Cor Hendriks – Geheimen van de Graal (6): Het Genootschap van de Graal

1. Petrus (& de Graalmis)

Het derde en laatste deel van de “Jozef van Arimathea” van Robert de Boron beschrijft de verdere lotgevallen van Jozef en zijn “Graalgenootschap”.

Jozef nam dus afscheid van Vespasianus en reist met zijn volgelingen naar verre landen, waar ze lang blijven. En onderweg maakt Jozef van de gelegenheid gebruik om heilige lessen te geven. Iedereen werkt hard en de zaken gaan goed. Dan zakt plotseling de zaak in en al hun werken komt tot niets. De oorzaak is de zonde van de lust, door Robert aangeduid als viezigheid en laagheid, die hen plotseling overvalt. De hongersnood slaat toe en er wordt geklaagd bij Hebron, die het weer aan Jozef vertelt, die naar de Graal gaat om raad te vragen. Een stem afkomstig van de H. Geest [d.w.z. = God = Jezus] geeft Jozef een raad, die aangeduid wordt als zijnde van grote betekenis. Jozef moet de schotel nemen waarin zich Gods bloed bevindt en die openlijk ten toon stellen als een test voor de zondaars. Ook moet hij ter nagedachtenis aan het Laatste Avondmaal net zo’n tafel maken en zelf gaan zitten op Jezus’ plaats. Bron, die een goede man is, moet naar het water gaan en een vis vangen. Dan moet Jozef de Graal op tafel zetten, bedekt met een doek, en de vis ertegenaan leggen. Dan moet iedereen komen. Hebron moet rechts naast hem gaan zitten en dan zal Jozef zien, dat hij een open plek tussen hen beiden zal laten, die de stoel van Judas voorstelt. Deze plek is bestemd voor het kind van Enygeus en Bron, dat nog geboren moet worden. Jozef voert de orders nauwkeurig uit. Sommigen nemen plaats aan tafel, terwijl anderen niet willen gaan zitten. Zo wordt iedere plek aan tafel gevuld, behalve de niet-vulbare plek en degenen, die zijn gezeten, ondergingen onmiddellijk een grote zaligheid, die hun hart tot overvloeien vult. Een van hen, Petrus genaamd, vraagt aan de staande blijvers of ze ook deze blijdschap ervaren, maar dat is niet het geval. Dan zegt Petrus: “In dat geval valt er niet aan te twijfelen, dat jullie besmet zijn door die doodzonde, waardoor jullie Gods genade verloren hebben.” Ze zijn zo beschaamd, dat ze het huis verlaten. De anderen voeren de dienst uit en Jozef verzoekt hen na afloop elke dag terug te komen, zodat hij kan zien, wie de zondaren zijn. Natuurlijk zijn de anderen heel benieuwd te weten, wat die genadegave van de Graal nou precies inhoudt, maar dat is niet communiceerbaar: “Geen hart kan omvatten, niemand kan zich voorstellen, welk een extase we ervaren, hoe we worden gedrenkt in grote vreugde, zodat we verplicht zijn op dezelfde plek te blijven tot de morgen.” Ook vragen ze waar deze genade vandaan komt en Petrus zegt: “Deze genade komt van de gezegende Jezus, die Jozef in de gevangenis, waarin hij onterecht was opgesloten, beschermde.”
De ongelukkigen besluiten het Graalgenootschap te verlaten en vragen naar de naam van dit wonderlijke vaatwerk, dat hen heeft afgesneden van de anderen, en Petrus antwoordt: “Ik heb geen reden om dat u te verhullen. Zij die het bij de juiste naam willen noemen, noemen het de Graal, want, zo geloof ik, wie de Graal ziet, vindt hem aangenaam (‘agréable’). Hij behaagt iedereen in dit land; ze vinden hem prettig en aangenaam. Zij die in staat zijn erbij te blijven en haar aanwezigheid kunnen verdragen, zullen wanneer zij hem zien, vreugde voelen en blij zijn als een vis, die uit de greep van de hand van een mens kan ontsnappen en weer vrij zwemmen in het water.”
Iedereen is het hiermee eens, zodat voortaan geen andere naam dan de Graal wordt gebruikt, zowel door de blijvers als door de vertrekkers.

