Dieuwertje Kuijpers & Kim van Keken – Senatoren lappen Balkenende norm aan hun laars + Wiens brood men eet: de dubbele pet van senatoren + derdekamer – Hoe werkt de Eerste Kamer?

Senatoren lappen Balkenende norm aan hun laars

Een vijfde van de senatoren heeft moeite zich aan hun eigen regels te houden. Twee senatoren verdienen ruim boven de Balkenende norm. Twee toucheren exact het toegestane bedrag, naast hun andere betaalde nevenfuncties. Nog eens elf senatoren staan als toezichthouder van een (semi)publieke organisatie toe, dat hun bestuurders ruim boven de norm verdienen, zo blijkt uit onderzoek van Follow the Money.

De Balkenende norm bepaalt, dat bestuurders met hun werk in (semi)publieke instellingen in totaal nooit meer mogen verdienen dan een minister salaris, namelijk 181.000 euro bruto. Maar een aantal bestuurders overschrijdt die norm, soms zelfs fors.

Waar dit voorheen vooral gebeurde door bijbaantjes te stapelen, beroepen bestuurders zich nu op een ‘overgangsregeling’.

Follow the Money vond ook diverse senatoren, die boven de norm toucheren met (semi)publieke bestuursfuncties. Hun bezoldiging als senator (bijna 30 duizend euro per jaar) telt daarin niet mee: dat is immers geen bestuurlijk werk.

Veel senatoren tolereren als toezichthouder bij (semi)publieke instellingen, dat ‘hun’ bestuurders de Balkenende norm ver overschrijden.

Een vijfde van de senatoren worstelt met de regels over de hoogte van bestuurssalarissen in de semi-publieke sector – zelfs als het over hun eigen (bij)baan gaat. Zo toucheert Eerste Kamer lid Henk Pijlman (D66) jaarlijks circa 10 duizend euro te veel als voorzitter van de Hanzehogeschool in Groningen. Senator Jopie Nooren (PvdA) zit bijna 15 duizend euro boven de wettelijk bepaalde norm. Ze is voorzitter van Bartiméus, een instelling voor blinden en slechtzienden.

Senator Thom de Graaf (D66) betaalde vorig jaar keurig 22 euro terug aan de Vereniging van Hogescholen om tot op de eurocent nauwkeurig aan de Balkenende norm te voldoen. Als voorzitter verdient hij er 162.900 euro voor een 36 urige werkweek. Maar daarnaast heeft hij nog 13 betaalde en onbetaalde functies. En hij is al senator, een betaalde functie (jaarsalaris: bijna 30 duizend euro) die ruim een dag per week in beslag neemt. Tot voor kort was de beoogd vice voorzitter van de Raad van State bovendien fractievoorzitter: een zwaardere, en hoger beloonde functie dan het ‘gewone’ senatorschap.

Bijklussende senatoren

Eerste Kamer der Staten-Generaal (foto adlansink.nl)

Eerste Kamer der Staten-Generaal (foto adlansink.nl)

De Eerste Kamer telt 75 leden. Een gewoon lid verdient jaarlijks 29.800 euro bruto (inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering). Daar komt een beroepskostenvergoeding van 2.481 euro bij en een zogeheten secundaire voorziening van 2.925 euro. Fractievoorzitters krijgen een toelage van 1,2 procent, plus 0,4 procent per fractielid. Die toelage mag op jaarbasis maximaal 6,4 procent bedragen.

De leden van de Eerste Kamer komen in principe één dag per week (op dinsdag) bijeen om de wetsontwerpen, die door de Tweede Kamer zijn aangenomen, te bespreken en erover te stemmen. Ze kijken met name naar de deugdelijkheid van de wet en de samenhang met bestaande wetgeving. Omdat het senatorschap geen fulltime bezigheid is, hebben de Eerste Kamerleden ook andere banen. Het aantal nevenfuncties van senatoren, en het effect daarvan op hun functioneren, staat al enkele jaren ter discussie.

Volgens voormalig senator en VVD-fractievoorzitter Loek Hermans waarborgt dit dat senatoren met één been in de samenleving blijven staan: ‘De waarde van de Eerste Kamer zit hem onder andere in het feit dat de Leden de meest uiteenlopende functies bekleden in het bedrijfsleven, de wetenschap en (semi) publieke sector,’ liet hij in 2015 in Nieuwsuur weten. Hermans trad af als senator toen de rechter eind 2015 oordeelde, dat het faillissement van Meavita te wijten was aan wanbeleid van de bestuurders, waaronder toezichthouder Loek Hermans. Die functie bij de voormalige thuiszorgorganisatie was indertijd een van zijn 18 (bij)banen.

In 2012 werd de Wet Normering Topinkomens door de Eerste Kamer aangenomen; op 1 januari 2013 ging de zogeheten ‘Balkenende norm’ in. Simpel gezegd komt de wet erop neer, dat bestuurders in de (semi)publieke sector (denk aan woningbouw, onderwijs, zorg, cultuur en media) niet meer dan een ministerssalaris mogen verdienen. Iedere bestuurder krijgt via een formule een individueel plafond toegekend, afhankelijk van de sector, de omvang van de instelling, de complexiteit van het werk en het aantal uren dat de (top)functionaris er werkt. Maar niemand mag als bestuurder in de (semi)publieke sector in totaal meer dan 181 duizend euro verdienen.

Ruim vijf jaar na de invoering van de Balkenende norm blijken de 75 controleurs van de macht in de chambre de réflexion zich slecht aan hun eigen regels te houden. Dat blijkt uit onderzoek van Follow the Money. Vrijwel alle senatoren noemen de normering van topinkomens ‘een goede zaak’. Toch beroepen zij zich, zodra er overschrijdingen zijn bij hun eigen nevenfuncties, op ‘het overgangsrecht voor bestaande contracten’. Dat is een speciale uitzonderingsregel, waarin de wet voorziet, en die inhoudt, dat zittende bestuurders maximaal vier jaar hun huidige salaris mogen houden, en daarna binnen drie jaar moeten zakken tot dat ze wel aan de norm voldoen.

Het gebied is dus nogal grijs, en senatoren maken daar dankbaar gebruik van. Pijnlijk is, dat juist politici geregeld anderen oproepen toch vooral het goede voorbeeld te geven wat betreft de honorering in de (semi)publieke sector. Het is immers een ‘mentaliteitskwestie’, vinden ze. D66 Kamerlid Jan Paternotte stelde bijvoorbeeld Kamervragen nadat bekend werd, dat diverse medewerkers bij aspirant omroep PowNed ver boven de Balkenende norm verdienen. PvdA kamer lid Jan Vos riep zelfs op het Koningshuis op de Balkenende norm te zetten.

Dik betaalde senatoren zijn met name voor de PvdA een netelige kwestie. Daarvoor moeten we terug naar 2009, toen de sociaal democraten onder voorzitterschap van Lilianne Ploumen met veel publiciteit hun ‘erecode’ lanceerden. Ploumen schreef in een brief aan de partijleden, dat PvdA bestuurders voortaan ‘sober en dienstbaar door het leven moesten gaan’. Daar hoort ook een normaal salaris bij. ‘Leden, die in de publieke sector meer dan de premier willen verdienen, zoeken maar een andere partij.’

En toen kwam in 2011 ene André Postema in het vizier, kandidaat voor de Eerste Kamer. NRC Handelsblad meldde na onderzoek, dat hij de erecode van zijn partij schond. Postema ontving 204.858 euro als vicevoorzitter van het college van bestuur van de Universiteit van Maastricht – ruim boven de Balkenende norm, die de PvdA zelf zo hoog in het vaandel draagt. ‘Ik zou de universiteit kunnen vragen, of ik net één euro onder de norm mag zitten, maar dat is ook huichelarij’, zei hij destijds. ‘Je kunt het niet gauw goed doen.’

Het bestuur van de PvdA beloofde de zaak tot op de bodem uit te zoeken; daarna hoorde niemand meer over de kwestie. Postema werd senator en nam er in 2014, toen hij stopte bij de Universiteit van Maastricht, twee banen bij. Hij werd president commissaris bij de chemische fabriek Chemelot (we hebben zijn salaris daar nog niet kunnen achterhalen) en voorzitter van het Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO). Zijn salaris bij het LVO zat in 2016 precies één euro onder de Balkenende norm, te weten: 178.899 euro (zijn individuele plafond was vastgesteld op 179.000 euro). Dat salaris kreeg hij op basis van een fulltime baan; maar hij vervulde daarnaast nog vier nevenfuncties, en hij was senator.

