Cor Hendriks – De wereld van Mohammed (6): De religie van verdraagzaamheid?

“Er heerst de zeer algemene en zeer diep gewortelde misvatting, dat de Koran onverdraagzaamheid verkondigt en dat Mohammed zijn geloof predikte met het zwaard in de ene en de Koran in de andere hand. Een schromelijker vergissing kan men niet begaan. Het fundamentele beginsel van de Islam – geloof in al de profeten der wereld – is genoeg om deze bewering te logenstraffen. De grote en vrijzinnige geest, die niet alleen liefde en eerbied voor de stichters van de grote wereldgodsdiensten, maar ook veel meer predikte – geloof in hen – kon onmogelijk zo onbekrompen zijn, dat hij onverdraagzaamheid tegenover diezelfde godsdiensten leerde. Verdraagzaamheid is inderdaad niet het woord, dat de breedheid van de houding van de Islam tegenover andere godsdiensten genoegzaam kan aanduiden. De Islam leert gelijke liefde voor allen, gelijke achting voor allen en gelijk geloof in allen.” (Maulwi Moehammad Ali, ‘voorwoord’ van De heilige Qoer-An, Suriname 1968, clxxx – spelling gemoderniseerd)

Hoe zou het komen dat er een zeer algemene en zeer diepgewortelde misvatting bestaat, dat de Koran onverdraagzaamheid verkondigt en dat Mohammed zijn geloof predikte met het zwaard in de ene en de Koran in de andere hand? Kennelijk komt de praktijk niet overeen met de theorie en zien we in de praktijk hoofdzakelijk onverdraagzaamheid. Zo wordt gesteld dat de Koran dwang geheel uit het domein van de godsdienst bant, maar algemeen is bekend, dat wanneer men de Islam wil verlaten men zijn leven op het spel zet.

Ali spreekt over de grote wereldgodsdiensten, maar daarmee bedoelt hij niet het Boeddhisme, want dat is geen godsdienst van het boek, waarmee de Joodse en Christelijke bijbel wordt bedoeld. Volgens hem is van alle wereldgodsdiensten de Islam de enige, die de brede grondslag van het geloof in alle profeten der wereld legt, en de erkenning van de waarheid in alle godsdiensten is zijn onderscheidend kenmerk. De woorden datgene wat vóór u werd geopenbaard sluiten de openbaringen van alle volkeren der wereld in, want elders wordt ons gezegd: “Er is geen volk, of een waarschuwer is onder hen geweest” (35:24). De Koran vermeldt evenwel niet alle profeten bij hun naam, want “sommigen hunner hebben Wij u vermeld en anderen hebben Wij u niet vermeld” (40:78). [p. 8 n. 9] Twee van die profeten hebben we gezien in de eerste aflevering (https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-wereld-van-mohammed-1/), namelijk Hud en Saleh, die gezonden waren om te waarschuwen voor de “Jongste Dag”. Dit zijn totaal onbekende figuren, waarvan de status als profeet volkomen onduidelijk is behalve dat ze ‘waarschuwen’.

Dat ‘waarschuwen’ een profeet bepaalt, lijkt ook de conclusie van het gebruik van de profeet Jonas in de naar hem genoemde Soera 10. Al wat in dit hoofdstuk van Jonas, naar wie het genoemd is, gezegd wordt, is een incidentele vermelding van zijn volk, dat baat heeft gevonden bij de waarschuwing aldus Ali. De Soera begint met de woorden:

“Ik ben God, de Ziende.
Dit zijn de verzen van het Boek vol van wijsheid.
Wat! is het voor de mensen een wonder,
dat Wij tot een man uit hun midden hebben geopenbaard, zeggende:
‘Waarschuw de mensen en geef degenen die de blijde boodschap geloven,
dat voor hen een vaste voet bij hun Heer is.’
De ongelovigen zeggen: ‘Dit is waarlijk een duidelijke tovenaar.’”

