Diana Ozon – Spuitmalkoning Kaagman

Hugo Kaagmans humor, zijn taal en beeldgrappen, een mengeling van dadaïsme, Fluxus en cartoonhumor troffen mij in de vroege jaren 70 in het CJP blaadje Plug. In ’77 ontmoette ik hem op mijn verjaardag en kreeg zijn boek Bab Boujeloud: een rijk met tekeningen geïllustreerd onderzoek voor zijn studie Sociale Geografie naar het leven rond de gelijknamige poort in Fes, Marokko. Die studie had hij afgebroken, omdat hij geen oplossing voor de problemen Derde Wereld heeft. Hugo is een doener, die direct resultaat wil zien.

Zijn boek had één onmiddellijk effect: we besloten samen verder te gaan in de kunst en het leven, noem het maar punk levenskunst in een kraakpand. Om te beginnen ging ik hem helpen met het tijdschrift van hem en zijn vriend Cristian Canstadt: de Koekrandt, die naast plaatselijke boekhandels ook werd verkocht in een oude sigarettenautomaat: de Art-o-maat. Tijdens een expo van deze Art-o-maat in de het Stedelijk Museum kwam mijn jeugdvriend Ivar Vičs langs. Ook met hem zaten Hugo en ik op één lijn.

Vervolgens openden we met Ivar en Ludwig Wisch, die in de kelder van het kraakpand aan de Sarphatistraat oefenruimte had met zijn band Lulu Zulu and the White Guys, een punkclub DDT 666.

Aan het einde van 1978 liet Hugo mij de echte Bab Boujeloud zien en liftten we door de Sahara naar West Afrika. Daar had een vriend en ex studiegenoot Roelof Neeteson een alternatieve aanpak: muziek, dansen en de eerste wereld ontvluchten door op het platte land van Senegal een lokale discotheek te openen. Hugo zou dat danslokaal decoreren: een nogal groot oppervlak voor een tekenaar. Hij bedacht gebruik te maken van repeterende afbeeldingen en sneed daartoe met een stukje scheermes uit een oude kartonnen doos spuitmallen uit. Een auto verfspuit zorgde voor de afdrukken. Hij had meteen succes: iedereen wilde de afbeeldingen op hut of kleding.

Terug in Europa openden Hugo en ik Galerie Anus, waar Hugo de spuitmalkunst vervolmaakte en aan de lopende band nieuwe afbeeldingen voor T shirts, muren, skateboards, noem maar op maakte. Daarnaast was ook de viltstift graffiti, die hij als tienerjongen al liftend, en op de muren van het kraakpand en de omgeving verder had uitgewerkt. De galerie werd een ontmoetingsplaats voor punks en andere graffitimakers.

Toen ik op een dag in een column van Evert Werkman in Het Parool las, dat graffiti gelijk staat aan het vernielen van tramhuisjes schreef ik als galeriehoudster een ingezonden brief. Hierop kwam de pers naar de galerie en gaf graffiti ruime aandacht wat een wisselwerking teweeg bracht. Het werd een bloeiende kunstvorm met veel media attentie, ook vanuit het buitenland.

Omdat de galerie wat last had van hangjeugd, waardoor de creativiteit stagneerde, besloot ik het in 1980 een winkelvorm te geven, zonder zithoeken, maar met toonbank, onder de naam Galerie Ozon. Hier werd de sjabloonkunst van Hugo productiewerk. Terwijl hij op zijn kamer steeds nieuwe sjablonen ontwierp en uitsneed, spoot ik in productielijn shirtjes met ME’ertjes, Geen Woning Geen Kroning en andere veel gevraagde iconen en slogans. De Nieuwe Revue kopte: ‘Van muur naar shirt‘ en gaf pagina’s lang full colour verslag van Hugo’s werk.

Toen ik boven de boekhouding in slaap was gevallen en bij ontwaken besefte, dat taal mij liever is dan cijfers, sloot ik de galerie. Mijn vijfde eigen beheer bundel stond op stapel, ik gaf lezingen en trad ook op met mijn band. Hugo ging onverstoord door met het spuiten van sjablonen op T shirts voor winkels en op doek. De galerie werd gemist, en vanuit andere kraakpanden was ook vraag naar en dergelijke kunstruimte, zodat we in 1981 kunstgezelschap Zebra openden in de oude galerie. Hugo ontwierp een zebra patroon, bespoot de gevel van het pand en sindsdien heette het pand Zebra huis. Vandaag de dag worden de luxe appartementen, die werden gebouwd, nadat we de Sarphatistraat hadden moeten verlaten de Zebra panden genoemd: zo sterk was Hugo’s beeldmerk.

Kunstenaars hebben, net als dichters, een podium, een platform voor hun werk nodig. Na een jaartje was de kunstgalerie Zebra ook alweer gesloten. De volgende stap was een meer gevestigde galerie voor Hugo. Dat was niet zo gemakkelijk: met een portfolio en een UIT krant, adressen afgaan, wachten en worden teleurgesteld… De underground, de kraakcultuur wist hem al te vinden en waarderen voor wanddecoraties. Vooral Tjebbe van Tijen had vertrouwen in zijn kunst en kon er plaats en financiën voor te regelen. Hugo kreeg honderd meter schutting om een bouwput bij het Waterlooplein. Ondertussen zette hij stevig door in zijn productie en werd aangenomen in het laatste jaar van de BKR, Beeldende Kunstenaars Regeling. Hier vond hij een mogelijkheid zichzelf verder te ontplooien en voor de lol wand grote doeken te bespuiten.