Eigenlijk viel het niemand op – Postema werd zelfs fractievoorzitter – totdat afgelopen juni de diploma’s van 354 leerlingen van zijn scholengemeenschap ongeldig werden verklaard, omdat ze een aantal verplichte vakken niet hadden afgerond. Er bleek sprake te zijn van wanbeleid. Postema zag zich door het examen echec van vorige maand gedwongen op te stappen als fractievoorzitter. Hij bleef wel aan als senator. Ondertussen zit de PvdA flink met de kwestie in de maag. Ineens werd ‘precies één euro onder de Balkenende norm zitten’ een issue. Hoewel Postema benadrukte, dat hij volgens zichzelf de erecode niet had geschonden, wilde een woordvoerder daar begin deze maand ‘geen uitspraken over doen’.

En dan gaat het hier nog om een senator die ónder de Balkenende norm zit. Zijn PvdA collega Jopie Nooren gaat er zwaar overheen: ze werd op 1 januari 2013, nota bene de dag, waarop de Wet Normering Topinkomens inging, bestuursvoorzitter bij zorginstelling Bartiméus en ontving dat jaar 209.697 euro salaris. In vijf jaar tijd zakte ze weliswaar naar 180.903 euro, maar volgens haar individuele norm mag ze slechts 166 duizend euro verdienen. Als hoofd van zorginstelling Bartiméus (gespecialiseerd in complexe zorg voor slechtzienden) heeft zij zitting in een vereniging, een stuurgroep, vijf stichtingen en drie BV’s. Als PvdA senator is ze woordvoerder voor onder meer Volksgezondheid en Onderwijs. FTM berichtte eerder dat deze voorvrouw van Bartiméus – tot ergernis van diverse ambtenaren – geregeld het ministerie benadert om haar zorginstelling bij hen onder de aandacht te brengen.

Pijlman’s overgangsperiode bestaat uit loonsverhogingen, dus juist een verdere verwijdering van de norm

Tom Janssen - Integriteit altijd strict gescheiden van mijn belangenverstengeling

Tom Janssen – Integriteit altijd strict gescheiden van mijn belangenverstengeling

Ook D66 senatoren weten hun weg naar lucratieve bijbanen in de publieke sector goed te vinden. Neem Henk Pijlman (63). Hij studeerde geschiedenis, werd leraar en wethouder in Groningen. Sinds 2000 zit hij in het bestuur van de Hanzehogeschool in Groningen; in 2004 werd hij er voorzitter. Vorig jaar verdiende hij daar 190.425 euro, terwijl zijn individuele norm op 181.000 euro is vastgesteld en het voltallige College van Bestuur zich in 2013 aan de WNT norm committeerde. Pijlman beroept zich op zijn overgangsrecht, meldt de jaarrekening van 2017. Maar in 2016 verdiende hij minder: 188.045 euro. Hoewel de overgangsperiode bedoeld is om bestuurders de tijd te geven geleidelijk te dalen, bestaat Pijlman’s overgangsperiode uit loonsverhogingen, en behelst die dus juist een verdere verwijdering van de norm. Wanneer FTM hem hiermee confronteert, laat hij weten: ‘Na vier jaar moet het salaris in drie stappen worden verlaagd. Dat is bij mij niet nodig’. Hoewel de Balkenende norm inclusief pensioen is, beroept Pijlman zich op de oude regels en wijt hij de loonstijging aan een ‘gestegen pensioenpremie’. Hij laat voorts weten, dat zijn salariëring volgens de externe accountant van de Hanzehogeschool een ‘correcte toepassing’ van de wet is.

Wim Voermans, hoogleraar staats en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden, noemt onze bevindingen, maar ook de reactie van de senatoren hierop ‘betrekkelijk schokkend’. ‘Een aantal senatoren lijkt zich van geen kwaad bewust. Ze schijnen het toucheren van vergoedingen die niet passen bij het dienen van een publieke zaak doodnormaal te vinden.’ Hij wijst er ook op, dat de verdedigingslinie van de senatoren er steevast een is van ‘niet langs dezelfde meetlat als anderen gelegd te kunnen worden’. ‘Ze voelen zich kennelijk geprivilegieerd en boven het systeem staan,’ constateert hij.

Koorddansen op de rand van de wet: hoe bestuurders legaal de norm overschrijden

De Balkenende norm (vernoemd naar oud premier Jan Peter Balkenende van het CDA) houdt in, dat openbare bestuurders in Nederland niet meer dan een ministerssalaris mogen verdienen. Na de invoering van de (vrijwillige) norm in 2006 gold voor bestuurders in de (semi)publieke sector de Wet Openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT). Het was niet verboden om meer dan de toen geldende norm (193.000 euro) te verdienen, maar bestuurders waren wel verplicht hun inkomen openbaar te maken. Sinds 2013 geldt de Wet Normering Topinkomens (WNT) die expliciet verbiedt, dat bestuurders meer verdienen dan de Balkenende norm.

Het probleem met deze wet is, dat er geen duidelijke norm voor alle bestuurders geldt. Dit komt door allerlei wijzigingen in de wet, bijvoorbeeld door het VVD-PvdA regeerakkoord, de Aanpassingswet, WNT, en de Reparatiewet, WNT. In de meest recente wetswijziging, de Evaluatiewet, WNT, is de algemene meldplicht van (semi)publieke instellingen aan de toezichthouder afgeschaft, omdat zij klaagden over administratieve lasten en de digitale aanlevering van de gegevens. Oftewel: er bestaat niet langer een digitale meldplicht, wanneer accountants iets vreemds tegenkomen.

Ondertussen klagen accountants, dat de controle op handhaving ondoenlijk is geworden. Volgens de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) is ‘de wet niet meer uitvoerbaar en controleerbaar, omdat het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK), tussen alle wetswijzigingen door, ook nog regelmatig nieuwe interpretaties toepast’.

Dat is zorgelijk, omdat een niet gehandhaafde norm uiteindelijk zinloos is. Veel senatoren beroepen zich op het overgangsrecht. Een overgangsregeling is ‘onontkoombaar’, schrijft een verantwoordelijke ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken in een vakblad voor accountants: topbestuurders hebben – net als andere werknemers – bepaalde rechten, die niet zomaar afgepakt kunnen worden. Maar, zo stelt hij, ‘Het overgangsrecht is natuurlijk wel eindig’. Het is immers bedoeld als tussenoplossing, niet als een nieuwe standaard.

Hoewel ze enerzijds klagen over de complexiteit van de wet, weten topbestuurders anderzijds uitstekend manieren te vinden om alsnog een salaris boven de Balkenende norm te verkrijgen, zonder naar de letter van de wet in overtreding te zijn. Het resultaat: administratief koorddansen op het randje van de wet. Bijvoorbeeld bij netbeheerder Alliander, waar senator en fractievoorzitter van de VVD Annemarie Jorritsma voorzitter van de Raad van Commissarissen is. Bestuurders daar toucheerden dankzij een schijnconstructie salarissen boven de 4 ton – ruim twee maal de Balkenende norm. Alliander vond, dat zelf gerechtvaardigd: anders zou het niet mogelijk zijn ‘topmensen’ aan te trekken.

Deze opstelling leidde tot grote ergernis in de Tweede Kamer, blijkt uit Kamer debatten in die periode. ‘De VVD ziet liever een overzicht, waaruit blijkt wat er wordt betaald, dan dat via allerlei slinkse wijzen wordt geprobeerd om een ander bedrag te vermelden, dan het werkelijke bedrag. Zeg het dus gewoon als je meer betaalt,’ stelde parlementariër Ingrid Caluwe. Ook de PvdA was er niet over te spreken: ‘Wij moeten aan de slag met onwenselijke zaken, die via schijnconstructies ontstaan,’ zei John Kerstens. ‘Naar mijn mening zijn die dubbel fout: zij leiden tot een salaris dat hoger is dan wij allen willen en dat wordt ook nog eens op een sneaky manier gerealiseerd.’ Het CDA stelde, dat de wet alleen effectief kan zijn wanneer schijnconstructies en wetsontwijkingen stevig worden aangepakt.