Mohammed spreekt hier over zichzelf en zijn eigen evangelie (= blijde boodschap). Hij is gezonden om te waarschuwen op dezelfde wijze als Jonas, vanwaar de naam van de Soera.

Ik kwam een artikel tegen van Muhammad Al-Ashari, genaamd ‘Quran’s Dialogue with World Faiths & Beliefs’, waarin gesteld wordt dat de Koran het enige religieuze geschrift, dat alle op geloof gebaseerde geloofsystemen aanspreekt, die onze existentiële identiteit en doel beschrijven. Deze zijn: Judaïsme, Christendom, Paganisme/Polytheïsme/Idoolverering, Atheïsme, Egoïsme en Hedonisme.

De eerste vraag is: wie of wat is God?

God is Hij, buiten Wie er geen god is, de Eeuwiglevende,
de Zelfbestaande, door Wie alles bestaat;
sluimering bevangt Hem niet, noch slaap;
al wat in de hemelen is en al wat op aarde is, is van Hem;
wie is hij die bij Hem een voorspraak kan zijn behalve met Zijn verlof?
Hij weet wat vóór hem is en wat achter hen is,
en zij kunnen niets van Zijn kennis omvatten,
behalve wat Hem behaagt;
Zijn kennis strekt zich over de hemelen en de aarde uit,
en het beschermen van beide vermoeit Hem niet,
en Hij is de Allerhoogste, de Grote. (2:255)

Hij is de Eerste en de Laatste en de alles Overheersende
en de Kenner van verborgen dingen,
en Hij is met elk ding bekend. (57:3)

[Hij is] de Schepper der hemelen en der aarde;
Hij heeft vrouwen voor u uit uzelf geschapen
en ook wijfjesdieren van het vee,
u daardoor vermenigvuldigende;
niets is als Zijn gelijkenis;
en Hij is de Horende, de Ziende. (42:11)

De Islam is de religie van mensheid en djinns.

Waarlijk, de (ware) godsdienst bij God is de Islam,
en degenen aan wie het Boek gegeven was,
verschilden niet dan nadat de kennis tot hen was gekomen,
uit nijd onder henzelf;
en wie niet in Gods mededelingen gelooft,
dan waarlijk, God is snel in het afrekenen. (3:18)

Mensheid volgt één religie.

[Alle] mensen zijn één volk;
derhalve verwekte God profeten als overbrengers
van blijde tijdingen en als waarschuwers,
en Hij openbaarde met hen het boek in waarheid,
opdat (de profeet) tussen de mensen zou kunnen rechten
in datgene waarin zij verschilden;
en niemand verschilde daarin dan juist degenen
aan wie het gegeven werd,
nadat duidelijke argumenten tot hen gekomen waren,
uit onderlinge nijd;
derhalve heeft God de gelovigen door Zijn wil geleid naar de waarheid,
waarin zij verschilden,
en God leidt degene die Hem behaagt naar het rechte pad. (2:213)

In de Koran worden de termen Joden en Kinderen van Israël als synoniemen gebruikt.

De Joden moeten het Verbond vervullen.

En toen Wij een verbond met de kinderen van Israël maakten:
Gij zult niets dienen behalve God
en (gij zult uw) ouders goed doen, en de naverwanten,
en de wezen en de behoeftigen,
en gij zult goede woorden tot de mensen spreken
en het gebed onderhouden en de armenbelasting betalen.
Toen bent gij teruggekeerd, behalve weinigen uwer
en gij hebt u verre afgewend. (2:83)

Joden verwerpen de Koran.

Hebt gij degenen niet beschouwd,
aan wie een deel van het Boek is gegeven?
Zij worden tot Gods boek uitgenodigd,
opdat het tussen hen beslist;
dan keert een deel van hen zich om
en zij trekken zich terug. (3:22)

Joden verbraken het verbond.

