Digibron onderwijsredactie – Van Michelangelo tot Eiffeltoren: VWO’ers bijten het spits af met theorie-examen beeldende vakken

Amersfoort – Moeilijke en makkelijke vragen, mee- en tegenvallers, veel spanning en soms ook een hoop plezier. De examens 1999. Tien kandidaten zetten hun ervaringen op papier. Vandaag de eerste: Kees Langerak, vwo-leerling op het Van Lodensteincollege in Amersfoort.

“Op zijn plaats, plaatsgebonden kunst en vormgeving”. Dat was het thema van het woensdag gehouden examen kunstgeschiedenis/kunstbeschouwing, het theoretische deel van de vakken tekenen, handvaardigheid en textiele werkvormen. Er waren twee katernen: een bronnenbundel en een aanbiedingstekst, beide uitgegeven door het Nederlands Instituut voor Kunsteducatie.

Wat houdt plaatsgebonden kunst en vormgeving concreet in? In welke mate is een vaste plek van invloed op het concept voor het kunstwerk? Dwingt de kunstenaar de beschouwer tot een bepaald standpunt? Welke rol spelen tijd, vergankelijkheid en historische context? Welke functionele eisen zijn bepalend voor de vormgeving? En: Hoe wordt er beeldend betekenis verleend aan specifieke plekken?

Dia’s

Het afgelopen schooljaar zijn deze vragen aan de hand van de verschillende onderwerpen uit de katernen uitvoerig aan de orde geweest en met dia’s verduidelijkt. De katernen werden naast elkaar gebruikt. De onderwerpen liepen uiteen van de Tritonfontein op de Piazza Barberini van Bernini in Rome en de door Hector Guimard ontworpen abri’s in de Style Métro tot de plafondschilderingen van Giambattista Tiepolo en Rob Scholte in respectievelijk Würzburg en Nagasaki.

Woensdag begon voor ons, twintig kandidaten van het Van Lodensteincollege, om precies negen uur het eerste examen. De vragen moesten we maken uit het opgavenboekje. Soms hadden we een afbeelding uit de kleurenbijlage nodig.

De eerste acht vragen gingen over het Capitool in Rome en de veranderingen die Michelangelo er heeft aangebracht, de volgende zes over Pozzo en Tiepolo. Daarna kregen we maar liefst negen vragen over de Stichting Goed Wonen, terwijl daar in de aanbiedingstekst niet zo veel aandacht aan was besteed in verhouding tot de rest van de onderwerpen.

De acht vragen die volgden gingen over Land Art, grootschalige kunstprojecten in de ongerepte natuur. Ten slotte werden er nog acht vragen gesteld over de Eiffeltoren en het Vrijheidsbeeld. De 2,5 uur tijd die voor het examen stond, hadden we erg hard nodig. De vijf onderwerpen uit het examen waren, ondanks de beperkte selectie uit het totaal, een goede keus, zeker qua diversiteit.”

Jezuïeten

Van Lodensteindocent tekenen H. E. Roozemond geeft het examen het predikaat “goed te doen”. Zijn commentaar: “Voor degenen die de leerstof goed hadden bestudeerd uit zowel de bronnenbundel als de lesbundel, was dit examen goed te maken. Leerlingen die de lesstof de laatste week onder de knie moesten krijgen, zullen het moeilijk hebben gevonden. Qua actualiteit vonden sommigen het jammer dat Rob Scholten niet in het examen voorkwam. Tijdens de lessen wist 99,9 procent van de leerlingen niet wie de jezuïeten zijn; ook Ignatius de Loyola was hun totaal onbekend. De lesstof maakte dit duidelijk. Waar een examen beeldende vakken al niet goed voor is voor reformatorische jongeren.”

Digibron Kenniscentrum Gereformeerde Gemeente, 14 mei 1999

http://www.digibron.nl/search/detail/0d8d955bb5463ff8db551ca3582523e7/van-michelangelo-tot-eiffeltoren