Cor Hendriks – Magi: de wijzen uit het Oosten (5): Meden en Perzen | Zoroaster (Zarathustra)

Volgens sommigen stonden de Medische Magiërs lang voor de dagen van Zoroaster bekend als een magico priesterlijke kaste, een van de zes stammen van de Meden, opgesomd door Herodotus (484 406 VC). Het is van deze lieden, dat het woord ‘magie’ is afgeleid, hoewel de etymologie ervan betwijfeld wordt en obscuur is (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Magic_(supernatural)).

Zoals het werd gebruikt door de Grieken echter, betekende magia oorspronkelijk de religie, de leringen en de occulte praktijken van de Oosterse Magie. Onze voornaamste bron van kennis over deze mysterieuze mensen is de prins van alle geschiedkundigen, Herodotus zelf. De feiten, die hij geeft, zijn schaars, maar uitermate onthullend, aangezien zij voorkomen in situaties en verbonden zijn met ideeën, die het luister hebben van de gouden tijd van magie. Het was de tijd van symbolische profetische dromen. Toen Astyages, gedoemd om de laatste koning van de Meden te zijn, droomde van gevaar voor zichzelf in verband met zijn dochter Mandanē, haaste hij zich om de Magiërs te consulteren. Zij bevestigden zijn voorgevoelens, dat de droom een bedreiging van zijn koningschap inhield. Hij probeerde dat af te wentelen door Mandanē te laten huwen met een stille en onbeduidende, hoewel hooggeboren, Pers, genaamd Cambyses, die naar zijn inschatting in rang duidelijk onder een middenklasse van Meden stond. Het onheil kroop echter dichterbij. Een nog onheilspellender droom over de aanstaande vrucht van Mandanē’s baarmoeder werd voor de Magiërs gebracht om te interpreteren. Zij bevestigden de voorgevoelens van de koning zelf: het ongeboren kind was voorbestemd om in zijn plaats te regeren. Een Sophoklesiaanse serie gebeurtenissen vond daarna plaats. Het kind Cyrus, in plaats van ter dood te worden gebracht, zoals Astyages had bevolen, werd weg gesmokkeld en heimelijk opgevoed door een herder in een afgelegen district. Maar bloed kruipt, waar het niet gaan kan. De kleine jongen werd gekozen tot het ambt van koning door zijn dorpsspeelgenoten en werd in deze hoedanigheid onder de aandacht van Astyages gebracht, die hem meteen herkende als dat wat hij was. Hij nam een afschuwelijke wraak op de ongehoorzame bediende, maar het was uit een vreemde mengeling van wroeging en trots over zijn kleinzoon, dat hij opnieuw om de Magiërs verzocht en hen vertelde wat er gebeurd was.

De Magiërs zeiden: ‘Als het kind nog steeds leeft en koning werd zonder enige regeling, kunt ge vol vertrouwen ten aanzien van hem zijn en goede moed hebben, want hij zal niet weer heerser worden een tweede keer; aangezien sommige zelfs van onze orakels slechts kleine resultaten hebben gehad, en dat tenminste wat te doen heeft met dromen komt vaak aan het einde een zwakke voltooiing.’ Astyages gaf antwoord in deze woorden: ‘Ik ben zelf ook, o, Magiërs, het meest geneigd te geloven, dat het zo is, namelijk dat aangezien de jongen koning werd genoemd de droom zijn vervulling heeft gehad en dat deze jongen niet langer een bron van gevaar voor me is. Geef desondanks mij raad, na te hebben beschouwd wat het meest veilig zal zijn voor mijn huis en voor jullie.’ Antwoordend hierop zeiden de Magiërs: ‘Voor ons ook, o, koning, is het van groot belang, dat uw heerschappij stevig blijft staan; want in het andere geval wordt het overgebracht op vreemdelingen, die naar deze jongen komen, die een Pers is, en wij als Meden worden tot slaven gemaakt en worden van generlei belang in de ogen van de Perzen, aangezien we van een ander ras zijn; maar omdat gij gevestigd bent als onze koning, die een van onze eigen natie bent, hebben we allebei ons aandeel in de heerschappij en ontvangen wij grote eer van u. Dus moeten we dan met alle middelen zorg dragen voor u en voor uw heerschappij. En nu, als we in dit iets zagen om bang voor te zijn, zouden wij aan u alles tevoren verklaren; maar aangezien de droom zijn gevolg had in een onbeduidende zaak, zijn wij allebei in goede stemming en wij sporen u aan ook zo te zijn; en wat betreft deze jongen, zend hem weg van voor uw ogen naar de Perzen en naar zijn ouders.’”