Maar vanwege hun verbreken van hun verbond
vervloekten Wij hen en verstokten Wij hun harten;
zij veranderden de woorden van hun plaatsen
en zij veronachtzaamden een deel van datgene,
waaraan zij herinnerd werden;
en gij zult altoos trouweloosheid in hen ontdekken,
(in) enkelen van hen uitgezonderd;
derhalve begenadig hen en wend u (van hen) af;
waarlijk, God heeft lief degenen,
die (anderen) goed doen. (5:13)

Joden zijn vervloekt vanwege het verbreken van het verbond.

Degenen uit het midden der kinderen Israëls die niet geloofden,
werden door de tong van David en Jezus, de zoon van Maria, vervloekt;
dit kwam doordat zij niet gehoorzaamden
en de perken overschreden. (5:78)

En degenen die Joden waren hebben Wij verboden
wat Wij u alreeds hebben verhaald,
en Wij hebben hen geen onrecht gedaan,
maar zij waren onrechtvaardig tegen zichzelf. (16:118)

[En Wij vervloekten hen] derhalve om hun schenden van hun verbond
en hun ongeloof in Gods mededelingen
en hun ten onrecht doden van de profeten
en hun zeggen: Onze harten zijn bedekt – nee!
God heeft een zegel op hen gesteld,
tengevolge van hun ongeloof,
derhalve geloven zij slechts weinig. (4:155)

De Joden – Kinderen Israëls waren gezegend.

O kinderen Israëls! herinner u Mijn gunst,
welke Ik u heb geschonken
en dat Ik u de volkeren te boven heb doen gaan. (2:47)

O kinderen Israëls! herinner u Mijn gunst,
die Ik u heb geschonken,
en wees getrouw aan (uw) verbond met Mij.
Ik zal (Mijn) verbond met u vervullen;
en voor Mij, Mij alleen dient gij derhalve te vrezen. (2:40)

De Joden – Kinderen Israëls zijn niet Verkoren.

Zeg: O gij die Joden bent!
indien gij denkt, dat gij de gunstelingen van God bent,
met uitsluiting van andere mensen,
wens dan de dood, indien gij waarheidlievend bent. (62:6)

Koran en Christendom. Jezus is de zoon van Maria.

O Maria! waarlijk, God geeft u de blijde boodschap met een woord van Hem,
wiens naam is de Messias, Jezus de zoon van Maria,
de achting waardig in deze wereld en (in) het hiernamaals
en (een) van degenen die (God) nabij zijn. (3:44)

Jezus werd gezonden naar de Joden.

En (benoem hem tot) een apostel tot de kinderen Israëls:
Dat ik tot u ben gekomen met een teken van uw Heer,
dat ik voor u uit stof maak gelijk de vorm van een vogel,
dan blaas ik daarin en het wordt met Gods verlof een vogel,
en ik genees de blinde en de melaatse
en maak de doden met Gods verlof levend,
en ik deel u datgene mede wat gij eten moet
en wat gij in uw huizen hoort te bewaren;
waarlijk, hierin is een teken voor u, indien gij gelovigen bent. (3:48)

Jezus kwam niet om de wet van Mozes te verbreken.

En (ik ben gezonden als) een bevestiger van datgene
wat vóór mij is van de Thora,
en opdat ik u een deel van datgene toesta,
wat u verboden is geweest,
en ik ben tot u gekomen met een teken van uw Heer,
derhalve, wees oppassend voor God en gehoorzaam mij. (3:49)

Koran verwerpt de Drieëenheid.

O volgelingen van het Boek!
overschrijd de perken in uw godsdienst niet,
en spreek geen (leugens) tegen God,
maar (spreek) de waarheid;
de Messias, Jezus, de zoon van Maria,
is slechts Gods apostel en Zijn woord,
dat Hij Maria meedeelde en een geest van Hem;
geloof derhalve in God en Zijn apostelen,
en zeg niet: Drie.
Houd op, het is beter voor u;
God is slechts één God:
het zij verre van Zijn glorie,
dat Hij een zoon heeft;
al wat in de hemelen is
en al wat op aarde is behoort Hem;
en God is genoeg als Beschermer. (4:171)

Jezus is niet God.