Deze discussie leidde tot de Evaluatiewet, die pas begin dit jaar volledig in werking is getreden. Hierdoor is het niet langer mogelijk, dat topbestuurders de Balkenende norm ontwijken door fulltime in dienst te zijn bij een publieke instelling door zich 20 uur als bestuurder op te geven, en voor de andere 20 uur als ‘adviseur’ – voor die laatsten geldt de Balkenende norm immers niet. Ook geldt de Balkenende norm nu voor de som van alle inkomens vergaard uit (semi)publieke instellingen. Een bestuurder kan niet langer twee functies in die sector uitoefenen, beiden net onder de Balkenende norm, aangezien zijn inkomen dan effectief bijna het dubbele daarvan bedraagt. Hoewel het lidmaatschap van de Eerste Kamer een publieke functie is, is dat uitgezonderd van de WNT. Dit houdt in dat Eerste Kamer leden bovenop hun senatoren salaris nog eens 181.000 euro kunnen verdienen, zonder de Balkenende norm te overschrijden. Tot slot kan het ministerie nu ook een dwangsom opleggen aan (semi)publieke instellingen, die weigeren de inkomens van hun bestuurders te openbaren.

Ondanks de kritiek op het gebrek aan transparantie, de onuitvoerbaarheid van de huidige wet en gebrek aan eenduidige controle op naleving, zag het kabinet Rutte III eind vorig jaar af van een nieuwe wet, de WNT III. Als reden werd niet alleen de afspraken in het regeerakkoord opgevoerd, maar ook de ‘weerstand uit het veld’.

Toezichthouders van (semi)publieke instellingen moeten onder meer toezien op het naleven van de Balkenende norm. ‘Hoe gaan de Raden van Toezicht er eigenlijk mee om?’, vroeg Tweede Kamerlid Harry van der Molen (CDA) afgelopen april in een debat over de WNT. ‘Komt het niet alleen van papier, of zit het ook tussen de oren van de mensen?’ Het is opmerkelijk, dat uit onze inventarisatie blijkt dat elf senatoren als toezichthouder bij een (semi) publieke instelling tolereren dat ‘hun’ bestuurders ver boven de norm verdienen.

Het komt neer op goedkeurend toekijken hoe een kennis dronken in jouw auto wegrijdt

Tot CDA senator Ben Knapen is het belang van de WNT norm kennelijk nog niet doorgedrongen. De oud staatssecretaris van Europese Zaken en Ontwikkelingssamenwerking is toezichthouder bij het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). Topman Paul Korting verdiende daar 302.705 euro in 2016. Knapen staat dus toe, dat zijn eigen bestuurder een veel te hoog salaris ontvangt. Vergelijk het met eerst een wet aannemen, die het mensen verbiedt onder invloed te rijden, om vervolgens goedkeurend toe te kijken hoe een kennis dronken in jouw auto wegrijdt.

GroenLinks’er Ruard Ganzevoort houdt toezicht bij de KRO|NCRV, waar een bestuurder (net als vijf presentatoren) boven de Balkenende norm verdient. Hij wordt daar niet blij van, zegt Ganzevoort. ‘Je bent echter als werkgever wel gebonden aan de gemaakte afspraken, de contracten, waarin een salaris is afgesproken.’ Ook erkent hij dat de overgangsregeling lang duurt. Of de senator, die de WNT ‘een zeer goede zaak’ noemt, bij zo’n bedrijf wel toezicht wil houden? Moet hij niet juist een daad stellen? ‘Er zijn andere belangrijke zaken, waar ik als toezichthouder wel iets mee kan doen.’ Bovendien vertrekt die ene bestuurder, die boven de Balkenende norm verdient, volgend jaar.

D66-collega Alexander Rinnooy Kan (senator met liefst 32 nevenfuncties) was tot begin dit jaar toezichthouder bij het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, dat recent is gefuseerd met het VU Medisch Centrum. Rinnooy Kan voldeed als voorzitter van de raad van toezicht met 22.500 euro aan de norm. De bestuurders, die hij controleerde echter niet. Voorzitter Hans Romijn ving vorig jaar 230 duizend euro; de jaarrekening 2017 vermeldt dat oud minister Edith Schippers (Volksgezondheid) en Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken) daarvoor toestemming gaven, een uitzonderingspositie dus. Dat geldt ook voor de andere bestuurders van het AMC. Maas Jan Heineman kreeg bijna een ton meer dan de norm, te weten 280.466 euro. Zijn collega Frida van den Maagdenberg verdiende 229.043 euro. Allebei beroepen ze zich op de overgangsregeling, al nam Van den Maagdenberg pas per 1 januari 2014 zitting in het bestuur.

Ook Maria Martens viel ons op. Deze CDA-senator krijgt zelf geen salaris voor haar werk als toezichthouder bij ’s Heeren Loo, een instelling voor gehandicapten zorg. Toch ziet ze wel toe hoe bestuursvoorzitter Jan Fidder 228.731 euro verdient (zijn individuele norm is 181.000 euro). Hoogleraar staats en bestuursrecht Wim Voermans noemt dit ‘uiterst pijnlijk. Dit kan echt niet. Er lijkt geen spoor van schuldbewustzijn’.

Beetje interessante bijbaan

De Balkenende norm was bedoeld als maximering en moest een mentaliteitsverandering bij topbestuurders in de (semi)publieke sector forceren. Ons onderzoek toont aan dat die ‘mentaliteit’ zelfs voor onze eigen wetgevers een groot probleem is. Ondanks (bij)banen en een jaarlijkse vergoeding van 30.000 euro voor een dag Kamer werk per week, maken senatoren volop gebruik van zogeheten ‘rekentools’ om te kijken hoe ze net binnen de wettelijke norm kunnen blijven.

De senatoren lijken de door henzelf geaccordeerde gedragsregels vooral als last te ervaren

Het fenomeen van senatoren met lucratieve bijbanen is hoogleraar Wim Voermans dan ook al jarenlang een doorn in het oog: ‘Het gehinkel tussen hoofdfunctie en nevenfunctie, waar de senatoren steeds mee komen, is verwarrend, een pijnlijk rookgordijn. Uitspraken waaruit blijkt dat het Eerste Kamer lidmaatschap zo’n beetje een interessante bijbaan voor ze is, zijn tenenkrommend. Weliswaar is het senatorschap in omvang misschien niet de hoofdtaak: het is wél de belangrijkste taak tussen al die andere taken. Als je dat niet meer zuiver hebt, mankeert er iets aan je politiek morele kompas. Het gaat ook niet om ‘jou’ als senator, maar om wat je vertegenwoordigt, en vooral wie. Zo te horen vertegenwoordigen veel van de aan het woord zijnde senatoren vooral zichzelf.’

Een mentaliteitsverandering voorstaan betekent bepaald niet, dat je met kunst en vliegwerk exact 181 duizend euro verdient in de publieke sector. De senaat – die als chambre de réflexion niet alleen let op de letter van de wet, maar veeleer op de geest ervan – lijkt, zodra het haar eigen nevenfuncties betreft, de door henzelf geaccordeerde gedragsregels vooral als last te ervaren.

Voermans ziet onze bevindingen dan ook als symptoom van een dieper liggend probleem: ‘Er is iets aan de hand met de representatie en het morele besef van onze senatoren. Ze zijn kennelijk niet tot zelf hygiëne in staat: dit soort beloningen kunnen niet. Het heeft trekken van de discussie over de topsalarissen en beloningen in de bancaire sector en de top van het bedrijfsleven. Ook daar hapert de morele antenne, en lijkt door de groepsdynamiek het gevoel voor context en de maatschappelijke aanvaardbaarheid van beloningen af en toe weggevallen te zijn. De groep is zelf niet in staat hier iets aan de doen. Dit gaat niet over kleinigheden, maar over de kern: over de voorbeeldfunctie van onze senioren politici in de Eerste Kamer, de voorgangers in politiek bestuurlijk Nederland. Als die zelf niet meer voelen, dat zij boven iedere twijfel en verdenking verheven moeten zijn, zit er iets goed mis’.

Wederhoor

Marc Reijs - Kiezen, stemmen & vertegenwoordigen

Marc Reijs – Kiezen, stemmen & vertegenwoordigen

Voor zover mogelijk hebben we alle betrokken senatoren afgelopen donderdag persoonlijk benaderd. De reacties, die kregen, hebben we in het artikel verwerkt. Jopie Nooren (PvdA) nam haar telefoon niet op en reageerde evenmin op het sms’je dat we stuurden. De man van Annemarie Jorritsma (VVD) meldde, dat ze op vakantie was en de komende tijd niet zal reageren. Alexander Rinnooy Kan verwees naar de voorlichter. Voorts hebben we afgelopen vrijdag gebeld met de voorlichters van de politieke partijen. De VVD liet weten niet op de ‘individuele senatoren’ te kunnen reageren en verwees door naar de voorlichters van de betrokken (semi)publieke instellingen. Wel benadrukte de VVD voorlichter dat de Wet Normering Topinkomens (WNT) een goede zaak is.