2. Mozes

Voor de blijvers wordt de Graaldienst op het derde uur vastgesteld. Er is echter een man achtergebleven, Mozes genaamd, van wie wordt gezegd, dat hij niet is wat hij lijkt. Hij heeft de naam van een wijze en doet alles heel nauwgezet en maakt een vrome indruk. Hij verkondigt niet zo snel het Graalgenootschap te willen opgeven en begint luid te jammeren en vraagt aan iedereen om bij Jozef te bemiddelen. Ze hebben medelijden met hem en gaan naar Jozef, die naar de Graal gaat om raad.
[De tekst vertoon hier een lacune van 2 pagina’s, die echter opgevuld kan worden vanuit de prozaversie (“L’Estoire”).]
Het antwoord, dat God via de Graal geeft, luidt: “Jozef, Jozef, de tijd is daar, dat je zal zien, wat ik je verteld heb over de lege plek tussen jou en Bron. Iedereen denkt dat Mozes is, wat hij lijkt te zijn. Zeg hem, dat wanneer hij is wat hij claimt en als hij genade verwacht zoals hij voorgeeft, dat hij een stoel moet nemen en aan de tafel aanschuiven en je zal zien wat er met hem gebeurt.”
Jozef vertelt dan de anderen, dat Mozes mag komen als hij meent te zijn wat hij lijkt; en Mozes wordt gehaald. Jozef waarschuwt nogmaals Mozes, maar die is overtuigd van zijn recht en neemt plaats op de open plaats naast Jozef. Ogenblikkelijk wordt hij door de aarde verzwolgen en iedereen rond de tafel ziet dit en ze zijn bevreesd. Petrus vraagt aan Jozef, wat er met Mozes gebeurd is, maar die weet het ook niet en begeeft zich naar de Graal om in tranen de Heer te smeken hem te vertellen, wat er met Mozes is gebeurd.
De Stem zegt hem, dat dit het aangekondigde teken was en dat die stoel in nagedachtenis aan Judas was, die zijn plaats verloor door onwetendheid, toen Jezus hem vertelde, dat hij hem zou verraden: “Ik zei je, dat deze plek niet gevuld zou worden tot de dag des Oordeels, in afwachting waarvan alle volken leven. En ik zei, dat jijzelf deze plek zou vullen, wanneer je de herinnering van je dood hebt teruggebracht. Maar ik zeg je om je te troosten, dat deze plaats niet gevuld zal worden tot de komst van de derde man, die van je lijn afstamt en uit je familie geboren zal worden; Hebron zal zijn vader zijn en Enygeus, jouw zuster, zal hem baren. En hij, die aan zijn zoon wordt geboren, zal deze plaats vullen.”
Ten aanzien van Mozes vertelt de Stem uit de Graal, dat de enige reden voor Mozes’ achterblijven was om Jozef te bedriegen. Hij was jaloers op de genade van het Graalgenootschap en wilde het te schande brengen. Nu is hij in de afgrond gevallen en verdwenen en zijn naam zal niet meer in de liederen en romans genoemd worden tot de terugkeer van de man, die de lege plek zal vullen: die man zal hem vinden; maar het is niet goed er nog meer over te vertellen. Zij, die het geloof in het genootschap hebben opgezegd, zullen zware beschuldigingen erover inbrengen.
Dit alles moet hij vertellen aan het genootschap, hetgeen hij doet zonder iets achter te houden, en iedereen zegt: “Groot is de kracht van God. Het is dwaasheid om je eigen doelen na te jagen in dit smartenvolle leven.”