De Messias, de zoon van Maria, is niets meer dan een apostel;
inderdaad zijn apostelen vóór hem gestorven;
en zijn moeder was een waarheidlievende vrouw;
zij beiden plachten voedsel te gebruiken;
zie hoe Wij hen de mededelingen duidelijk maken;
zie dan hoe zij zich afwenden. (5:75)

Inderdaad geloven zij niet, die zeggen:
Waarlijk, God, Hij is de Messias, de zoon van Maria.
Zeg: Wie zou dan iets tegen God kunnen vermogen,
en zijn moeder en al degenen op de aarde wenste te verdelgen?
En van God is het koninkrijk der hemelen en der aarde en wat daartussen is;
Hij schept wat Hem behaagt;
en God heeft macht over alle dingen. (5:17)

Hij zei: Waarlijk, ik ben een dienaar van God;
Hij heeft mij het Boek gegeven
en mij tot een profeet gemaakt. (19:30)

Verwerping van de kerkelijke en Rabbijnse Religie.

Zij hebben hun wetgeleerden en hun monniken
tot heren buiten God genomen,
en (ook) de Messias, de zoon van Maria;
en hen werd geboden slechts één God te bieden,
er is geen god behalve Hij;
verre van Zijn glorie zij wat zij (nevens Hem) plaatsen! (9:31)

Jezus werd niet gekruisigd.

En hun gezegde: Waarlijk, wij hebben de Messias,
Jezus, de zoon van Maria, Gods apostel, gedood;
en zij doodden hem niet, en kruisigden hem ook niet,
maar hij werd gemaakt hen te schijnen (als een gekruisigde),
en waarlijk, zij die het daarover niet eens zijn,
verkeren daaromtrent slechts in twijfel;
zij hebben dienaangaande geen kennis,
maar volgen slechts een gissing,
en zij weten het niet zeker. (4:157)

Koran en paganisme, polytheïsme, idoolverering. Satan zit achter idoolverering.

Zij roepen buiten Hem niets dan onbezielde voorwerpen aan,
en zij roepen niets dan een van alle goed ontblote duivel aan. (4:117)

Onwaardige gelijken aan God.

En zij plaatsten gelijken nevens God,
opdat zij (de mensen) van Zijn pad zullen afbrengen.
Zeg: Geniet, want waarlijk, uw wederkeer is tot het vuur. (14:30)

Vervolgens werd er gemaakt, dat zij hun hoofden lieten hangen:
Voorzeker weet gij, dat zij niet spreken. (21:65)

Gij aanbidt slechts afgodsbeelden buiten God
en gij schept een leugen.
Waarlijk, degenen die gij buiten God dient,
hebben voor u geen macht over enig onderhoud;
derhalve, zoek van God onderhoud
en dien Hem en wees Hem dankbaar;
tot Hem zult gij worden teruggebracht. (29:17)

Blinde gehoorzaamheid aan onwetende voorouders.

En wanneer er tot hen gezegd wordt:
Volg hetgeen God heeft geopenbaard,
zeggen zij: Nee! wij volgen datgene,
waar wij onze vaderen op vinden.
Wat! en al hadden hun vaderen helemaal geen verstand,
en volgden zij ook geen rechte weg. (2:170)

En wanneer zij een onzedelijkheid begaan, zeggen zij:
Wij vonden onze vaderen dit doen,
en God heeft het ons bevolen.
Zeg: Waarlijk, God beveelt geen onzedelijkheid;
zegt gij ten nadele van God wat gij niet weet? (7:28)

Zij zeiden: O Salih! waarlijk, gij was iemand onder ons,
in wie vóór deze grote verwachtingen werden gesteld;
verbiedt gij ons te aanbidden hetgeen onze vaderen aanbaden?
En waarlijk, wij verkeren in ernstige twijfel aangaande datgene,
waartoe gij ons roept. (11:62)