Datzelfde zegt de PvdA. Ook daar reageerden de politici niet en gaat niemand in op ‘individuele zaken’. Wel meldt een voorlichter van het hoofdkantoor, dat ‘de PvdA verwacht van haar volksvertegenwoordigers dat die de erecode naleven’. Het partijbestuur, aldus de voorlichter, bespreekt dit met de volksvertegenwoordigers. Die verdienen in de regel niet meer dan de Balkenende norm in de (semi)publieke sector. Al is er ook een geitenpaadje: ‘tenzij daarop in een goedgekeurde salariscode uitzondering is gemaakt.’

Een CDA voorlichter zegt namens de betrokken senatoren, dat zij de WNT ‘van groot belang vinden, omdat publieke middelen sober en doelmatig moeten worden besteed’. Ook hier wordt voor individuele zaken verwezen naar de (semi)publieke werkgevers in kwestie. In het algemeen wil de voorlichter wel zeggen, dat ‘zover er overschrijdingen zijn’, er sprake is van het overgangsrecht of van een uitzonderingsregel, die door een ministerie is goedgekeurd.

Volgens D66 is er niets aan de hand: ‘Uiteraard staan wij sowieso achter de Wet Normering Topinkomens. Van onze vertegenwoordigers verwachten wij dat ze zich aan de wet houden. Extra navraag bij werkgevers heeft opgeleverd dat dat zo is.

Oproep

De komende weken doet FTM verder onderzoek naar de Eerste Kamer: we maken een grote database. Omdat we alleen de salarissen van nevenfuncties in de publieke sector kunnen achterhalen, hebben we daarbij veel hulp nodig. Iedereen, die ons tips kan geven over verdiensten kan dat anoniem doen. Uiteraard roepen we de senatoren op ook zelf openheid van zaken te geven. Wie komt als het eerste schaap over de dam?

Maak onafhankelijke journalistiek mogelijk

WORD LID VAN FOLLOW THE MONEY

Omdat we ons niet willen laten beïnvloeden door de macht van pagina-views of grote adverteerders, plaatsen we geen advertenties op onze website.

Maar het maken van diepgravende onderzoeksjournalistiek kost nog steeds een hoop tijd en geld. Word daarom lid van FTM of steun ons met een donatie.

Follow The Money, 24 juli 2018, 11.00

https://www.ftm.nl/artikelen/senatoren-balkenendenorm

Wiens brood men eet: de dubbele pet van senatoren

Van Eerste Kamerleden verwacht je, dat ze het woord voeren over zaken waarvan ze verstand hebben. En dat ze daarbij als volksvertegenwoordiger het algemeen belang boven hun eigen belang stellen. Maar is dat in de praktijk wel zo? Twee derde van de leden in de Eerste Kamer is woordvoerder over de sector, waar ze daarbuiten zelf werkzaam in zijn. Vertegenwoordigen zij het volk, of hun broodheren?

Van de in totaal 439 nevenfuncties, die onze 75 senatoren rijk zijn, is bijna de helft een functie (49%) die overlapt met onderwerpen in hun portefeuille. Dat blijkt uit de database, die Follow the Money heeft aangelegd van senatoren met hierin alle actuele nevenfuncties (en aanverwante informatie, zoals bezoldiging, functie en sector).
We keken eveneens, of zij het woord voeren over een sector waarin ze zelf werkzaam in zijn. Dit blijkt het geval voor de helft van alle nevenfuncties: 50 senatoren hebben sectoren in hun portefeuille waarin ze ook werkzaam zijn.
De Eerste Kamer is slordig met het register: van meer dan de helft (54 procent) is niet bekend, of hun nevenfuncties betaald zijn (of niet). Hierdoor is het lastig in kaart te brengen, wanneer algemene belangen mogelijk met individuele belangen botsen.
De Senaat controleert momenteel vooral zichzelf. Toch is het de vraag, of dit voldoende is: de dubbele petten brengen senatoren met enige regelmaat in een lastig parket.

Ria Oomen is zeer vereerd. Het is een decembermiddag in 2015 en de doorgewinterde politica spreekt voor het eerst in de statige vergaderzaal van de Eerste Kamer. Oomen (68) zetelde eerder namens het CDA in de Tweede Kamer en het Europees Parlement, maar dit is toch de kroon op haar werk, zegt de kersverse senator: ‘Het mogen zijn van volksvertegenwoordiger is voor mij nog steeds een voorrecht.’ Het senatorschap ziet ze als ‘het reflecteren zonder de waan – of wellicht de meerderheid-– van de dag op legitimiteit, uitvoerbaarheid en effectiviteit van wetgeving.

Niet voor niets wordt de Senaat liefkozend chambre de réflexion genoemd. In de groen gestoffeerde, houten bankjes vergaderen en stemmen de wijze senatoren als onafhankelijke geesten, zo is de gedachte. ‘Het mede vormgeven aan een samenleving die het beste voor heeft met de burgers van dit land’, zo luidt de opdracht volgens Oomen.

Na deze prudente, inleidende woorden begint ze dan aan het echte inhoudelijke debat. Dat gaat over pensioenen; Oomen spreekt vooral over de BTW, die pensioenfondsen sinds januari 2015 moeten betalen over de uitvoeringskosten. Ze dient een voorstel in: of het kabinet kan onderzoeken of vrijstelling mogelijk is.

De komende jaren debatteert Oomen vaker over pensioenen en fondsen. Steevast spreekt ze daarbij over deze BTW kwestie. In maart 2017 neemt ze het op voor de met name de kleine pensioenfondsen: ‘Je hebt namelijk aan de ene kant een aantal grote pensioenfondsen, die door een vehikel geen BTW hoeven te heffen. Aan de andere kant zijn er een aantal kleinere fondsen, die dat probleem wel hebben.’

Het gaat mij om gelijke behandeling,’ zegt ze desgevraagd over haar voorstel. ‘Dat doe ik voor die mensen met een klein pensioentje, die nu opdraaien voor meer uitvoeringskosten.’ Haar voorstel, benadrukt ze, werd door een meerderheid in de Senaat gesteund. ‘Dit is echt geen persoonlijke hobby van me.’ Sterker nog, haar eigen pensioen krijgt ze via het ABP, de club, die geen BTW hoeft te betalen.

Van 54 procent van alle nevenfuncties is niet terug te vinden, of deze bezoldigd zijn

Ik dien het algemeen belang, niet mijn individuele. Als toezichthouder van een hogeschool was, zou ik nooit het woord voeren over onderwijs.’ Daar ligt wat haar betreft de grens.

Dat Oomen sinds juli 2014 naast haar baan als senator ook wordt betaald als bestuurslid van het Pensioenfonds Werk en (re)Integratie, een klein pensioenfonds. dat nu BTW moet betalen, maakt volgens haar de belangen niet individueel. Oomen wil haar bestuursvergoeding niet openbaren, maar dat is ook niet nodig: volgens het jaarverslag 2017 van het pensioenfonds kreeg Oomen vorig jaar 31.122 euro, ruim duizend euro meer dan haar vergoeding in de Eerste Kamer (jaarlijks 29.800 euro).

Meerdere petten geen uitzondering

Waar de grens tussen het algemeen of individuele belang precies ligt, is niet altijd duidelijk. Senatoren verschaffen hier zelf maar mondjesmaat inzage in. Financiële nevenbelangen zijn dan ook moeilijk in kaart te brengen. Zo is van ruim de helft (54 procent) van alle 439 nevenfuncties nergens terug te vinden of deze überhaupt bezoldigd zijn of niet. Het spreken met (mogelijk) twee of zelfs meerdere petten is hierdoor zeker geen uitzondering in de Eerste Kamer.

Follow the Money constateert dit op basis van een aangelegde database van senatoren, waarin alle actuele nevenfuncties (en aanverwante informatie, zoals bezoldiging, functie en sector) zijn verzameld. Om deze database aan te leggen plozen we het register van de Eerste Kamer en het Handelsregister van de Kamer van Koophandel uit, lazen we jaarrekeningen en bestudeerden we debatverslagen.

Wat blijkt: precies de helft van alle nevenfuncties, die de senatoren hebben, overlappen met hun woordvoerderschap. Het gaat hierbij om in totaal 50 senatoren, wier nevenfunctie in dezelfde sector is als waarover hij of zij het woord mag voeren in de Eerste Kamer.