3. Alein

Bron en zijn vrouw krijgen 12 zonen, allemaal mooi, edel en sterk en op een dag besluiten ze Jozef om raad te vragen wat er van hun zoons moet worden. Jozef legt deze vraag aan de Graal voor en de Heer stuurt een engel, die Jozef vertelt, dat ze in de dienst van de Heer zullen komen als leerlingen met een meester over hen. Ze zullen trouwen en hem dienen, die niet zal trouwen. Deze moet Jozef persoonlijk onder zijn hoede nemen.
Jozef rapporteert alles aan Bron, die zijn gezin bijeenroept en hen naar hun verlangens vraagt. Na veel aandringen blijken er 11 trouwlustigen te zijn, hetgeen vervolgens snel wordt geregeld, alles geheel volgens de oude wet zonder trots of arrogantie volgens de ritus vastgesteld door de H. Kerk. De twaalfde zoon, die liever levend gevild wilde worden dan te trouwen, wordt door Jozef meegenomen en ingewijd in de geheimen van de Graal, alles geheel volgens de instructies van de Graal.
Hij moet hem vertellen, hoe Jezus naar de aarde kwam en hoe Zijn vijanden krijg tegen Hem voerden, hoe Hij verkocht was, overgeleverd, geslagen en beledigd, verraden door een van Zijn eigen leerlingen, uitgejouwd en bespuugd en vastgebonden aan de staak, waar ze zoveel leed deden als ze konden, want op ’t laatst hingen ze Hem op.
“Zeg je neef hoe je Me van het kruis nam, Mijn wonden waste, hoe je in het bezit kwam van de schotel en Mijn bloed erin verzamelde, hoe je gevangen werd genomen door de Joden en in de diepte van hun gevangenis werd gesmeten en hoe Ik je troostte toen Ik je in je cel vond; en daar gaf Ik je dit geschenk en aan al je nakomelingen en aan al degenen, die weten en bereid zijn te leren. Vertel hem over de liefde en het leven, dat Ik aan jouw gemeente geef. Denk eraan dat Ik jou de vervulling van de harten der mensen gaf in jouw gemeente; verberg dit niet voor je neef, noch voor al degenen, die dit weten, zodat ze in staat zijn om het correct te vertellen, en degenen, die deugdzaam handelen in deze wereld zullen vreugde hebben en gratie (genade). Zij, die dit sacrament uitvoeren ter herinnering aan Mij; hun erfenis zal Ik beschermen en Ik zal hen bijstaan in iedere rechtzaal en ze zullen veilig zijn voor valse oordelen en kunnen niet verwond worden in hun leden of bezittingen. Wanneer je hem dit alles hebt onthuld, breng dan Mijn schotel naar hem en zeg hem wat die bevat, n.l. het Bloed, dat uit Mijn lichaam vloeide. Als hij dit oprecht gelooft, zal zijn geloof versterkt worden. Leg hem uit, hoe de Vijand Mijn vrienden verstrikt en bedriegt en al diegenen, die aan Mijn kant staan, zodat hij zal doen wat Ik vraag en op zijn hoede zal zijn. Vergeet hem niet te vertellen zich te onthouden van toorn en kwaadheid, die hem kunnen verblinden, want iemand, die niet helder kan zien, is werkelijk ongelukkig. Hij doet er geen goed aan hieraan vast te houden. Het zal hem het snelst en effectiefst bevrijden van slechte gedachten, droefheid of toorn. Hij zal hieraan behoefte hebben en het zal zeer effectief zijn hem te beschermen tegen de listen van de Vijand, zodat die geen deel aan hem zal hebben. Laat hij zich afzijdig houden va de geneugten van het lichaam, zodat hij zichzelf niet als een zot hoeft te zien. Het vlees zou hem spoedig verstrikken en hem verdriet en zonde bezorgen. Wanneer je dit alles aan hem onthuld hebt, vraag hem alles aan zijn vrienden