
en gevoelens
vriendschap is een workshop
het hele leven is een workshop
hoe ken je iemand?
wanneer kan ik iemand “een vriend”
noemen?
de angst
het verlangen
wat er in een ander omgaat
weet ik veel
wie kan ik vertrouwen?
dat is een kennis
dat ook
maar hij,
hij is een vriend
die kan ik vanuit Tokio opbellen
als ik zonder geld sta
bij wijze van spreken
en dan komt-ie naar me toe
meteen
eerstvolgende vliegtuig
kijk; dat noem ik vriendschap
echte vriendschap
de rest is opvulling
gezelligheid
wazig
vaag
God…’

3

‘Soms, soms bellen
we elkaar maanden
niet, geeft niet
moet kunnen, maar
dan opeens, pats
boem, is het raak,
zien we elkaar
opeens drie weken
achter elkaar elke
dag en nacht, feest,
en dan weer een jaar
niet, kan allemaal,
de band die ons bindt
is zo sterk, van jongs
af aan al, altijd samen
we kunnen op elkaar
bouwen, ik weet gewoon
ik kan haar vertrouwen
hoef niet bang te zijn
voor verraad of bedrog
alles komt goed, samen,
nee, huilen hoeft niet.’
(Muziek van Het Goede Doel ‘Vriendschap is een illusie’)

Wensdroom

(Twee Cosmo-girls)

COSMO-GIRL 1
blij met billen minder blij met borsten

COSMO-GIRL 2
onzeker ben ik nooit geweest, nee natuurlijk niet, daar heb ik ook m’n huidige job aan te danken, zelfverzekerd moet je zijn in deze machomaatschappij, anders ga je reddeloos ten onder, als jonge werkende vrouw met hersens

COSMO-GIRL 1
trots op benen minder blij met heupen

COSMO-GIRL 2
schouders naar beneden, rechtop lopen, borst naar voren, gulle lach, kuiltjes in de wangen, een positieve uitstraling, dat is het halve werk, wat heb je trouwens een aparte lippenstift op, heel gek, dat paars bij je rode haar, of is het bruin bedoeld, heb je by the way je rimpels weg laten halen? Staat wel grappig, dat strakke gezicht, doet het niet vreselijk pijn bij het lachen?

COSMO-GIRL 1
ik zoek een man met een sportief lichaam stevige billen en heel veel geld

COSMO-GIRL 2
ik stik d’r van, aan elke vinger een vent, maar ze zijn zo vréselijk dom, ik heb zo enorm veel moeite om een man van mijn eigen niveau te vinden, die ook nog een beetje kan neuken, uitstervend ras denk ik, ik ben nu product-manager bij een miljoenen-bedrijf, denk dat ik binnenkort de zaak overneem, positieverbetering, héél belangrijk, ‘k ben nu bezig met de Nijntje-lijn, parfum voor kleuters, is dé groeimarkt voor de toekomst, vroeg beginnen, dat is het halve werk, nee, Bas zie ik niet meer, legde te veel beslag op me, zit ik liever alleen thuis, met m’n cd, m’n Microwave, m’n High Definition Color tv, m’n katten en m’n kleurenrepro’s van bekende kunstwerken aan de wand, ja nou, als je het geld hebt moet je het laten waaien, hé…

Xerox

DE JONGE DENKER
‘Ik ben een kopie van mijn ouders mijn ouders zijn een kopie van mijn grootouders mijn grootouders zijn een kopie van hun ouders hun ouders zijn een kopie van mijn betovergrootouders mijn bet-overgrootouders zijn een kopie van hun ouders.
Ik loop dus eigenlijk al eeuwen op aarde rond…’

Yoga

(Met groeiende wanhoop)
‘Ik ga naar India
het tijdperk van de nieuwe mystiek
is aangebroken ik zoek een guru
ik ga naar India
ik wil dagen vasten
al m’n geld afgeven
weken niet aan seks doen
alles wil ik doen
om tot mezelf te komen
om mijn geest te beheersen
de kunst van contact
ik zoek een goeroe
ik wil rebalancing massage
ik ga naar India
ik wil over brandende kolen lopen
pinnen door mijn tepels steken
mediteren tot ik scheel zie
alles wil ik doen
om het licht te zien
ik zoek natuur en stilte
ik wil zweven
in het oneindige
opgaan in een eeuwige droom
van gouden zeepbellen en klatergoud
ik wil mijn lichaam vergeten
alles terugbrengen tot de geest
ik zoek verlichting
ik ga naar India
ik wil worden wie ik al ben
ik zoek een goeroe
wie wil mijn goeroe zijn
wie kan ik volgen
in deze barre wereld
wie is bereid
me bij de hand te nemen
me te begeleiden
langs de ravijnen
langs de diepe zee
over de bergen
door het weiland
naar de glazen stad
de grote glazen stad
waar de mensen geen
thee drinken
maar tevredenheid
wie voert mij daarheen
wie?!
ik moet terug in de tijd
rebirthen
mijn wortels herontdekken
begrijpen wie ik was
om te weten wie ik ben m
ijn Aura en Chakra hervinden
terug in de tijd
terug naar de sixties
toen het derde oog openlag
toen Amsterdam
het magies centrum
van de wereld was
kleur, ritme, melodie
ik moet terug
ik zoek een goeroe
ik ga naar India
laat me niet alleen
ik kan het niet alleen
niemand begrijpt het
iemand moet me verder helpen
iets of iemand
de aangewezen is nu
geef me een hand
help me hieruit
ik stik
hier ga ik dood
ik ga dood.’