Deels is deze overlap te verklaren uit de achtergrond en vakkennis van de senator. Het is logisch om het woord te voeren over een onderwerp, waarvan je verstand hebt. En juist specialistische kennis – mits goed ingezet – kan het een minister knap lastig maken tijdens het debat. Maar door de gebrekkige transparantie vanuit de Eerste Kamer zelf is het vaak niet duidelijk of er ook andere, mogelijk zelfs individuele financiële, belangen op de achtergrond meespelen. Opvallend is dat uit ons onderzoek blijkt dat bijna de helft van alle banen pas verkregen is ná de benoeming van de senator in kwestie. Senatoren blijken geliefd op de arbeidsmarkt.

Onderzoeksmethode

Verschil tussen de kamers (foto staatsinrichtingsgeschiedenis.jouwweb)

Verschil tussen de kamers (foto staatsinrichtingsgeschiedenis.jouwweb)

De afgelopen weken heeft Follow the Money een database aangelegd met daarin alle nevenfuncties van senatoren. Deze database zullen we aanstaande dinsdag, wanneer de Eerste Kamer terugkomt van het reces, publiceren.

Om te kijken of een senator het woord voert over een sector waar hij of zij werkzaam is, zijn we als volgt te werk gegaan:

Per senator hebben we in kaart gebracht welke portefeuilles zij hebben in de fractie. Oftewel: over welke onderwerpen zij namens de fractie het woord voeren in de Eerste Kamer.
In de praktijk zijn dit beleidsterreinen (bijvoorbeeld Economische Zaken, Financiën) en geen sectoren zoals we die vinden op de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld detailhandel en horeca). Om te voorkomen, dat er appels met peren worden vergeleken, hebben we gekeken onder welke portefeuille de nevenfunctie valt.
Zo valt een functie als bestuurder bij de publieke omroep onder de portefeuille van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; een functie als voorzitter van de vee lobby valt onder de portefeuille Landbouw en Natuur. De nevenfuncties, die inderdaad overlappen met de portefeuille, zijn voorzien van een oormerk in onze database.

Om het zo eenvoudig mogelijk te houden, hebben wij overlap gedefinieerd als volgt: ‘senatoren voeren het woord over een beleidsterrein, waar zij werkzaam in zijn’.

De aanwezigheid van overlap is overigens geen bewijs van belangenverstrengeling per se. Omdat veel senatoren niet aangeven of hun nevenfunctie bezoldigd is en het niet duidelijk is voor welke bedragen zij een functie vervullen (bijvoorbeeld een volledig jaarsalaris of alleen een onkostenvergoeding), is het moeilijk te zeggen in welke gevallen er sprake is van zowel een overlap als individuele financiële belangen.

Tegelijkertijd dient ter nuancering te worden opgemerkt dat van de 439 functies enkele kunnen worden gezien als onafhankelijke expertise: denk aan een hoogleraar (12 functies) of een universitair docent (één functie), die voor de fractie het woord voert over zijn of haar vakgebied. Als we deze observaties erbuiten laten – en dus de functies van hoogleraar en universitair docent niet mee rekenen – blijft het percentage van overlappende functies nagenoeg gelijk.

Ook is het belangrijk om te kijken naar de functies (als analyse eenheid) in plaats van naar senatoren. Het feit, dat iemand bijvoorbeeld hoogleraar is, betekent niet, dat hij of zij er geen andere (betaalde) functies op nahoudt. Zo is voor Alexander Rinnooy Kan (D66) het hoogleraarschap slechts één van zijn 29 nevenfuncties (waarvan 17 bestuursfuncties). Omdat wij hebben gekeken naar de nevenfuncties en woordvoerderschappen (en of deze overeenkomen), kan niet worden uitgesloten, dat senatoren (door bijvoorbeeld ziekte of conform fractieregels) het woord hebben overgenomen van hun collega’s, en hierdoor alsnog het woord voerden over een sector, waaruit zij inkomsten ontvangen.

Opvallende situaties

Doordat senatoren het woord voeren tijdens debatten over sectoren waarin zij zelf werkzaam zijn, ontstaan er opvallende situaties. Zo debatteert CDA’er Marnix van Rij elk jaar weer over het belastingplan, maar is hij daarnaast senior belastingadviseur bij accountantskantoor EY.

In juli 2018 hield Van Rij een warm pleidooi vóór de afschaffing van de dividendbelasting in het wetenschappelijke tijdschrift van het CDA, Christen Democratische Verkenningen. ‘Het CDA moet de rust bewaren en zich niet laten verleiden tot een sterk ideologisch gekleurd debat over het schandelijke grootkapitaal,’ schreef hij. Dit debat over de dividendbelasting moet ‘niet vanuit de principes van het CDA’ worden gevoerd, aldus de financieel woordvoerder van het CDA in de Senaat.

Ook zijn collega Mart van de Ven (VVD) voert het woord, wanneer het gaat over de fiscale maatregelen van het kabinet. Beide heren zijn niet alleen collega’s in de Senaat: ook Van de Ven is zelfstandig belastingadviseur – en ook hij komt uit het nest van EY. Zijn bedrijf, ‘Meester Mart’, lost ‘serieuze fiscale problemen op over uw inkomen, pensioen of bedrijf.’ Als voorbeelden ‘met een succesvolle afloop’ noemt hij onder andere ‘het voorkomen van het betalen van zowel omzetbelasting als overdrachtsbelasting bij de aankoop van een appartement’ en hij maakt ‘andere gunstige afspraken met de Belastingdienst’. Meester Mart ‘begeleidt en adviseert’ volgens de website overigens ook studenten, die zijn uitgeloot voor een studie.

Van de Ven’s CDA collega Joop Atsma sprak afgelopen mei tijdens een debat over fosfaatrechten. ‘Nederland is een van de meest prominente landen ter wereld als het gaat om de melkveehouderij en zuivel’, betoogde hij gloedvol. ‘Wij hebben samen het doel volop perspectief te bieden.’ Hij had nog een mededeling: ‘Zo hebben zich ook exporteurs van vee, jonge vaarzen, bij ons gemeld.’ Met ‘ons’ bedoelt hij waarschijnlijk het CDA, maar het is verwarrend, want Atsma is sinds 2013 óók voorzitter van de Stichting Brancheorganisatie Kalversector.

Atsma laat desgevraagd wete,n dat ‘als er sprake is van een dubbel belang, dat vooraf wordt gemeld bij de CDA fractie.’ ‘De kalversector komt eigenlijk nooit specifiek aan bod, maar als het aan de orde zou zijn, dan wordt dat bij de fractie van te voren ingebracht,’ zegt hij.

Senatoren vinden regels voor senatoren onnodig

Het senatorschap is een deeltijd functie; het is dus niet zo vreemd, dat bijna alle leden van de Eerste Kamer er nevenfuncties of een hoofdbaan bij hebben. Maar het wordt ingewikkeld, wanneer vele belangen in dikke kluwen door elkaar gaan lopen.

Het Europese samenwerkingsverband voor preventie van corruptie, Greco, luidt al sinds 2013 de noodklok: de Nederlandse chambre de réflexion kent nauwelijks formele integriteitsregels. Er wordt in Nederland volledig uitgegaan van wederzijds vertrouwen en publieke controle. Desondanks zijn meerdere aanbevelingen van Greco niet overgenomen door de Senaat.

Wel hebben fracties zelf de interne regels aangescherpt: senatoren van de PvdA mogen bijvoorbeeld niet meer het woord voeren over een bepaald onderwerp, wanneer er sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling.

Vrijwel alle partijen benadrukken hoe waardevol nevenfuncties zijn

Maar wanneer kun je spreken van (de schijn van) belangenverstrengeling? ‘Politici zijn bij uitstek belangenvertegenwoordigers. Iedereen heeft ook belangen’, zegt parlementair historicus Bert van den Braak van het Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit Leiden. ‘Als jij een ouder bent en je kinderen krijgen studiefinanciering, dan wil je natuurlijk, dat deze zo hoog mogelijk is.’ Dat soort belangen ‘an sich’ noemt hij geen probleem: ‘Dat wordt het wel als er niet zuiver mee wordt omgegaan. Als bijvoorbeeld niet duidelijk is welke belangen er spelen en wanneer volksvertegenwoordigers een direct voordeel hierbij hebben.’