te herhalen en het onder geen voorwaarde te laten afweten. Laat hem langdurig over Mij praten tot hen, van wie hij weet, dat het waardige lui zijn, en hij, die hij meent deugdzaam te zijn, waar hij ook is, ver weg of dichtbij; want hoe meer goeds hij over Me zegt, des te meer goedheid zal hij erin vinden. Zeg hem, dat hij een mannelijke erfgenaam zal voortbrengen, die zal komen. Hij zal deze schotel behoeden en je moet hem ook Ons en Onze gezellen tonen. Vergeet bovenal niet, wanneer je dit alles gedaan hebt, hem de leiding te geven over zijn broers, evenals zijn zusters. Dan zal hij vertrekken naar het westen, naar de verst mogelijke plaats. Iedere dag, overal waar hij komt, zal hij Mijn naam prijzen door het hele gebied. En hij zal zijn vader om gratie bidden en hij zal die ontvangen. Morgen, wanneer jullie verzameld zijn, zal je een heldere straal tussen jullie zien neerdalen, die jullie een brief brengt. Laat Petrus deze brief voorlezen en zeg hem onmiddellijk te vertrekken in welke richting hij zelf wil, waarheen zijn hart hem leidt, en niet bang te zijn, want Ik zal hem niet vergeten. Vraag hem, nadat je hem dit gezegd hebt, in welke richting zijn hart hem het sterkst trekt. Laat niemand eraan twijfelen, dat hij zal antwoorden, dat hij zal gaan naar het Dal van Avaron en in dat land blijven. Want dat land ligt zeer zeker in het westen. Zeg hem daar te wachten op de zoon van Alein. Hij zal niet kunnen sterven of uit deze wereld vertrekken tot de dag, dat hij de man treft, die hem zijn brief zal voorlezen. Hij zal hem leren tot welke kracht deze schotel in staat is, en hem vertellen, wat er gebeurd is met Mozes, die verloren was. Wanneer hij deze dingen gezien en gehoord heeft, zal hij sterven en zonder dralen opgenomen worden in de eeuwige vreugde. Wanneer je al deze dingen gezegd hebt, laat dan je neven komen en herhaal tegen hen de woorden, die ik je nu verteld heb en geef deze lessen aan hen door zonder ook maar iets weg te laten.”
Op deze wijze werd Alein een bekeerde uit geheel zijn hart en vervuld met de genade van God. Meester Robert de Boron verzekert ons dat wanneer hij woord voor woord alles zou vertellen, wat bij het boek hoort, dat de omvang ervan wel 100x zou verveelvoudigen! Maar degenen, die dit kleine deel ervan bezitten, kunnen grote profijt ondervinden uit de leringen van Jozef aan zijn neef.
Dan geeft Jozef Alein het gezag over zijn broers en laat dit bekrachtigen door Bron en zijn vrouw. De volgende dag, tijdens de mis, verschijnt ’n verblindende lichtstraal, die de brief brengt, die Jozef vervolgens aan Petrus geeft met de woorden: “Petrus, lieve broeder, heilige man, Jezus, de Koning van het Paradijs, die ons van de banden van de Hel bevrijd heeft, heeft jou als zijn boodschapper uitverkoren. Neem deze brief met je mee, waarheen je ook wilt gaan.”
Petrus achtte zichzelf niet waardig voor deze taak, maar Jozef zegt hem, dat God hem beter kent dan hijzelf, maar wel wil Jozef weten welke richting hij uit wil gaan. Dat weet Petrus wel zonder twijfel, al heeft niemand hem dat verteld: hij gaat naar het westelijke land, dat nog helemaal woest is, naar het “Dal van Avaron”, waar hij zal wachten op Gods genade. En hij vraagt de anderen voor hem te bidden, dat hij nooit tegen Gods wil in zal gaan en dat de duivel hem niet naar de ondergang zal voeren.