Helaas voor hen bleek deze mede menselijke interpretatie fout. Cyrus kwam in opstand tegen zijn grootvader en overwon hem in 550 VC. Astyages spietste die magiërs, die hem hadden overgehaald of beter het met hem eens waren om Cyrus te laten leven, op palen. Cyrus vestigde het Perzische rijk en onderwierp de Meden. Tijdens de regering van zijn zoon Cambyses (529 522 VC) deden de Magiërs echter een boute en verraderlijke poging om opnieuw de macht te grijpen. Een van hen, Patizeithes, werd benoemd tot gouverneur tijdens Cambyses’ afwezigheid in Egypte, wat suggereert, dat de kaste van Meden nog steeds veel van hun vroegere prestige had behouden. Deze vice regent was op de hoogte van het geheim van de moord op de broer van de koning met koninklijk bevel en hij wist ook, dat deze onnatuurlijke daad, voortgebracht door de vrees van usurpatie (wederrechtelijk toe eigenen), werd stilgehouden. Hij bedacht het gedurfde plan om een magiër Gaumata, die leek op de dode, uit te roepen als Smerdis, de broer van Cambyses, en hem op de troon te zetten. Het complot was een tijdje succesvol, aangezien veel voorzorgsmaatregelen werden genomen om Gaumata op de achtergrond te houden. Toen Cambyses hoorde wat er gebeurd was, meende hij in eerste instantie, dat Smerdis niet gedood was; maar na te zijn gerustgesteld door de moordenaar, keerde hij zich naar het bedrog en ging op weg om de valse Smerdis te ontmaskeren, toen hem een dodelijk ongeluk trof en hij stierf, na eerst de feiten bekend te hebben gemaakt aan sommige van de aanwezige Perzische edelen, en beval hen hun heerschappij over de Meden te herstellen. Grote verwarring werd echter veroorzaakt in de geesten van allen door de verklaring van de moordenaar na Cambyses’ dood, dat hij Smerdis niet had gedood, een daad, die hij niet had durven toegeven. Gaumata genoot een ongestoorde heerschappij voor zeven maanden:

“(…) en gedurende die tijd verrichtte hij daden van groot profijt voor al zijn onderdanen, zodat na zijn dood al degenen in Azië, behalve de Perzen zelf, rouwden om zijn verlies: want de Magiërs zonden boden uit naar iedere natie, waarover hij heerste en riepen vrijheid uit van militaire dienst en van tribuut voor drie jaar.”

Toegegeven, dat er een grote toevoeging aan de politiek was door zulke maatregelen, toonden ze wijsheid en een gevoel voor de voordelen, die voor vrede en voorspoed zorgden, want zelfs de verwerpelijkere Magiërs hadden over het algemeen een correcter begrip van wat menselijk geluk is dan de meeste heersers en veroveraars. Het is ook waar, dat fraude maar al te vaak hun instinct verlaagt uit een lust naar macht. De valse Smerdis werd ontdekt en het voor hem beschamende geheim, dat Cyrus hem had gebrandmerkt door na een of andere overtreding zijn oren af te knippen, werd ook onthuld. Toen eenmaal zekerheid over zijn identiteit was vastgesteld, betrad Darius, de zoon van Hystapes, met zes andere Perzische edelen het paleis, vastbesloten een eind te maken aan de bedrieger. Ze kwamen op een verkeerd moment voor de Magiërs. De moordenaar van de echte Smerdis, die ze geprobeerd hadden onherroepelijk te verbinden aan hun belangen, had net publiekelijk de hele waarheid omtrent de situatie bekend en pleegde zelfmoord in de aanwezigheid van allen. Het paleis was daarvan nog steeds in opschudding toen de samenzweerders zich toegang forceerden tot de private kamers van de Magiërs, ze doodden Patizeithes en Gaumata en richtten een algemene slachtpartij aan onder al de Magiërs, die ze konden grijpen. Darius herdacht deze opstand door de beroemde inscriptie te laten aanbrengen, waarin hij sprak van de usurpatie van Gaumata de Magus, zijn eigen succesvolle complot tegen hem en de restauratie van de Achaemenische dynastie. De Perzen hielden de herinnering aan deze overwinning levend door een jaarlijks festival, de Magophonia:

Deze dag vieren de Perzen over het algemeen meer dan alle andere dagen en op deze dag houden ze een groot festival, dat door de Perzen het Festival van de slachting van de Magiërs genoemd wordt, waarop het geen Magiër is toegestaan om buiten te verschijnen en de Magiërs blijven binnen in hun huizen tijdens deze dag.”

Het is merkwaardig om te bedenken, dat deze openbare vreugdefeesten plaats blijven vinden tegelijkertijd met een voortdurend groeiende invloed van de Magiërs. Want wat deze aan politiek belang na de restauratie van de Achaemeniden hadden verloren, schijnen ze in aantal te zijn toegenomen en zelfs meer en krachtigere spirituele controle te hebben als voorheen. Hun heerschappij over de geest van de mensen had hen reeds uitgezonderd onder de Meden. Ze kregen van hen nu en onderscheiding om te functioneren als de erkende priesters van de Perzen. Geen enkele andere religieuze rite kon gecelebreerd worden zonder hun aanwezigheid:

“(…) een Magische man staat bij hen en zingt over hen een theogonie (…) aangezien zonder een Magiër het niet wettig is voor hen om een offer te volbrengen.