Tijdens het Senaat debat over het Greco rapport, in juni 2014, benadrukten vrijwel alle partijen hoe waardevol nevenfuncties zijn. ‘Daardoor sta je midden in de samenleving’, zei Marijke Vos (GroenLinks). Over het politiek spreken met meerdere petten werd tijdens het debat niet al te veel gezegd: ‘De primaire verantwoordelijkheid met betrekking tot het omvangrijke begrip integriteit ligt bij de individuele senatoren’, aldus toenmalig senator Roger van Boxtel (D66).

Gesloten deuren

Tom Janssen - Rutte en eerste kamer, Trouw, 9 december 2010

Tom Janssen – Rutte en eerste kamer, Trouw, 9 december 2010

De vraag is, of dit voldoende is. Is er echt geen sprake van belangenverstrengeling, wanneer de volksvertegenwoordigers als woordvoerders van een fractie tevens debatteren over de sector, waarin ze ook geld verdienen? Van den Braak: ‘Aan de ene kant kun je zeggen: “dit is goed, want die mensen hebben kennis van zaken”, maar dan moet men wel transparant zijn over hoe deze expertise wordt ingezet. Eigenlijk vindt de besluitvorming plaats binnen de fractie. Daar wordt bepaald welke standpunten worden ingenomen en dat is de plek om dat in goede banen te leiden.’

Van den Braak vervolgt: ‘Soms komen deze zakelijke belangen overeen met politieke belangen. Zo trad tijdens de privatisering van de energiesector, in 1995, VVD’er Niek Ketting toe tot het Senaat. Hij was tevens directievoorzitter van de Samenwerkende Elektriciteitsmaatschappijen. De VVD vond dit natuurlijk geen enkel probleem, want zij waren voor meer marktwerking – en dus ook privatisering. De kiezers zullen dit ook geen probleem vinden. Het wordt wel een probleem als er echt belangen worden nagestreefd ,die meer in de persoonlijke dan de partij politieke sfeer zitten.’

Tijdens zijn maiden speech, zijn eerste toespraak in de Eerste Kamer, hield Paul Schnabel van D66 op 8 december 2015 een pleidooi voor een substantieel fonds voor het cultureel erfgoed. Hij constateerde, dat een aantal musea de kosten van het behoud van de collectie niet konden betalen. Minister Jet Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zei, dat dit gold voor enkele musea zoals het Catharijneconvent in Utrecht. Schnabel: ‘Ik weet, dat het om deze musea gaat. Dit speelt ook bij het Openluchtmuseum, maar op een wat andere manier.’ De minister veranderde nog niets aan haar beleid, maar beloofde ‘een vinger aan de pols te houden’.

‘Hier gaat het om openlijk gelobby’

Schnabel was destijds toezichthouder bij het Catharijneconvent én voorzitter van de Raad van Toezicht bij het Openluchtmuseum in Arnhem. ‘Hier gaat het om openlijk gelobby: het is een debat over een concreet wetsvoorstel, met het doel een toezegging van de minister te ontlokken,’ zegt Van den Braak. Schnabel zelf noemt ‘het voor de hand liggen’, dat hij ‘als woordvoerder cultuur aandacht vraagt van de minister voor een probleem, dat door de musea wordt gevoeld.’ En: ‘Van een directe verbinding met musea waar ik als toezichthouder of bestuurder bij betrokken ben, is geen sprake.’ Hij ontvangt voor deze functies geen vergoeding, benadrukt hij.

Van den Braak wijst erop dat openlijke lobby in de Eerste Kamer een zeldzaamheid is en met name achter gesloten deuren plaatsvindt: ‘Het is ook moeilijk te achterhalen of door die inmenging van specifiek, die senator het kwartje op de andere kant valt. Tegelijkertijd moet je lobby eerder buiten debatten zoeken, want in de fractie wordt tenslotte het standpunt bepaald.’

Beïnvloeden tijdens het debat is lastig, zegt Van den Braak, omdat het ook binnen de partij opvalt als een senator ineens van fractiestandpunt verandert. Dergelijke beïnvloeding gebeurt dus vooral door middel van een kopje koffie met ambtenaren of een sms’je naar een minister. ‘Gaat een Eerste Kamerlid in de pauze naar een bewindspersoon om daar iets te bepleiten? Deze lijntjes zijn ook korter als de partij van een senator in de regering zit, en tegelijkertijd veel onzichtbaarder’.

Uit data onderzoek van de Volkskrant bleek in 2015 al, dat de leden van de Eerste Kamer honderden keren met een dubbele pet stemden. Critici spraken in het artikel over ‘een groot democratisch probleem’ en verwezen naar gemeenteraadsleden en leden van de provinciale staten. Zij werken meestal ook deeltijd en mogen niet meestemmen over een wetsvoorstel als ze (zakelijk) zijn betrokken bij het onderwerp – juist om zelfs maar de schijn van belangenverstrengeling te vermijden.

De senatoren zelf vonden bijna allemaal, dat dit soort regels niet nodig waren voor de Senaat, omdat het onder andere zou ingrijpen ‘in het vrije mandaat van politici om te stemmen’. Ze deden de suggestie van stemmen over een wet in je eigen sector en mogelijke belangenverstrengeling per definitie af als ‘onzin’. De fractie bepaalt hoe er wordt gestemd, luidde de argumentatie; die volgt doorgaans de lijn van de woordvoerder.

Door een gebrek aan formele regels ontbreekt ‘elke stok achter de deur’ om zelfs maar de schijn van belangenverstrengeling te vermijden, zegt de Leidse hoogleraar staats en bestuursrecht Tom Barkhuysen. Een eerste stap noemt hij al een goede registratie van nevenfuncties en een verbod om te stemmen over zaken, waarbij senatoren persoonlijk betrokken zijn. ‘Voor gemeenteraden en provinciale staten geldt dat al. Waarom zou dat bij ons hoogste vertegenwoordigende orgaan niet kunnen? En logischerwijs voer je juist niet het woord over zaken waar je ook een belang in hebt.’

Lobbyen voor broodheren

Volksvertegenwoordigers moeten ‘zonder last’ kunnen stemmen. Artikel 67 van de Nederlandse Grondwet telt niet alleen voor Tweede Kamerleden, maar ook voor Eerste Kamerleden. Desalniettemin brengt het openlijk lobbyen voor broodheren senatoren soms wel, maar vaak ook niet in de problemen.

Hans Wiegel (VVD)

Politiek en bier gaan volgens de VVD coryfee goed samen. Het sociale smeermiddel heeft hem, zo vertrouwde hij toe aan dagblad Trouw, geen windeieren gelegd: ‘Lobbyen gaat het beste als je persoonlijk met een minister om de tafel gaat zitten.’

Hierin was hij niet altijd even succesvol. Als voorzitter van het Centraal Brouwerij Kantoor moest hij in 1999 de beperking van alcohol reclame dwarsbomen. Samen met collega politici Hans Gruijters (D66, tevens Productschap voor Gedistilleerd) en Jan Kamminga (VVD, tevens Stichting Verantwoord Alcoholgebruik) ging Wiegel op bezoek bij toenmalig minister voor Volksgezondheid met 22 ‘verbeter voorstellen’. De sector zou de zichzelf reguleren en de regels vrijwillig aanscherpen. Toen een jaar later nog niets veranderd bleek te zijn, deed zich begin maart 2000 de situatie voor, dat Hans Wiegel zich als senator moest uitspreken over een voorstel om deze beperking op alcoholreclame wettelijk te regelen. Hoewel hij jarenlang als volksvertegenwoordiger functies had bekleed in de biersector, besloot zich hij zich in 2000 terug te trekken als senator, omdat zijn ‘maatschappelijke en politieke functies’ naar eigen zeggen onverenigbaar bleken.

Gijs van Hall (PvdA)

Burgemeester Gijs van Hall (PvdA) sloeg op 13 december 1966 de eerste paal voor de Bijlmermeer. Het grondgebied was oorspronkelijk niet van Amsterdam, maar geannexeerd van de naastgelegen gemeente Weesperkarspel. Van Hall had zich hiervoor als senator voor de PvdA hard gemaakt en wist alle Amsterdamse Eerste Kamerleden aan zich te binden.

Met succes: hoewel het kabinet van mening was, dat de Bijlmermeer een aparte gemeente moest worden, kreeg van Hall het voor elkaar om het Amsterdamse belang te laten prevaleren boven partijposities.