4. “Hebron / Bron”

Bron draagt de leiding over zijn kinderen over aan Alein, die met hen vertrekt en onderweg overal de dood van Jezus bekend maakt en Zijn naam predikt, zodat hij overloopt van genade. Dan wil Petrus ook vertrekken, maar op algemeen verzoek blijft hij nog één dag. Jozef krijgt weer bezoek van een engel, die hem komt uitleggen, waarom Petrus nog één dag blijft, want Jozef moet n.l. de Graal overdragen aan Bron, die hij tevens alles moet leren, wat Jozef van Jezus heeft geleerd, toen hij opgesloten zat in de toren. Aan Bron moet hij de geheime woorden overdragen, die deze goed moet bewaren en met de Graal moet vertrekken naar het westen. De genade van de Graal gaat dan van Jozef over op Bron, die voortaan de “Rijke Visser” wordt genoemd, vanwege de vis, die hij gevangen heeft. Daarna moet Bron naar het westen vertrekken, waarheen hij wil om aldaar te wachten op de zoon van Alein, die de Graal zal overnemen. Zo komen alle goede dingen in drieën, als een voorstelling van de Drieëenheid en met deze derde zal Christus zijn wil doen en hij zal de meester zijn van de Graal en niemand kan of zal hem die afnemen. Ook Petrus zal dan vertrekken en hij zal dan met recht kunnen zeggen, dat hij Hebron, de Rijke Visser, bezit heeft zien nemen van de schotel en de eer, die daarmee gepaard gaat, en hij zal over land en zee reizen en God zal hem behoeden. Daarna zal Jozef deze wereld verlaten om deelachtig te worden aan de perfecte vreugde van de Heer, die bestemd is voor al degenen, die deugdzaam zijn, d.w.z. in het eeuwig leven.
Dus doet Jozef wat de engel beveelt en vertelt alles aan iedereen en leert Bron de geheime woorden, het geheim van de Graal, en geeft hem geschreven documenten en de Graal, waarna Bron de leiding overneemt en vertrekt, terwijl Jozef achterblijft.

Meester Robert de Boron besluit hier het eerste deel van Zijn “Geschiedenis van de Graal” met de opmerking, dat we de verhalen van dit viertal (Bron, Alan, Mozes en Petrus) nog bij elkaar zullen moeten brengen, als iets wat hij zeker van plan is, als hij tenminste de gegevens kan vinden in een of ander boek. Ondertussen zal hij zich bezig gaan houden met een vijfde (Merlijn) en deze vier terzijde laten om later in het verhaal op zijn gemak terug te keren naar dit viertal.

Het Genootschap van de Graal (bespreking)

Het derde en laatste deel van de “Jozef van Arimathea” behandelt de komst van de Graal naar het westen en de verdere lotgevallen van Jozef en zijn gezellen. Het moet een brug slaan naar de volgende delen van de Graal-cyclus, die gesitueerd zijn in het fabelachtige Brittannië van koning Arthur.
Uit de vage hints van Robert de Boron valt op te maken, dat hij een trilogie in gedachten moet hebben gehad, met als deel 1 de “Jozef van Arimathea”, gevolgd door de “Merlijn” en afgesloten door “Perceval”. De bronnen hiervoor waren in zijn tijd al aanwezig en het enige wat Robert hoefde te doen, was de zaak op een zinvolle wijze aan elkaar te koppelen. Helaas is hij niet verder gekomen dan een paar honderd regels van de “Merlijn”. Weliswaar heeft iemand anders op zijn naam deze “Merlijn” verder afgeschreven, maar pas veel later en nadat er een hele nieuwe wending aan het verhaal was gegeven.
De figuren, die Robert in dit derde hoofdstuk ten tonele voert, lijken me dan ook eigen vondsten toe.

1. Mozes

Mozes kennen we natuurlijk uit de bijbel en bij hem vinden we een ongeveer identiek verhaal (Num 16:31), waar een aantal tegenstanders van Mozes door de grond worden verzwolgen en zo levend in het dodenrijk afdalen. In ons verhaal is het Mozes, die wordt verzwolgen, wat duidelijk de bedoeling heeft aan te geven, dat de Mozaïsche wet niet meer geldig is (niet meer toereikend). Op dezelfde manier als Mozes het beloofde land niet in mocht, wordt hij nu uitgesloten van de vreugde van de Graal.
Ook is er een parallel tussen de Graal en de Ark van Mozes. De Graal is de Ark van het Nieuwe Verbond, eveneens een door de Heer gegeven geheimenis, die het Oude Verbond opheft. Diverse eigenschappen van de Graal zijn vergelijkbaar met die van de Ark.
Zo is de Graal een bezorger van vruchtbaarheid en voorspoed, net als de Ark, terwijl dit in het omgekeerde omslaat bij onreine behandeling. Net als Jozef de Graal als communicatiemiddel met God gebruikt, gebruikten Mozes en Samuel de Ark.