Wat een dergelijk ambt in dagen precies inhield, toen riten en offerandes nog onontbeerlijk waren voor bij alle ondernemingen en bijna dagelijks voorkwamen kan vandaag slechts gedeeltelijk begrepen worden; hoewel we misschien niet meer in staat zijn om de bijzondere acceptatie van religieus ontzag te doen herleven (of terug te krijgen), waarmee toen dergelijke priesters werden beschouwd, die niet het feestvieren verhinderden tijdens de Magophonia en ook de Magiërs niet verzekerden tegen het lot, dat Astyages placht uit te delen aan diegenen van wie de gaven tekortschietend waren bevonden. Precair, zo niet ronduit gevaarlijk was het lot van deze mensen, die steeds werden opgeroepen om binnen een korte termijn profetieën te doen op het gebied van nationale overwinningen of rampen. In deze positie gedwongen, schijnen ze over het algemeen probleemloos allerlei zaken te hebben voorspeld, zoals ze het onheilspellende visioen voor de expeditie tegen Athene interpreteerden als aan zijn heerschappij over de hele aarde refererend, of toen ze volhielden, dat een zon eclips rampspoed voorspelde voor de Atheners. Misschien wisten ze in beide gevallen wel beter, maar waren bang om dat te zeggen. Eén ding is zeker: hoe buitengewoon en  vaak hun individuele voorspellingen ook werden gefalsificeerd, de kaste als zodanig verloor nooit haar profetisch prestige. Onmiddellijk voor Xerxes uitrijdend op diezelfde beslissende expeditie, in het heilige rijtuig getrokken door acht witte paarden, waren ze even vitaal voor de onderneming als het leger zelf, pleng offers uitgietend ter ere van de helden, die vielen bij Troje, witte paarden als offer brengend om goede voortekens te krijgen bij de rivier Strymon, zij brachten de storm tot bedaren, die raasde rond Kaap Sepias, door te offeren en het zingen van toverformules. Aldus legden de leden van dit onderworpen ras zichzelf en hun invloed op aan hun veroveraars.

Ze waren op vele manieren verschillend van andere mensen, zei Herodotus; en als dit het geval was in Azië, hoeveel meer indruk moeten ze bij de Grieken hebben gewekt door hun vreemd zijn, aldus het mysterie toevoegend aan hun macht. Want de Magi drongen in Griekenland, India en sommigen zeggen zelfs in China door. In de gehele antieke wereld werd hun macht erkend. Het overstijgt religieuze verschillen, want er is altijd iets universeel en internationaal geweest aan de aard van magie; en hoe vreemd hun riten ook mogen voorkomen aan Herodotus en later aan Plutarchus, dit verminderde geen zins hun waarde als de grote magiërs van de oudheid, de professionele lezers van dromen en waarzeggers met behulp van de sterren.

Zoroastrianisme (foto aminoapps)

Zoroastrianisme (foto aminoapps)

Voor zover we kunnen afleiden uit de beschrijvingen van Herodotus en Plutarchus was de Magische religie oftewel een primitieve of een gedegenereerde vorm van Zoroastrianisme. Het schijnt over het geheel meer dan waarschijnlijk, dat ‘magianisme’ (om dat woord te munten) vooraf ging aan Zoroastrianisme en er later door werd hervormd, de magiërs zelf later behoorden in hun officiële capaciteit tot het hoogste van deze vorm, terwijl ze privé nog de oude riten praktiseerden. Te weinig is echter werkelijk bekend over dit onderwerp om te kunnen dogmatiseren; maar wat betreft hun voorspellingskrachten komt een interessante trek naar voren uit de verhalen, die Herodotus vertelt. De dromen, zoals verteld aan de magiërs, zijn altijd uitermate symbolische dromen, waarvan de interpretatie zeer voor de hand liggend lijkt. Zoals toen Astyages een wijnrank zag groeien vanuit de baarmoeder van zijn dochter, die zich uitspreidde over heel Azië, dan is er nauwelijks een profeet voor nodig om hem te zeggen wat dat betekent. Toch consulteerde hij de Magiërs. Het lijkt minstens mogelijk, dat dit een beleefde geste was: een indirecte manier om te zeggen, dat hij zich ongemakkelijk voelde over de Perzen, die Mandanē’s nakomeling zagen als een voorwendsel om hem te onttronen en de Perzen aan de macht te brengen. Als dit zo was, consulteerde hij de magiërs eerder als politici dan als priesters, gebruikmakend misschien van de erkende taal van zulke oriëntaalse despoten, wanneer ze religieuze (of morele) steun wensten voor een van hun overwogen politieke misdaden. Toen Astyages’ gevoelens veranderden, veranderde ook het advies van de Magiërs, die eerder subtiel, dan psychisch, lijken in dit specifieke verhaal, maar ten minste, zoals ook het geval was met Gaumata, niet overmatig begerig naar bloedvergieten vredestichters eerder dan aanstichters tot geweld.