Warme pleitbezorgers

Ons onderzoek wijst nu uit, dat senatoren nog altijd vaak het woord voeren over een sector, waarin ze ook een (bij)baan hebben. En ze zijn geliefd, de politici. Sterker: het lidmaatschap van de Eerste Kamer kan al snel een opstapje zijn naar een toezichthoudende of andere bestuurlijke functie. 46 procent van de (bij)banen is ná de benoeming van de senator in kwestie verkregen.

Illustratief voor de populariteit is de Stichting VNG Fonds voor Noodhulp, Wederopbouw en Ontwikkeling, dat in 2017 werd opgericht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, een grote lobbyclub. Maar liefst twee senatoren zetelen in het vierkoppige bestuur van deze stichting: Ton Rombouts van het CDA is voorzitter, Janny Vlietstra (PvdA) bestuurder. Volgens Vlietstra is dit ‘toeval’: ‘Er is gezocht naar oud lokaal bestuurders, die zijn of waren betrokken bij het internationale VNG netwerk.’ Beide hebben deze functie overigens niet in het openbare register opgegeven.

Of neem bijvoorbeeld Nuffic, een voor het grote publiek vrijwel onbekende non profit organisatie die pleit voor ‘de internationalisering’ in het onderwijs en vooral wordt gesubsidieerd door de ministeries van Buitenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Als adviseur heeft Nuffic VVD senator Jan Anthonie Bruijn ingeschakeld; zijn enthousiasme voor deze opdrachtgever is ook te horen in de vergaderzaal van de Eerste Kamer. ‘Hulde aan de minister voor de ruimte die zij geeft aan de nevenvestigingen voor transnationaal onderwijs,’ jubelde hij vorig jaar juni. In september 2015 promootte hij een richtlijn van Nuffic in de vergaderzaal van de Eerste Kamer. Letterlijk vroeg hij: ‘Is het mogelijk om het, door Nuffic in de landelijke standaard geadviseerde beheersingsniveau van de vreemde taal, door leraren te laten gebruiken als richtlijn bij het inspectietoezicht?

Bruijn stelt in een reactie, dat het belangrijk is ‘ontzettend kritisch te kijken naar mogelijke belangenverstrengeling’. De hoogleraar immunopathologie, gespecialiseerd in nierziekten, zag er daarom vanaf zelf het woord te voeren bij het debat over de Wet op de orgaandonatie: ‘Met pijn in het hart, want ik denk dat ik de enige ben in de Senaat, die dagelijks met dit onderwerp te maken heeft.’ Maar wanneer heb je een belang? ‘Dat moet je jezelf bij elk onderwerp en elk debat afvragen.’

Rondom Nuffic ziet Bruijn geen conflicterende belangen. Al was het maar, zegt hij, omdat dit de enige club is, die dit soort richtlijnen maakt. ‘Ik ben daar niet in dienst en krijg slechts een kleine onkostenvergoeding. Ik ben adviseur en geen leidinggevende of toezichthouder, dus heb ik geen direct belang.’

Op de burelen van het CDA heeft Nuffic nóg een warm pleitbezorger gevonden en ditmaal gaat het wel om een toezichthouder: Senator Anne Flierman (sinds 2014 voorzitter van de Raad van Toezicht bij Nuffic) mengde zich in april 2016 in het debat over de Wet Doorstroming Huurmarkt. Hoe zat het met de kamers voor de internationale studenten? Bleven er wel voldoende over? Minister Blok van (destijds) Wonen op Binnenlandse Zaken, beloofde de CDA senator te monitoren ‘of er in de sfeer van de verhuur van studentenkamers aan uitwisselingsstudenten een probleem ontstaat.’

Dit is het einde van de Eerste Kamer!

Onder toeziend oog van Willem II (foto Groene Amsterdammer)

Onder toeziend oog van Willem II (foto Groene Amsterdammers)

Zijn functie bij Nuffic is niet de enige, waardoor de in 2009 beëdigde Flierman soms met meerdere stemmen spreekt in de Senaat praat. In mei 2013 werd de senator voorzitter van de Raad van Toezicht van het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk. Desondanks bleef hij politieke debatten voeren over de zorg en over de privatisering van die zorg.

Eind 2013 diende Flierman een voorstel in ‘ter bevordering van de spreiding van streekziekenhuizen’; een jaar later, in 2014, sprak hij over de Wet Normering Topinkomens (WNT) en dan vooral over investeerders in ziekenhuizen, die rendement ontvangen, zodra ze presteren. Ook zij worden betaald uit premies en collectieve middelen, merkte hij op: ‘Dat begrijp ik. Ik begrijp echter niet waarom het management, dat eindverantwoordelijk is voor een positief resultaat, wel wordt gemaximeerd in zijn beloning?’ Overigens verdiende een bestuurder van het streekziekenhuis, waar hij toezichthouder was vorig jaar boven de WNT norm.

De zelfregulerende Senaat

Tijdens Senaat debat over het wel of niet invoeren van strengere integriteitsregels in juni 2014 werd vooral besloten, dat het best goed ging met de integriteit in de Eerste Kamer. Er kwamen een paar aanscherpingen van het Reglement van Orde, de huisregels van de Senaat. Zo is er een reis en geschenkenregister gekomen, en moeten senatoren beschrijven in welke sector ze werken. Meer regels waren er niet nodig, aldus de politici. De club van wijzen spreekt elkaar wel aan, was de communis opinio.

NRC columnist Tom-Jan Meeus trof eind 2015 een zelfregulerende Senaat aan. Of nou ja, zelfregulerend: collega’s spraken schande van de vermeende lobby van een collega, te weten Anne Flierman van het CDA. Het debat betrof de Wet Stroom, onderdeel daarvan was de splitsing van de energiemarkt. Het idee: bedrijven mogen niet langer beheerder van stroomnetten zijn en tegelijk stroom produceren. Nuon en Essent waren voor, want die waren al eerder gesplitst. Delta en Eneco, die nog niet waren gesplitst, waren tegen. Van alle kanten werd al maanden flink gelobbyd.

Een voorstel van de SP en het CDA tegen de splitsing werd door een meerderheid van de Senaat aangenomen. Toen bleek plots, dat Flierman, de senator van het CDA, die ook het woord voerde over stroom, commissaris was bij Cogas. En Cogas is een net beheerder, die soms ook wat stroom produceert en dus niet stond te springen om een splitsing. Pure lobby, stelden enkele senatoren in de NRC column. Annemarie Jorritsma (VVD) riep volgens Meeus verontwaardigd vanuit de bankjes: ‘Dit is het einde van de Eerste Kamer!

Frank de Grave

Je moet wel elke schijn van belangenverstrengeling vermijden

Maar diezelfde Jorritsma trad vier maanden later toe tot de raad van commissarissen van Alliander, een netwerk beheerder, die juist weer vóór de veelbesproken splitsing is. En afgelopen december, tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, verdedigde Jorritsma als fractievoorzitter van de VVD in de Senaat de afschaffing van de dividendbelasting. Daarbij voerde ze al vrij snel vooral het woord namens de investeerders: ‘Het zijn mensen die investeren die daar last van hebben’, zei ze over de dividendbelasting. ‘Wij vinden het verdedigbaar, dat je dat oplost.’

Jorritsma is ook voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP), zeg maar gerust: investeerders. Tijdens de formatie schreef de NVP een brief naar informateur Gerrit Zalm, een pleidooi voor een gedeeltelijke afschaffing van de dividendbelasting. Bij haar aantreden bij de NVP in september 2015 wond Jorritsma er al geen doekjes om. Zo zei ze in het vakblad Faces: ‘Ik wil voorkome,n dat we een wetgeving krijgen, die het participatiemaatschappijen moeilijker maakt om in Nederland te opereren.’ Dat staat los van haar baan als senator, zei ze zelf, omdat ze ‘geen moeite heeft’ neutraal te zijn.

Jorritsma laat bij monde van een woordvoerder weten, dat ‘het [zo] kan zijn, dat een van de leden in het dagelijks leven een functie heeft ,die raakt aan een onderwerp, dat in het debat wordt besproken. In dat geval kijken we, of een van de andere leden het debat kan doen, of spreken we vooraf af, dat we daar duidelijk over zijn.’ Ook geeft Jorritsma aan, dat er actief wordt gezocht naar een balans, want ‘soms hebben leden van de Eerste Kamer kennis, die relevant is voor het debat. Het zou zonde zijn om die kennis dan niet te benutten. De Eerste Kamer is tenslotte een nevenfunctie en van de leden mag worden verwacht, dat zij daarnaast met beide benen in de samenleving staan.’