2. Petrus

Wanneer we in Mozes het volk van het Oude Verbond mogen zien, dat dus collectief uitgesloten wordt van de gratie van de Graal, omdat ze niet echt in God geloven, doch slechts doen alsof, dan ligt het voor de hand om in Petrus de Kerk van Rome te zien. Van Mozes zegt Robert de Boron, dat niemand weet, wat er van hem geworden is, maar dat het toch noodzakelijk is om hem weer terug te vinden, hetgeen bij de Graal-”Quest” zal gebeuren, een door latere schrijvers niet meer opgepakte draad [zie Openb. 14:1, over de 144.000 geredden].
Van Petrus is het de bedoeling, dat hij naar het westen vertrekt, natuurlijk om de Kerk van Rome te stichten. Maar voor hij vertrekt, leert hij eerst nog veel over de Graal. De brief lijkt me een symbool voor het Evangelie, de boodschap van God, die Petrus uitdraagt, terwijl de Roomse misgebruiken van de Graal worden afgeleid (deel 4, bij bevrijding van Jozef) en herinneren aan het Lijden van Jezus. Zo staat het tafellaken voor de lijkwade, het ‘sudarium’, terwijl het altaar zelf staat voor de grafsteen. Dit wordt nog eens herhaald in het klein in de symboliek van de kelk. Volgens Robert de Boron is de kelk van de mis een afbeelding van de Graal, die de beker (of schotel) van het Laatste Avondmaal is. Nu is die beker in het NT gewoon een beker (poterion), waarschijnlijk van aardewerk en misschien een van de vele bekers van de tafel. Per slot gaat het om het gebaar (de symboliek) en niet de beker. Zelfs de inhoud, althans in de (Roomse) mis, is niet van belang en de wijn is slechts symbolisch bedoeld.

3. Bron ([He]Bron => Br[et]on)

Ongetwijfeld heeft Robert de B[o]ron diepe bedoelingen met die naam Bron gehad, zoals b.v. de associatie met zijn eigen naam: de Boron, hoofdplaats van het kanton Rhône, arr. Lyon. Verder maakt Robert een Bijbels woordspelletje door de naam af te leiden van Hebron, de stad van Israël, vooral bekend om het graf van Abraham. In dit Hebron herkennen we ook de naam Hebreeën, het stamvolk van Abraham en nog steeds de naam van de taal der Israëlieten.
De verkorte naam Bron voert ons naar het westen. In het Nederlands is een bron een plaats, waar water uit de grond komt, dus het begin van het leven [vgl. geboren]. In het Middelnederlands is het born en betekent het ook water, zoals b.v. in te borne en te brode leggen = op water en brood zetten. Verder is bornen = barnen, bernen = branden, met bronst en ook brons (gloed, koper) als verledentijdsvormen bij branden Op deze wijze ontdekken we de Keltische onderlaag in het woord Bron, n.l. Bran en Bren(nus).
Brennus of beter Brenn was de aanvoerder van de Galliërs, die Rome innamen in 390 (387 volgens LWB) VC. Brennus kwam overeen de belegering op te heffen voor 1000 pond goud. Terwijl ze bezig waren dit bedrag te verzamelen, beschuldigden de Romeinen de overwinnaars ervan gebruik te maken van valse gewichten. Brennus gooide toen zijn zware zwaard in de weegschaal en riep: ‘Vae victis!’ (Wee de overwonnenen).
Naast deze Brennus kennen we nog een andere, de aanvoerder van het leger der Galliërs, dat 287 VC Macedonië veroverde en Griekenland binnendrong. Dit doet vermoeden, dat de naam Brenn meer een titel was, en inderdaad vinden we in de Lexikon des Mittelalters bij Brenin: gebruikelijke Welshe benaming voor de koning. Het Welshe rhi, verwant met het Franse roi, Latijns rex, wordt alleen in verzen en composita gebruikt. Ervan afgeleid is het Midwelsh breint: vrijheid, rechtsstatus. De samenhang met Brenn is overduidelijk, evenals die met het Nederlandse brein, Engels brain. ‘Brein’ betekent niet alleen ‘hersens’, maar ook ‘aanvoerder, leider’, zoals we ook nu nog spreken van het brein achter een organisatie. De connectie met Bran is ook hier overduidelijk, aangezien deze Keltische ‘god’ vooral om zijn hoofd bekend is geworden.[1]
Brennus (I), naar wie (misschien) de Brennerpas is genoemd bij de gelijknamige berg in de Alpen tussen Tirol en Vorarlberg, komt voor in de Geschiedenis der Britse Koningen van Geoffrey de Monmouth, die hem Brennius noemt. [Verder is er in Frankrijk een gebied dat La Brenne heet, dat gelegen is tussen Touraine en Berry en waarvan de bewoners Brennous heten.]