Tijdens een van mijn poëzielezingen in Milaan, waarbij Hugo een graffiti actieschildering deed, ontmoette hij graffitikunstenaar Keith Haring met wie hij optrok. Ze bleken zielsverwanten: ‘alles verallesen’ haast geen oppervlak is ongeschikt voor graffiti. Haring had galeries, die zijn werk voor hem verkochten, bij Yaki Kornblit in Amsterdam en elders ter wereld. Nu Hugo nog. Hij had mijn bundel De obscure camera gedecoreerd, mensen bespoten, voorwerpen, woningen, noem maar op, maar het platform, zoals Anus, Ozon en Zebra, dat waren geweest, ontbrak.

Ik zat net met mijn uitgever In de Knipscheer, voor wie Hugo ook een stel boekomslagen heeft gemaakt, redactie te voeren over de bundel Hup de Zee, waarmee ik naar even later bleek zou gaan doorbreken toen Hugo binnen kwam en zei: ‘Ik kwam daarstraks Rob Scholte tegen en die vroeg of ik bij zijn galerie The Living Room van Bart van der Ven wil komen.’
The Living Room bracht Hugo solo exposities, en groepsexposities in binnen en vooral ook buitenland op gerenommeerde internationale kunstbeurzen. Zijn ster steeg. Maar was hij gelukkig? Nee. ‘Waar doe ik het voor?’, vroeg hij regelmatig, terwijl ik mijn tas inpakte om ergens in het land mijn gedichten te gaan voordragen.

Elke nacht als ik terugkeerde van een optreden, ging ik even in zijn atelier kijken wat hij die avond voor schilderij had gemaakt. Zijn productie was en is zo hoog, dat hij veel meer maakt dan voor een expositie nodig is. Hij heeft de vaart en energie van een graffitiër. Niet van een priegelaar, die maanden met één doekje bezig is.

Die bezigheid vond hij terecht interessanter dan de papierwinkel en andere zakelijkheden, die bij het kunstenaarschap komen kijken. Ook ik had een ander beeld van het kunstenaarschap dan telkens gastvrouw zijn voor, of vrouw zijn van. Ik heb grote bewondering voor kunstenaarsvrouwen: er komt zoveel meer bij kunst kijken dan het scheppende werk. De partner van de kunstenaar is de motor van het succes.

Het is
Jeannette Dekeukeleire, die Hugo Kaagman wereldwijd op de kaart heeft gezet. Zij heeft als zijn galeriehoudster, partner en moeder van zijn kinderen zijn werk een extra doel en stimulans gegeven. Jeanette weet als geen ander, en al langer dan ik ooit, de kunstenaar Hugo Kaagman koning te laten zijn. Onder haar bezielende aanwezigheid zijn de skateboards van vroeger uitgegroeid tot vliegtuigen, de muurtjes tot hele panden en is de voormalige sociale geografiestudent, die zo graag reist overal ter wereld, waar hij graag zou willen vertoeven beroepsmatig bezig: van Curaçao tot Kosovo. Van Buenos Aires tot Station RAI. Zij is met recht de koningin van de Stencil King. Het is nooit anders geweest: achter iedere grote man staat een grote vrouw. En vice versa.

Ze mag in dit boek dan tot een vermelding in het dankwoord zijn teruggebracht, en ik heb hier zojuist al meer woorden gebruikt dan er tekst in het boek Stencil King staat, dus daarvoor was ook weinig ruimte, maar het is dan ook een boek van en over Hugo. Stencil King is een schitterend boek vol oog kost van de bevlogen veeldoener, maar vooral ook een oude punk met een dadaïstisch Fluxus-achtige humor en met hart voor de mens en de mensheid. Lang leve de Stencil King!

Tekst voorgelezen tijdens de boekpresentatie van Stencil King in de American Book Club op het Spui te Amsterdam op 28 november 2009

Hugo Kaagman - Stencil King

Hugo Kaagman
ISBN 9789048802753
Lebowski Publishers
160 Pagina’s
Prijs € 19,90

Zie voor meer over Hugo Kaagman ook alhier:

Kaagman experimenteel
http://www.diana-ozon.nl/index.php?e=488
Graffiti canon van Nederland
http://www.diana-ozon.nl/index.php?e=689

Aan Hugo Kaagman gerelateerde artikelen alhier o.a:

Dankzij kraken
http://www.diana-ozon.nl/index.php?e=623
Eigen beheer uitgaven Koekrandt
http://www.diana-ozon.nl/index.php?e=456
De Obscure Camera
http://www.diana-ozon.nl/index.php?e=51
Olie Buma in Paradiso
http://www.diana-ozon.nl/index.php?e=135
Kunst
http://www.diana-ozon.nl/index.php?e=74
Ivar Vičs, graffiti king Dr. Rat
http://www.diana-ozon.nl/index.php?e=119
Beeldend kunstenares
http://www.diana-ozon.nl/index.php?e=201

Bezoek ook Kaagman.nl
http://www.kaagman.nl/

http://www.diana-ozon.nl/?e=697

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Diana+Ozon
https://robscholtemuseum.nl/?s=Hugo+Kaagman
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jeannette+Dekeukeleire