Een dubbele pet knelt aan twee kanten

Jorritsma’s VVD collega Frank de Grave was tot voor kort toezichthouder bij de ING, en spreekt elk jaar bij de financiële beschouwingen. Voor zover wij konden achterhalen is hij echter wel de enige, die dat als disclaimer vermeldde, tijdens een debat in 2016: ‘Volgens de VVD schieten we weinig op met alleen het bekritiseren van het bankwezen,’ sprak hij. Om na zijn positieve betoog te vertellen: ‘Ik ben lid van de Raad van Toezicht van ING Nederland op voordracht van de centrale ondernemingsraad. Vandaar dat ik de passage over de financiële sector, die ik net heb voorgelezen met nadruk is voorgelegd aan en besproken met de VVD fractie.’

Het kamer lidmaatschap is een baan van 10 uur per week, verklaart ook De Grave, ‘dus moet je drieënhalve dag ernaast werken. Dat heeft absoluut een meerwaarde, omdat je zo als senator wat afstand houdt van de dagelijkse politieke praktijk.’ Dát maakt de Senaat volgens hem juist anders dan de Tweede Kamer: ‘Maar je moet wel elke schijn van belangenverstrengeling vermijden. Dat vereist absolute transparantie.’ In een disclaimer tijdens een debat, bijvoorbeeld. Alleen zo kan de senaat, zegt hij, zichzelf corrigeren.

Ik verdedig tot aan mijn dood de combinatie van al mijn functies

Soms is het onduidelijk of senatoren elkaar aanspraken als senator of als concurrent. Zo was PvdA senator Margriet Meindertsma in 2011 van mening, dat fractievoorzitter Elco Brinkman van het CDA in de Eerste Kamer moest opstappen als voorzitter van de bouwlobby, Bouwend Nederland, om dubbele agenda’s te voorkomen. Maar zelf was zij op het moment dat ze deze oproep deed voorzitter van de Raad van Commissarissen bij bouwbedrijf Moes. Meindertsma vond echter, dat dit risico van een dubbele agenda niet voor haar opging: ‘Ik ben geen fractievoorzitter, die prominent lid is van de eigen partij en deel uitmaakt van wekelijkse overlegsituaties van de partijtop.’

Ook Brinkman zag en ziet geen enkel probleem: ‘Ik verdedig tot aan mijn dood de combinatie van al mijn functies,’ verklaarde hij destijds aan het Financiële Dagblad. Daar staat hij nog steeds achter, al levert dat soms merkwaardige situaties op. In 2013 stemde hij als senator tegen het Woonakkoord, maar als voorzitter van Bouwend Nederland was hij wél enthousiast over het akkoord tussen het kabinet en oppositiepartijen D66, de ChristenUnie en de SGP. Een kwestie van ‘te veel petten’, schreef oud leider Wouter Bos van de PvdA in een Volkskrant-column. Als Brinkman ‘politicus in Afrika was geweest, hadden we woorden als ‘bananenrepubliek’ of ‘corruptie’ niet geschuwd.’

Volgens de CDA senator ‘ettert’ de discussie over de meerdere petten maar door. Juist hij was ‘objectief’, zegt hij, door tegen de wil van Bouwend Nederland te stemmen. ‘In de Eerste Kamer spreken we alleen over algemene regelingen, dus je kunt helemaal geen individuele bedrijven bevoordelen of zoiets. Hier gebeuren geen stiekeme dingen.’ De nevenfuncties zijn een pre, stelt hij: ‘Het is heel belangrijk, dat senatoren hun ervaring in het debat inzetten. Het is toch heel gek om niet te mogen spreken over de bouw of de zorg, terwijl jij daar juist ervaring in hebt?’

Maken senatoren juist gebruik van hun expertise op transparante wijze, of fungeren ze als de nood aan de man komt als doorgeefluik van de wensen van de organisatie, waarvoor ze werken? ‘Je kunt zeggen: niks aan de hand, het mag en is goed, dat de senatoren de de zaken zelf proberen te scheiden,’ zegt hoogleraar staats  en bestuursrecht Wim Voermans van de Universiteit Leiden. Of je kunt constateren, dat het wel heel kwetsbaar is om het zo te doen, want het laadt de schijn van partijdigheid en belangenverstrengeling op zich. Zijn de regels, die de Eerste Kamer zichzelf hierover stelt eigenlijk wel streng genoeg? Is de controle wel goed geregeld? Nu komt het toch vooral op de leden zelf aan om dit te controleren’

Komende dinsdag, 11 september, publiceren we het derde deel in dit onderzoek. Daarin presenteren we onze database en zullen inzichtelijk maken in welke sectoren Eerste Kamerleden actief zijn. Maar ook: wat voor soort functies vervullen zij precies? En staan zij inderdaad met ‘twee benen in de samenleving’, zoals ze zelf vaak beweren?

Wederhoor

We hebben alle betrokken senatoren benaderd en hun reacties in het artikel verwerkt. Anne Flierman en Marnix van Rij hebben we via hun voorlichter benaderd. Die liet weten dat Elco Brinkman, die we zelf al hadden gesproken, namens hen het volgende zegt: dankzij de nevenfuncties staan Eerste Kamerleden ‘midden in de samenleving en kunnen zij vanuit een brede maatschappelijke betrokkenheid hun bijdrage leveren in de Chambre de réflexion.’ CDA’ers spreken altijd namens hun fractie, aldus Brinkman: ‘De functies van de Eerste Kamerleden zijn openbaar.’

CDA senator Ria Oomen hebben we voorgelegd, dat haar beloning bij het Pensioenfonds Werk en (re)Integratie openbaar is en 31.122 euro bedraagt. We vroegen haar nogmaals, of ze vond, dat ze geen belang had. ‘Het gaat in mijn voorstel om gelijke behandeling, niet van fondsen, maar van deelnemers.’ Ze wijst erop, dat het PWRI jaarverslag ook meldt, dat de kosten van pensioenbeheer per deelnemer door de invoering van de BTW verplichting met negen euro is gestegen. ‘Bij fondsen met een eigen uitvoeringsorganisatie is de deelnemer beter af, omdat daar geen btw is. Een ongelijke behandeling dus.’

Senator Oomen noemt het ‘nonsens’ dat PWRI zal profiteren van haar voorstel. ‘Een pensioenfonds is geen financiële instelling, maar opgericht door werkgevers en werknemers om de belangen van de deelnemers te behartigen. ‘Het feit, dat ik kennis heb van de sector kan en moet ik in de senaat gebruiken.

Maak onafhankelijke journalistiek mogelijk

WORD LID VAN FOLLOW THE MONEY

Omdat we ons niet willen laten beïnvloeden door de macht van pagina views of grote adverteerders, plaatsen we geen advertenties op onze website.

Maar het maken van diepgravende onderzoeksjournalistiek kost nog steeds een hoop tijd en geld. Word daarom lid van FTM of steun ons met een donatie.

Follow The Money, 8 september 2018, 06:00

https://www.ftm.nl/artikelen/dubbele-petten-senatoren

Hoe werkt de Eerste Kamer?

Gepubliceerd op 27 apr. 2011

Wat doen de Eerste Kamerleden? Hoe worden zij gekozen? En wat is het verschil tussen de Eerste en Tweede Kamer? Video uit december 2009.

Reacties:
https://youtu.be/An_BL70GPrI

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Follow+the+Money
https://robscholtemuseum.nl/?s=Dieuwertje+Kuijpers
https://robscholtemuseum.nl/?s=Kim+van+Keken
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jan+Peter+Balkenende
https://robscholtemuseum.nl/?s=Balkenende+norm
https://robscholtemuseum.nl/?s=Senatoren
https://robscholtemuseum.nl/?s=Eerste+Kamer
https://robscholtemuseum.nl/?s=Wiens+brood+men+eet
https://robscholtemuseum.nl/?s=Thom+de+Graaf
https://robscholtemuseum.nl/?s=Loek+Hermans
https://robscholtemuseum.nl/?s=Lilianne+Ploume
https://robscholtemuseum.nl/?s=Henk+Pijlman
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ben+Knapen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Alexander+Rinnooy+Kan
https://robscholtemuseum.nl/?s=Joop+Atsma
https://robscholtemuseum.nl/?s=Hans+Wiegel
https://robscholtemuseum.nl/?s=Annemarie+Jorritsma
https://robscholtemuseum.nl/?s=Elco+Brinkman
https://robscholtemuseum.nl/?s=Frank+de+Grave