4. Alan[2]

Alan zet ons stevig op het spoor naar het westen. Overigens heeft die tocht naar het westen mythische dimensies. Het westen is de richting van de ondergaande zon, van het Avondland, verbonden met de Onderwereld (vgl. de reis van Odysseus naar het westen). Ook de volksverhuizingen gingen westwaarts en een van de belangrijkste groepen, die aan de Grote Volksverhuizing deelnamen, was de stam van de Alanen[3]. De Alanen verbonden zich in een vroeg stadium met de Avaren, die echter in Midden Europa bleven plakken en daar samen met de Longobarden een groot rijk stichtten.
Het doel van Alans tocht is de ‘Vale of Avaron’, door Jean Rogers wat al te voortvarend veranderd in ‘Avalon’, een voor de hand liggende en ook door anderen gemaakte correctie, gezien ook de verbinding, die Robert de Boron gaat maken met het werk van Geoffrey de Monmouth in de Merlijn. Geoffrey spreekt echter niet van een vale, maar van het Isle of Avalon (waar het zwaard Caliburn was gesmeed en waarheen de dodelijk gewonde Arthur werd gebracht om zijn wonden te laten verzorgen).
Een ander feit is, dat de Bourgondiër Robert de Boron de plaats Avallon gekend moet hebben. Het is de oude Keltisch-Romeinse legerplaats Castra Avalonensis aan de Yonne, in de pagus Avalensis (Autun), graafstede met burcht, in 1005 ingenomen door koning Robert II van Frankrijk, maar het bleef verbonden met de graven van Nevers (in 1200 stadsrechten). [Ook is er in Bretagne een heuvelrug genaamd Les Avaloirs.]
De keus van Robert voor Avaron zou dus een pun kunnen inhouden, die ons ontgaat. Zo is (reeds in de Romeinse tijd) Avaricum de oude naam van Bourges. De Avaren zijn vooral bekend door de overwinning van Karel de Grote (796), waarbij hij een enorme buit binnenhaalde, de zgn. Avaren-schat (waardoor de Avar een spreekwoordelijke goudoppotter of vrek werd), die misschien model heeft gestaan voor de Nibelungenschat.
De herkomst van de Avaren is onduidelijk; pas in de 6e eeuw horen we van een grote groep Avaren, die voor de opkomende Turken (vanaf 552) wegvluchten en zich aansluiten bij de Alanen. Justinianus weet hen voor zich te winnen met geschenken om hen als buffer te gebruiken voor de opkomende steppevolken. Ze onderwerpen veel Slaven, waardoor die naam die bijbetekenis kreeg. Vanaf 562 worden ze geregeerd door Khagan Bajan, die zijn (roof-)rijk weet uit te breiden van de Beneden-Donau tot aan de Elbe. Hij verbindt zich met de Longobardische koning Alboin ter vernietiging van de Gepiden. In 568 verovert hij Pannonië en trekt verder in de richting van Byzantium. Bij zijn dood (610) loopt het gebied van de Balkan tot Thüringen. Echter na 623, de opstand der Wenden, takelt het rijk af. Nieuwe volken komen Europa binnen en in Bulgarije ontstaat een Slavische staat, waardoor het contact met Byzantium verloren gaat. Bij de strijd met Karel de Grote tegen de Longobarden bieden ze onderdak aan Longobardische vluchtelingen, zoals b.v. de Beierse hertog Tassilo III in 788.
In 791 onderneemt Karel zijn eerste expeditie tegen de Avaren, zonder tot een strijd te komen. In 795-6 wordt de expeditie hernieuwd en ditmaal weet Karel de zgn. hring te veroveren, waardoor hij in het bezit komt van de Avarenschat (o.a. vele malen de jaarlijkse schatting van Byzantium, die tussen de 60 en 120.000 soldi per jaar was). Het restant van de Avaren werd gekerstend en bleef tot 870 een aanwijsbaar volk in de Ostmark.
Ook de Alanen komen uit verweggistan en bevinden zich in de 1e eeuw VC in de steppen van de Kaukasus. Ze lijken op de Sarmaten en de Scythen en er zijn Iraanse invloeden. In de 3e eeuw worden ze opgedreven door de Hunnen en vallen het Romeinse rijk binnen, waar ze in Spanje tot stilstand komen. Ook van de Alanen wordt gezegd, dat ze door de Byzantijnen zijn gebruikt voor hun legers, waardoor ze verchristelijkten.[4]

