Cor Hendriks – Dijkbescherming in vroeger tijden

Placaet
Tegen het afsteeken en
maeken van Gaten in de Wa-
terkeeringen tot resistentie van
het Ryn en Zeewater.

Gearresteert den XXVe October 1735.

[CONCORDIA RES PARVÆ CRESCUNT.]

TOT UTRECHT,
Gedruckt by WILLEM JAN REERS, Ordinaris Drucker
der Ed Mog: Heeren Staten ’s Lands van Utrecht, 1735.
MET PRIVILEGIE.

[8 p., 21 x 16,5 cm; in eigen bezit]

Placaet
Tegen het afsteeken en
maeken van Gaten in de Wa-
terkeeringen tot resistentie van
het Ryn en Zeewater.

De Gedeputeerden van de STATEN ’s Lands van UTRECHT, in ervaringe gekomen zijnde / dat de Gehoefslaegdens en andere Persoonen zig niet ontzien / de Waterkeeringen / zoowel beoosten als bewesten langs de Oude ende Nieuwe Uecht gelegen / van binnen / ende somtyds mede van buyten / af te steeken / ook gaten in deselve Waterkeeringen te maken / om daer door Messie / hooy ende andere Specien van ende op haer Land te boeren / zonder genoegzaeme aerde by de hand te hebben / om / in cas van nood / de zelve gaten te konnen digt maeken / waer door haer Ed: Mog: in derzelver heilzame voornemens / van de Waterkeeringen tot resistentie van ’t Ryn en Zeewater te versterken ende te conserveren / zouden worden gefrustreert; hebben / om daer inne te voorzien / goedgevonden / aen de respective Gehoefslaegdens van dezelve Waterkeeringen / de maekers van ’t Jaegpad / ende alle ende een yder / wie zulks zoude mogen zyn / t’ interdiceren ende te verbieden / de voorsz. Waterkeeringen / in eenigerley wyse / aen derselver Toon of Uoet / zoo wel van binnen als buyten af te steeken / op pæne van voor de eerstemael te verbeuren / voor yder hoefslag / een Somme van drie guldens, ende / zulks meermaelen doende / t’elkens een dubbelde boete, boven dadelyke herstelling: Ten ware Schout ende Schepenen / midsgaders Heemraden / of die de Schouw over dezelve Waterkeeringen competeert / elk in hun bedryf / zulks alleen / tot conservatie van de wagenweg / noodig oordeelden / ende daer van schriftelyk consent quamen uyt te leveren.

Dat mede niemand eenige Gaten in gemelte Waterkeeringen zal vermogen te maeken / onder wat pretext zulks ook zoude mogen wesen / op pæne van t’elkens te verbeuren een Somme van drie guldens, en dadelyke herstelling / ’t en zy hy daer toe schriftelyke permissie van den Schout / Schepenen / ofte die het Recht van Schouw daer over hebben / heeft verworven / ende mids als dan ten genoege van dezelve latende maken / ende onderhoudend voor yder Gat twee suffisante Schoorplanken / elk met twee of drie ysere pinnen van een voet lang voorzien / en altoos by de hand houdende een genoegzame quantiteit aerde / om dezelve gaten / in cas van nood / te vullen / welke Schoorplanken op elke Schouw vertoont / ende by de gaten / tot dat de Schouw heen en weder zal zyn gepasseert / gelaten zullen moeten worden / op pæne van t’elkens te verbeuren gelyke boete / als voren.

Authoriserende Schout / Schepenen ende Heemraden / yder in den haeren / en niettemin deselve ernstelyk op hunnen Eed bevelende / omtrent het gunt voorsz. een nauwe toezigt te houden / en gezamentlyk of yder van hun de bekeuringen tegens de Overtreders / ingevolge van dese Publicatie / te doen. Dezelve mede op hunnen gedaenen Eed recommanderende / niet toe te laten / dat de voorsz Waterkeeringen voor het toekomende werden verhoogt of aengezet met Zodden of Uilten / maer toe te zien / dat zulks geschiede met goede harde ende vaste Kley-aerde (naer dat de grond daer ter plaetse alvorens zal zyn geroert) ende de Overtreders van dien / in conformité van de Schouw-brief te beboeten / zonder oogluikinge. Te appliceren de voorsz. Boeten een derde voor den Schout / een derde voor den Aenbrenger of die de bekeuringe doet / ende een derde part ten behoeven van het Dorp / daar sulks voorvalt.

Ende op dat niemand hier van ignorantie zoude konnen pretenderen / zal dese alomme / langs de voorsz. Uecht / worden gepubliceert ende geaffigeert. Gedaen t’Utrecht den xxve October XVIJc. vyf en dertig.

Was Geparapheert,

J. A. VAN RENESSE, vt.

Onder-stond:

Ter Ordonnantie van de voorsz Heeren Gedeputeerden.

Was geteeckent,

G. VOET VAN WINSSEN.

Hebbende op ’t Spatium gedruckt ’t Cachet van Hoog-gemelte Heeren
Staten in een rooden Ouwel, met een papiere ruyte overdeckt.

Woordverklaring:
Hoefslag (WNT VI, 1912, 795): Het (aan)deel eener hoeve, d.w.z. de aan haar morgental geëvenredigde lengte dijks enz. welke voor hare rekening komt, t.w. welke zij verplicht is te onderhouden. (Op lichten hoefslag gezet = met een geringe(re) bijdrage in de dijkkosten belast.)
Gehoefslaagd (WNT IV, 1889, 868): het aandeel waarvoor iemand in het onderhoud van een dijk of weg is aangeslagen. Uitdrukking uit het oude dijkrecht, thans alleen nog als historische uitdrukking in gebruik, in de zegswijze gehoefslaagd zijn (in een dijk, een weg, enz.), met een hoefslag in dien dijk of weg belast zijn, verplicht zijn tot het onderhoud van eene bepaalde lengte van dien dijk of weg, ter zake van het bezit van land door dien dijk beschermd of aan dien weg gelegen.
Vooral in gebruik als gemeensl. znw. Een (of eene) gehoefslaagde, een ingeland, met het onderhoud van eene lengte dijks belast; de gehoefslaagden, de gezamenlijke ingelanden, die den dijk, elk voor zijn aandeel, onderhouden.
Ingeland (WNT VI, 1912, 1631): I. land in eigendom hebbende; II. 1. Eigenaar of eigenares van land binnen een aangewezen ruimte, en wel bepaaldelijk: Grondeigenaar of eigenares binnen een bedijkt gebied (een polder, een waterschap).

Zie document op pdf:
Dijkbescherming