Hij zei: Voorzeker hebt gij, gij en uw vaderen,
in een duidelijke dwaling verkeerd. (21:54)

En wanneer hen Onze duidelijke mededelingen voorgelezen worden,
zeggen zij: Dit is niets dan een man,
die u wenst af te wenden van wat uw vaderen aanbaden.
En zij zeggen: Dit is niets dan een verzonnen leugen.
En degenen die niet geloven, zeggen van de waarheid,
wanneer die tot hen komt:
Dit is slechts een duidelijke toverij. (34:43)

Nee! zij zeggen: Wij vonden onze vaderen een godsdienst volgen
en waarlijk, door hun voetstappen zijn wij geleid. (43:22)

Derhalve, verkeer niet in twijfel omtrent wat deze aanbidden;
zij aanbidden niet dan gelijk hun vaderen tevoren aanbaden;
en waarlijk, Wij zullen hen hun deel ten volle betalen,
zonder enige vermindering. (11:109)

Partners, idolen zijn krachteloos.

En roep buiten God niet datgene aan,
wat u noch baat noch schaadt,
want indien gij (het) doet,
zult gij in dat geval dan waarlijk van de onrechtvaardigen zijn. (10:106)

Toen hij tot zijn oudere (of: vader) zei:
O mijn oudere (of: vader)!
waarom aanbidt gij wat niet hoort en niet ziet
en u geheel geen nut doet? (19:42)

Allah is de God van hun voorvaderen.

God (i.e. Allah), uw Heer
en de Heer van uw vroegere vaderen? (37:126)

Koran en Atheïsme. Atheïstisch einde.

En zij zeggen: Er is slechts ons leven op deze wereld;
wij leven en sterven en niets vernietigt ons behalve de tijd,
en zij hebben er geen kennis van; zij gissen slechts. (45:24)

Geschapen door niets?

Of werden zij zonder iets geschapen,
of zijn zij de scheppers? (52:35)

Onmogelijkheid te peilen.

En degenen die niet geloven zeggen:
Wat! wanneer wij stof zijn geworden
en onze vaderen,
zullen wij zekerlijk voortgebracht worden [uit het graf]?
Dit is ons vroeger voorzeker beloofd,
ons en onze vaderen;
dit zijn niets dan verhalen der ouden. (27:67-68)

Koran en Egoïsme en Hedonisme.

Hebt gij dan hem beschouwd,
die zijn lage begeerte tot zijn god noemt,
en God heeft hen met kennis in dwaling gelaten,
en een zegel op zijn oor en zijn hart gesteld
en een bedekking over zijn oog geplaatst.
Wie kan hem dan naar God leiden?
Zult gij dan niet gedachtig zijn? (45:23)

Waarlijk, Allah zal degenen, die hebben geloofd en gerechte daden hebben gedaan, toelaten tot de tuinen, waaronder rivieren stromen, maar zij die niet geloven vermaken zichzelf en eten zoals grazende runderen eten, en het Vuur zal een residentie voor hen zijn. (De opgegeven plaats 45:12 klopt niet; dit is mijn vertaling uit het Engels van Al-Ashari. De andere citaten zijn naar de Koran van Ali met gemoderniseerde spelling.)

Tot slot (los van Al-Ashari):

En al wie niet in God en Zijn Apostel [i.e. Mohammed] gelooft, dan waarlijk,
Wij hebben brandend vuur voor de ongelovigen bereid. (48:13)

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-wereld-van-mohammed-1/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-wereld-van-mohammed-2-het-einde-der-tijden/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-wereld-van-mohammed-3-de-duivelsverzen-de-ster/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-wereld-van-mohammed-4-the-satanic-verses-de-duivelsverzen-van-salman-rushdie-met-pdf/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-wereld-van-mohammed-5-salomo-de-hemelreis-van-mohammed/