De geschiedenis van deze vreemde zaak, samengesteld uit Herodotus, is bijna als een kort symbolisch abstract van de mythe van de Magus. Een periode van onbetwiste heerschappij, daarna een verlies van macht toen het ras waaruit ze ontsproten ten onder ging, de aanname van een valse identiteit. de ontdekking van de fraude door middel van een merkteken, dat de usurpator brandmerkt als een misdadiger en bovendien een voortdurende en zelfs groeiende spirituele opgang, nadat een angstaanjagende wraak was uitgeoefend. Dit alles is op merkwaardige wijze profetisch voor de komende tijden. Ondertussen hadden de Grieken aan het onovergankelijke werkwoord μαγεύειν, ‘een Magus zijn’, de overgankelijke betekenis: ‘betoveren, beheksen, bezweren’ gegeven. Zelfs in de donkerste dagen zou deze macht nooit helemaal hun spirituele nazaten verlaten; zelfs niet toen de Magi zelf uit het Oosten kwamen om de nieuw geboren Christus te proclameren en te aanbidden. Vervolgens, teruggekeerd naar hun eigen huizen, werd er niets meer over hen vernomen.

Zoroaster (foto giantbomb)

Zoroaster (foto giantbomb)

Zoroaster (Zarathustra)

I saw a book in Khúsrau’s Royal hall,
Writ in the Pahlavi, for so they call
That ancient tongue the great arch-priest of fire,
Had placed it there chief of the learned choir,
Within the book in varied tale were told
The deeds of ancient kings and heroes old.
There too the Zandavastá’s sacred line,
Was traced, holy Zartusht’s book divine;
And there the story of his wondrous birth,
And all that marked the sage’s stay on earth.
Time-worn the volume and the mystic page,
Was veiled in doubt, and dim with mists of age.

Aldus schreef Zartusht-Bĕhrám in de 13e eeuw en ondanks de overvloed aan wetenschap en studie, die gespendeerd werd aan het Zoroastrianisme, met name in de Sacred Books of the East, blijft de positie van de stichter Zoroaster vandaag de dag substantieel dezelfde. Want de mythologie omringt hem als een opkomende vloed, overstroomt hem en trekt zich dan terug, laat op de oever van het leven her en der gestrooide fragmenten achter, drijfhout en de buit van jutters bij een grote scheepsramp, de religie, die hij geleerd heeft, ligt daarin besloten:

Zoals de Parsi’s de restanten zijn van een volk, zo zijn hun heilige boeken de restanten van een religie. Er is geen ander groot geloof ter wereld geweest, dat zulke armzalige en magere monumenten van haar vroegere schittering ooit naliet” [Darmesteter, Introductie bij de Vendîdâd].

Als we de Gâtha’s als documenten van deze religie in zijn vroegste en zuiverste vorm aannemen, lijkt het, dat het proces, dat het onderging, ruwweg gelijk was aan dat wat te observeren is in de ontwikkeling van het Boeddhisme, dat wil zeggen de overwinning van magisch ritueel en legende over de doctrine. Wat Zoroastrianisme uitzondert is de volledigheid van deze verovering, die Zoroaster, die waarschijnlijk leefde in de 7e eeuw VC, tot een bijna puur mythische figuur heeft gemaakt. William Jackson heeft tevergeefs geprobeerd Zoroaster te humaniseren. Zoroaster over wie zelfs de Hogepriester van de Parsi’s in Karachi in 1938 bekende:

We weten alles van het leven van Mohammed, we weten iets van de levens van Boeddha en Jezus, we weten vrijwel niets van het leven van Zoroaster.

Door de Grieken werd hij beschouwd als de Magiër par excellence en naar mijn standpunt is hij het meest perfecte voorbeeld van het uitwissen van leven door de daar uit ontstane legende. Gezien dit inzicht en omdat de actuele Avesta en Phalavi teksten op zo’n fragmentarische wijze aan ons zijn overgeleverd, heb ik geen scrupules meer om bepaalde trekken in de late Zartusht-Namah te gebruiken, die, hoewel ze slechts gesuggereerd worden in de Zoroastrische geschriften, zoals we die nu bezitten, waarschijnlijk traditioneel waren, maar ook contaminatie hebben ondervonden en aan vervuiling hebben geleden van de Hebreeuwse, Griekse en christelijke bronnen. Volgens geleerden, die met deze teksten gewerkt hebben, zouden de Gatha’s gecomponeerd kunnen zijn ergens tussen 1500 en 900 VC, de oudste porties van de latere Avesta korte tijd voor Darius (521 484 VC), de laatste delen van de Avesta in de 3e of 4e eeuw VC en de Pahlavi teksten, geschreven rond AD 900, waarschijnlijk gecomponeerd zijn tijdens de Sassaniden tijd (AD 211 640).