De eerste duidelijk aanwijsbare Alan in de geschiedenis noemt zich (als eerste en laatste) Rex van Bretagne, maar hij moet als snel vluchten voor de Noormannen naar Aethelstan. Onder Louis IV heeft een restauratie plaats van het Franse koninkrijk en keert deze Alan de Bretagne terug en wordt hertog over de graafschappen Nantes en Rennes (van 936-952). Zijn bijnaam is Barbetorte.
Na hem blijft de naam Alan prominent aanwezig in de adel van Bretagne, afgewisseld met de namen Conan en Hoël. Deze drie namen vinden we ook terug in de Geschiedenis der Britse Koningen van Geoffrey de Monmouth, waar de naam Hoël sterk met die van koning Arthur verbonden is.[5]

Einde van deel I.

[1] Zie verder Cavendish, Richard, King Arthur & The Grail. The Arthurian Legends and their Meaning, London 1978, 150-152.

[2] Zie: C. Scott Littleton & Linda A. Malcor, From Scythia to Camelot. A Radical Reassessment of the Legends of King Arthur, the Knights of the Round Table, and the Holy Grail, New York-London 1994 (met genealogieën).

[3] Zie de tocht op de kaart in de Atlas van de Middeleeuwen (Donald Matthew), Amsterdam-Brussel 1985, 28.

[4] In Loth, Nennius, 161 = c. 17: Primus homo venit ad Europam de genere Iafeth Alanus cum tribus filiis suis, quorum nomina sunt Hessitio, Armenon, Nogue. Hessitio autem habuit filios quattor, hi sunt: Francus, Romanus, Britto, Alamannus. Armenon autem habuit quinque filios: Gothus, Valagothus, Gebidus, Burgundus, Longobardus. Neguo autem habuit tres filios: Vandalus, Saxo, Boguarus (& Turingus). Loth (51) wijst erop, dat Alanus (= Alain) met de 3 zonen (Hissito, Ermenon, Niguo) in Carol. en (Istio, Erminus, Inguo) in Merov. tableau voorkomt.

[5] Verder over Alan Rufus en de verovering van Engeland door Willem de Veroveraar.

PDF:
Geheimen van de Graal