Zestig

(Twee mannen (of vrouwen) met lange baarden en palestinasjaals, type Loek Zonneveld. Ze roken hasjiesj)

MAN 1
Weet je nog van vroeger, toen we nog opstandig waren?

MAN 2
Natuurlijk, dat zal ik nooit vergeten.

MAN 1
Ik gooide de eerste tomaten in de Schouwburg. Bentz van den Berg had net ingezet met z’n eerste zin en ploef!

MAN 2
Dat was raak! Dat hele reactionaire bestel op z’n gat. Weg met de burgerlijkheid. Modern toneel! De boerderij in Loenersloot, La Mama, het Werkteater!

MAN 1
Ik ontwierp het witte fietsenplan en organiseerde tientallen happenings. Te geek, weetjewel. Robert Jasper Grootveld bij het Lieverdje, jaja.

MAN 2
De antirook magiër, ja. Ik gooide die rookbom bij ’t huwelijk van Claus en Trix. Ja, nee, schandalig die monarchie.

MAN 1
Met een fascist nota bene! Zat bij de Wehrmacht weet je wel, of bij de SS of zo.

MAN 2
Autoritair tot en met, hou op. We hebben heel wat moeten schoppen, toen.

MAN 1
Beter langbehaard dan kortzichtig!

MAN 2
Zo is het, statements, daar draait ’t om.

MAN 1
Mooie tijd. Goeie tijd.

MAN 2
Gouwe tijd. Dé tijd.

MAN 1
Veel vrienden gemaakt.

MAN 2
Veel vrienden kwijtgeraakt ook.

MAN 1
Dat ook, ja. De strijd eiste z’n tol.

MAN 2
Sommige mensen moest je wel laten vallen. Konden niet meegaan met onze anarcholinkse idealen. Burgerlui.

MAN 1
Kon je niet mee omgaan.

MAN 2
Ze plukken nu nog steeds de vruchten van onze aksies toen, de jeugd van nu.

MAN 1
Wij waren de voorhoede, zij zijn de achterhoede. ’t Is makkelijk voor ze. Alle doorbraken zijn al geforceerd.

MAN 2
’t Is evenwel een klotezooitje nu, hè?

MAN 1
Ach man, hou op. Ik kom m’n huis niet meer uit.

MAN 2
Ze pakken je zo je portemonnee af en die junken en al dat lawaai – muziek noemen ze dat- en bij de politie hoef je toch ook niet meer aan te komen tegenwoordig. Die lachen je recht in je smoel uit, de politie.

Man 1
Politiek is ’t ook een zooitje. We hebben een strakke hand nodig, als je ’t mij vraagt.

MAN 2
Binnenblijven…’t is de enige remedie.

MAN 1
’t Toneel is toch ook niet meer om aan te zien?

(Black-out. Muziek ‘My Generation’ van The Who. Stopt abrupt)

Dankwoord

Een toneelschrijver zonder mensen die in zijn werk geloven is geen toneelschrijver.
Een toneeltekst die niet gespeeld wordt is oud papier, overbodig.
De auteur wenst de volgende instellingen en personen te bedanken voor hun steun bij de totstandkoming – en opvoering – van de in deze bundel gepubliceerde teksten:

Amphitheater
Theatercombinatie Bellevue/Nieuwe de la Mar
Theatergroep Hollandia
Fonds voor de Podiumkunsten, Afdeling Schrijfopdrachten
Stichting Fonds voor de Letteren
Hans Dagelet
Tibor Duyns
Paul Feld
Liet Lenshoek
Marcel Musters
Dick van Toorn

Don Duyns, ‘De jaren twintig!!’ in: Toneel. Uitgeverij International Theatre & Film Books, Amsterdam 1996, pp. 57-93.

http://www.vvltheaterteksten.nl/site/play/download_pdf/55

PDF:
Don Duyns – De jaren twintig!!

http://www.schrijverspodium.be/theaterteksten/p/detail/de-jaren-twintig
http://members.upc.nl/e.lenskoek/tekst/twintig.html
http://www.toneelfonds.be/detailfiche/101043
http://www.vvltheaterteksten.nl/site/play/item/65
http://www.bndestem.nl/regio/breda/bij-complex-speelt-iedereen-eenzame-rol-1.475779
http://www.theatergroepdak.nl/2007-de-jaren-20/
http://www.theaterboekwinkel.nl/webshop/detail/duyns_don/stukken_don_duyns.html
https://nl.wikipedia.org/wiki/Don_Duyns