Profetieën gingen aan de geboorte van deze toekomstige wetgever van Iran vooraf en de Glorie van Ahura Mazda betrad de baarmoeder van de moeder van het meisje, dat Zoroaster zou baren:

Daarop, toen Aûharmazd het materiaal van Zaratûst had geproduceerd, vluchtte de glorie, in de tegenwoordigheid van Aûharmazd, voort naar het materiaal van Zaratûst voort naar dat zaad; van dat zaad vluchtte hij [= de glorie] voort, voort naar het licht, dat eindeloos is; van het licht, dat eindeloos is, vluchtte hij voort, voort naar dat van de zon; van dat van de zon vluchtte hij voort, voort naar de maan; van die maan vluchtte hij voort, voort naar die sterren; van die sterren vluchtte hij voort, voort naar het vuur, dat is in het huis van Zôis; en van dat vuur vluchtte hij voort, voort naar de vrouw van Frâhîmrvaňa-zôis, toen ze dat meisje baarde, die de moeder van Zaratûst werd.” (Pahlavi Dînkard, boek 7)

Na zowel de beschermgeest en het materiële lichaam te hebben ontvangen van God, evenals de Glorie, gaf het meisje maagdelijk geboorte aan de profeet Zoroaster, die ook werd gezegd te zijn neergedaald uit de hemel door de vlammen van de ether, waarschijnlijk is dit een andere manier om het neerdalen van de Glorie te beschrijven. Een nog aantrekkelijkere versie maakt van Zoroaster een afstammeling uit emigranten van een groot trans-atlantisch continent, die onze aarde bereikten na een wonderbaarlijke expeditie. Hier is ook het onderliggende idee van het neerdalen van de god in essentie hetzelfde. Miraculeuze voortekens begeleidden natuurlijk de geboorte van een dergelijk kind. Naast de droom van de moeder, verhaald in de Zartusht-Namah, is er het treffende incident, dat de profeet luid lachte, toen hij het daglicht zag, terwijl ‘behalve dit kind ieder kind geboren ter wereld gehuild heeft’. Geen schrijver over de profeet van Iran ooit heeft dat lachen achterwege gelaten, dat het hele huis op deed lichten, en Plinius, die het plichtmatig vermeldde, zei daarbij, dat zijn brein zo hevig trilde om te verhinderen, dat er een hand op zijn hoofd werd gelegd. Ondertussen straalde de Glorie, waarmee Zoroaster voor altijd omgeven zou zijn, door in de geest van de mensen en het huis in het dorp van zijn geboorte. De hele natuur verheugde zich en een golf van grote blijdschap stroomde door Ahura Mazda’s schepping. Met dodelijke vrees en woede hadden Ahriman en zijn schepselen aan de andere kant al geschokt vanaf de eerste aankondiging van de komst van de profeet. Zelfs voor zijn geboorte had de cohort van het kwaad al geprobeerd om hem te vernietigen en nu, in paniek en vol kwaadheid, probeerden de aartsdemon en zijn dienaren zich met elke methode, die binnen hun macht lag, zich te ontdoen van deze bedreiging van hun effectiviteit. De wereld scheen toentertijd overvol met ontaarde priesters en zwarte Magiërs; de Karaps en de Kigs, met andere woorden de ondersteuners van de oude religie, die Zoroaster gekomen was om te hervormen of te vervangen. Zij kunnen in feite de Pahlavi aanduiding zijn voor de Medische Magiërs. Wie ze ook waren, ze representeerden de aanhangers van Ahriman, de geest van het kwaad, door voortdurend oorlog te voeren tegen Ahura Mazda. Ze deden hun uiterste best om de bediende uit zijn kindertijd te doden. Tevergeefs: de hand, die opgeheven werd om hem te doorsteken, verwelkte, beesten wilden hem geen kwaad doen en vuur wilde hem niet branden. Hij was voorbestemd om tot volwassenheid op te groeien en een grootheid te bereiken, die aldus treffend staat beschreven:

“(…) er is in hem een geest gemanifesteerd, die ruimer is dan de hele wereld, en meer verheven dan ieder werelds bezit, met een begrip wiens kracht perfect is gekozen, een intellect van alles verwervende kracht, en een vernuftigheid van alles beslissende bekwaamheid, ook met de vele aandacht van de koninklijke glorie, en het volle verlangen naar rechtvaardigheid, de doeltreffende ijver en autoriteit en zelfs de superioriteit in macht en grootheid van kracht, die in het karakter van deze vier klassen van hem zijn, welke zijn: priesterschap, krijgsmanschap, het boerenbedrijf en vakmanschap; naast een perfecte vriendschap met de heilige wezens en een hang naar het goede en een ontzaglijke vijandschap voor de demonen en het kwaad. (Dînkard, boek 7)

Deze ‘ontzaglijke vijandschap’ was een leitmotiv in zijn leven en zoals we hebben gezien was het wederzijds. Op een zeer jonge leeftijd begon Zoroaster zich geestelijk te wapenen om het kwaad te weerstaan en ook zich voor te bereiden voor zijn heilige missie. Volgens sommigen begon hij strikte zwijgzaamheid in acht te nemen op zijn zevende en bracht hij vervolgens een lange eenzame periode van initiatie door in de wildernis, waar hij leefde in een grot op een met sneeuw bedekte bergtop, zich louter voedend met stremsel en melk. Het is traditioneel berekend, dat hij dertig jaar oud was toen hem de eerste openbaring van Ahura Mazda overkwam. Dit werd gevolgd door zeven andere visioenen met verschillende intervallen, zes conferenties met de Amsháspands of aartsengelen en ook nog een onderhoud met Ahura Mazda. De engelenconferenties waren van een eminent praktische aard. Ze waren er namelijk op gericht om voorspoed voor de mensen te bevorderen, dat altijd al het evangelie van de medicijnman is geweest:

De vrijheid van aanval, uitgezonderd van vervolging en het juiste onderhoud van de vijf soorten dieren waren voorgeschreven (…) aan Zaratûst met kennelijk zeer ontzaglijke aanmaning (…) Zorg voor het juiste onderhoud van het Varahran vuur en de verzoening van alle vuren werd aan hem uitgelegd (…) en hij werd volledig gemaand over de diverse juiste bewaarmethodes van de metalen, en om  uitrustingstukken van goud te produceren, die niet voor oorlog bestemd waren (…). En Zaratûst werd ook aldus aangemaand (…) over de zorg en verzoening van de aarde (…) en hij werd geïnformeerd over de zorg en verzoening van planten.” (Pahlavi, Zâd-Sparam, Hoofdstuk 22)

Zoroastrian devotional art depicts the religion's founder with white clothing and a long beard (foto ancient-origins)

Zoroastrian devotional art depicts the religion’s founder with white clothing and a long beard (foto ancient-origins)

Vreemder en indrukwekkender is het Avestische verslag van de aanval en de verleiding door Ahriman en zijn gehoorzame demonen:

Vanuit het gebied van het noorden, vanuit de gebieden van het noorden, snelde Angra Mainyu voort, de dodelijke, de Daêva van de Daêva’s. En aldus sprak de boosdoener Angra Mainyu, de dodelijke: ‘Drug, snel neer en dood hem.’ O, heilige Zarathustra! De Drug kwam aangesneld, de demon Bûiti, die de bedrieglijke en onzichtbare dood is.
Zarathustra zong luid het Ahuna-Vairya gebed: ‘De wil van de Heer is de wet van rechtvaardigheid. De geschenken van Vohumanô gelden voor de daden gedaan in deze wereld voor Mazda. Hij, die de armen helpt, maakt Ahura koning.’
Hij offerde de offers aan de goede wateren van de goede Dâitya! Hij reciteerde de professie van de vereerders van Mazda!
De Drug, wanhopig, snelde weg, de demon Bûiti, die de bedrieglijke en onzichtbare dood is.
En de Drug zei tegen Angra Mainyu: ‘Gij, kweller, Angra Mainyu! Ik zie geen weg om Spitama Zarathustra te doden, zo groot is de glorie van de heilige Zarathustra.’
Zarathustra zag (dit alles) in zijn ziel: ‘De boze en kwaad doende Daêva’s (dacht hij) beraadslagen over mijn dood.’
Zarathustra kwam overeind, voorwaarts ging Zarathustra, onverzwakt door Akem-manô, door de hardheid van zijn kwaadaardige raadsels; hij ging met stenen zwaaien in zijn hand, stenen zo groot als een huis, die hij verkreeg van de maker, Ahura Mazda, hij, de heilige Zarathustra.Waar naartoe op deze wijde, ronde, aarde, waarvan de einders ver weg liggen, waar naartoe smijt gij (deze stenen), gij, die staat bij de bovenoever van de rivier Darega, in het landhuis van Pourusaspa?
Aldus antwoordde Zarathustra Angra Mainyu: ‘O, boosdoener, Angra Mainyu! Ik zal de schepping van de Daêva slaan; ik zal de Nasu, een schepsel van de Daêva, slaan; ik zal de Pairika Knathaiti slaan, tot de overwinnende Saoshyant tot leven komt uit het meer Kasava, uit het gebied van de dageraad, van de regionen van de dageraad.
Weer zei de maker van de boze wereld tot hem, Angra Mainyu: ‘Vernietig niet mijn schepselen, o, heilige Zarathustra! U bent de zoon van Pourusaspa, door uw moeder werdf ik aangeroepen. Zweer af de goede religie van de vereerders van Mazda, en gij zult zo’n gunst verkrijgen als Vadhaghna verkreeg, de heersers over de naties.’
Spitama Zarathustra zei in antwoord:Nee! Nooit zal ik de goede religie van de vereerders van Mazda afzweren, zowel niet met mijn lichaam als met mijn leven, al zouden ze me de adem wegrukken.’
Zarathustra zong luid de Ahuna-Vairya. De heilige Zarathustra zei luid: ‘Aldus vraag ik u: leer me de waarheid, o, Heer (…).’”

Deze ontzagwekkende verleidingsscène, die leest, alsof hij plaats vond aan de dageraad, het begin van de tijd zelf, heeft veel weg van de magische wedstrijd om hem heen; en in de Dînkard versie werd een andere duivel, vermomd als prachtige courtisane, eveneens op de vlucht gejaagd door de profeet. Maar Zoroasters overwinning was in dit geval de prelude op een leven van strijd en conflict, dat pas eindigde met zijn dood. Tien jaren van rondzwerven, sommigen zeggen zo ver als China, in een poging om bekeerlingen voor Ahura Mazda te winnen, bezorgde hem tegenslag en mislukking, die niet ophield tot hij een enkele eerste discipel kreeg, een van zijn eigen neven.

Ashu Zarathustra tijdens het debat bij Koning Vishtaspa (Shah Goshtasp) (foto miekemosmuller)

Ashu Zarathustra tijdens het debat bij Koning Vishtaspa (Shah Goshtasp) (foto Mieke Mosmuller)

Dit bleek een keerpunt in zijn carrière, voorafgaand aan de bekering van koning Vishtaspa, die de kampioen van het nieuwe geloof zou worden. Een bitter conflict, dat tot in het koninklijk hof plaats had, bracht tenslotte de triomf voor het Zoroastrianisme te weeg. De koning leek op het punt te staan het nieuwe geloof te accepteren na een langdurige sessie met de priesters van het oude geloof, de Kigs en Karaps, voorgesteld als zwarte Magiërs. Deze controverse duurde drie dagen, gedurende welke Zoroaster drieëndertig vragen beantwoordde, die hem werden voorgelegd door zijn tegenstanders. Hij gaf zulke overtuigende antwoorden, dat Vishtaspa werd bekeerd tot Zoroasters geloof. De priesters zetten daarmee de gedachte van de koning op tegen de profeet, zodat hij ter dood werd veroordeeld, voorafgegaan door een ‘afschuwelijke gevangenschap en bestraffing’. Tot zover de Dînkard. De Zartusht-Namah gaat uitgebreider in op de middelen, waarmee deze verandering van overtuiging werd bereikt, en hoewel ze rieken naar middeleeuwse eerder dan naar oeroude tijden, brengen ze een beschuldiging naar voren, die voortdurend geuit wordt tegen religieuze vernieuwers, de beschuldiging van zwarte magie:

De wijze mannen deden in het geheim onderzoek naar alles wat het meest onrein in de wereld is, zoals bloed, vuiligheid en onreine dingen, en de gespleten koppen van een kat en een hond, ook botten van een kadaver, en veel waren ze, op dat moment, in staat te vinden. Ze brachten deze dingen naar het huis van Zartusht (…)” (Zartusht-Namah, p. 503)

De ‘ontdekking’ van deze hem incriminerende parafernalia werd prompt gerapporteerd aan Vishtaspa en een vreselijke doem werd over de profeet uitgesproken. Hij werd in de gevangenis gesmeten en daar gelaten om te sterven. De goddelijke interventie van Ahura Mazda redde hem. Vage referenties in de Zoroastrische geschriften over een triomf, gewonnen door de genezing van een zwart paard, werden uitgebreid behandeld in de Zartusht-Namah als een fantastisch verhaal, dat misschien traditioneel geworden is. Het favoriete renpaard van de koning werd getroffen door een vreemde vreselijke ramp: zijn benen werden één voor één in zijn buik getrokken en geen aardse kracht, leek het, kon het weer genezen. Het nieuws bereikte Zoroaster in de gevangenis en hij belastte zichzelf met de genezing van het dier, op voorwaarde, dat een gunst werd verleend voor ieder been, dat terugkwam uit de buik. Dit werd goedgevonden op voorwaarde, dat de koning het geloof zou accepteren, dat zijn zoon ervoor zou strijden, dat de koningin het zou adopteren en dat de ‘wijze mannen’ ter dood zouden worden veroordeeld. Zo werd het viervoudige wonder voltrokken. De koning begeerde toen vier gunsten, waarvan één uiteindelijk op hem van toepassing was en de andere drie afzonderlijk op leden van zijn huishouding. Drie aartsengelen verschenen te paard, gekleed in het groen en geheel in krijgsuitrusting, glorieus en vreselijk. Na strenge maningen aan de koning om vast te houden aan het geloof, gepaard met beloften als hij gehoorzaamde, werd hem de kracht verleend om zijn eigen toekomst te zien. De gave van onsterfelijkheid tot wederopstanding werd aan een van zijn zonen verleend, de gave van onkwetsbaarheid aan een andere zoon en zijn grootvizier werd toepasselijk begunstigd met universele kennis. Wat betreft Zoroaster, die ook om onsterfelijkheid had gevraagd, hem werd in een visioen de hele aarde, van het paradijs tot aan de hel, en het toekomstige verloop van de religie gegeven. Deze  geschenken werden geopend door middel van magische dranken, speciale wierook, een betoverde granaatappel en in Zoroasters geval door een druppel van ‘iets als honing’.

Deze lange en fantastische periode van beproeving was het laatste gebeuren, dat aanhoudend aandacht kreeg in de overgeleverde geschriften en van de latere legendemakers, want door de verspreiding van Zoroastrianisme tijdens en na de Heilige Oorlogen monopoliseerden zij het onderwerp van hun aandacht. Vreemd genoeg werd aan de profeet zelf hier geen bijzondere rol in toebedeeld. De verschillende versies van zijn dood, die gezegd wordt te zijn gebeurd toen hij zevenenzeventig jaar oud was, voegen toe aan de blijvende impressie van een glorie, die vergaan is, die deze mystieke figuur van het begin tot het einde omgeeft. Iraanse bronnen stellen, dat hij werd gedood door een ongelovige Turkse tovenaar of indrukwekkender, dat hij werd gedood tijdens de Heilige Oorlogen met tachtig andere priesters in de grote Tempel van het Vuur te Balkh, of dat hij in stukken werd gescheurd door wolven, de dienaren van de boze Ahriman. Griekse en Latijnse patristische (dit wil zeggen uit de tijd van de kerkvaders) schrijvers circuleerden het verhaal, dat hij verging door vuur als een straf voor het bedrijven van astrologie, die diabolische en verboden kunst, want zij beschouwden (net als de wijze mannen aan het hof van koning Vishtaspa) hem als een zwarte Magiër; hoewel een vriendelijker standpunt, dat van hem een van de Magi maakte, een voorloper en profeet van Christus, ook gangbaar was. Maar de laatste woorden over Zoroasters einde op aarde worden het best verwoord door een dichter:

Het leger bereikte Balkh, de wereld werd gehavend door plunder
En slachting. Terwijl zij voor de Tempel van Vuur maakten,
Voor hal en paleis bedekt met goud, gaven zij
Hen en de Zandavasta over aan de vlammen.
De tempel had tachtig priesters, Gods aanbidders,
En allen voor het Vuur doodden de Turkmannen
En vaagden die cultus weg. Het Vuur, dat als eerste
Zardusht had ontstoken, stierf van hun bloed;
Wie die priester zelf doodde weet ik niet
(Firdausi, Sháhnáma, London 1910, V, p. 92).

De obscuriteit van het mysterie, dat Zoroasters dood omgeeft, zou de overtuiging van zijn eventuele resurrectie versterken. Deze notie werd zowel metafysisch als symbolisch uitgedrukt. Zijn zaad werd gezegd gedeponeerd te zijn op de bodem van een meer. In dit meer zullen drie jonge meisjes zwanger worden, wanneer ze erin baden, en ze zullen met intervallen van een duizendtal jaren een held voortbrengen om de wereld te vernieuwen. De laatste van deze, de uiteindelijke incarnatie van Zoroaster, zal de redder Saoshyant (‘van de regionen van de dageraad’) zijn, die de complete vernietiging van het kwaad, van Ahriman en zijn legers, zal volbrengen. Waarheid en gerechtigheid zullen op aarde heersen en de doden zullen herleven.

Zo vroeg als in de tijd van Avesta worden de miraculeuze geboorte, de voortekens en de gevaren, de initiatie en verleiding, de verre omzwervingen, de strijd, de verzoeking en vervolging, de gewelddadige dood en de wederopstanding, allemaal beschreven. De held van het ritueel doemt groot op vanuit deze legende en de primitieve medicijnman wordt bijna even zichtbaar als de magiër van het eenvoudige volk:

Eén wonder is de onthulling door Zaratust, in volledige welwillendheid, van medicinale kennis, vertrouwdheid met karakter, en andere professionele vasthoudendheid, heimelijk en volledig, van wat nodig is voor legale kennis en spirituele perceptie; ook de indicatie, door openbaring, van de riten voor het verdrijven van pest, het overwinnen van de demonen en heksen en het ongedaan maken van toverij en hekserij. Het genezen van ziekte, de neutralisatie van wolven en schadelijke schepsels, het bevrijden van regen en het beperken van hagel, spinnen, sprinkhanen en andere verschrikkingen van koren en planten, en tegenstanders van dieren, door de wonderlijke riten (…) En de onthulling aan de mensheid van vele stromende wateren, van wonderlijke stromen, en remedies voor ziekten, die worden gemengd door goed nadenkende artsen (…) en het wereldse voordeel van anderen (…)” (Pahlavi Dînkard, boek 7.)

Zodanig waren sommige van de onthullingen van de profeet, die gezonden was door God met deze boodschap voor de mensheid:

Informeer de mensen van de wereld, dat ze zo dingen kunnen zien, zowel verborgen als onthuld. Wat helder is en vol licht, laat ze weten, dat dat de helderheid van mijn glorie is. Ze zullen niet dwalen in hun verering van mij, als ze hun gezichten keren naar dat wat helder is. Als ze mijn bevelen in acht nemen, zal Ahriman van hen wegvluchten; niets in de wereld is beter dan licht, zowel voor klein als groot. Uit licht schiepen we engelen en het paradijs, naderhand werd de hel gevormd uit duisternis. Waar je ook bent in de twee werelden, je zult geen plek vinden, waar mijn licht niet is (Zartusht-Namah, p. 495).

E.M. Butler, The Myth of the Magus, Cambridge 1993 (= 1948), p. 15 – 28.

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-magi-de-wijzen-uit-het-oosten-1-gurdjieff-en-zijn-kaart-van-pre-sand-egypt/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-magi-de-wijzen-uit-het-oosten-2-jezus-in-egypte/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-magi-de-wijzen-uit-het-oosten-3-orion-sirius-tistrya/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-magi-de-wijzen-uit-het-oosten-4-jezus-geboorteverhalen/