Cor Hendriks – De rode, witte en zwarte worm

De vorige keren hebben we gezien dat in sprookjes en sagen het kleurentrio wit, rood en zwart veelvuldig voorkomt. Deze 3 ‘primaire’ (mystieke of mythische) kleuren spelen een grote rol bij de wormen, die Job kwelden:
‘Die worm waren drij die sint Job aten,
die een wit, die ander swert, die derde root…;’
of:
‘Die wormen waeren drijderande die Job vleis aten,
die sommighe wit, [die sommighe] zwart, die sommige roet…’
Maar ook als het 9 wormen zijn:
‘Van sente Loys die wormen waren .ix. [te] weeten:
heere sente Loy, roet, wit, roet, zwoert… ‘
(Braekman 1997, 186 nº145-146; 188 nº148 (hoewel Sente Loys wordt genoemd, betreft het hier toch Job, zoals te zien is in het vervolg van de zegen, waarin Job wordt bevolen op te staan).

In een andere zegen tegen het ‘Sant Loysevel ende Sant Jobsevel’ (en andere ‘vuyle evelen die sweeren’) is sprake ‘vanden witten worme ende vanden swarte worme, vanden roeden worme,’ waaraan voor de zekerheid ook ‘vanden gele worme, vanden fistell ende vanden plane, van S. Loysevel ende [van] S. Jobsevel ende van allen [swellende ev]elen’ worden toegevoegd, maar ook hier blijkt verder in de formule, dat het om drie kleuren (‘drie dese wormen’) gaat: in het Latijn:
‘[Novem vermes] fuerunt qui sanctum [Job manducaverunt],
tres fuerunt albi, [tres fuerunt nigri, tres] fuerunt rufi .’(ID., 200f nº149)

De 9 wormen van Job komen voor in een Gents hs. uit eind 15e eeuw:
‘Die go[e]de sent Job,
hi lach in de woude doot.
Doe quamen die wormen,
si aten sijn vleesch van den beene,
si soghen sijn bloet,
si ne daden hem gheen goet. .
3. wasser wit, .3. wasser zwart, .3. wasser roet.
God ende die sente Job, sla dese .9. vike alle ter doet;’
of:
‘Job lach in der messyen [mesthoop], †
hij bat den helegen Kerste om boete van desen wormen, †
dese worme waren menegherande †
die Jobs vleesch aten †
som wit †
som swart †
som root †
nu manic dese worme doot…’ (192 nº494, 495).
En uit Limburg (18e e.):
‘Op eenen ashoop daer saten die wormen [i.p.v. Job!];
dider saeten dier wasser neghen:
dry waerenter wit,
dry waerenter swert,
drie waerent root…’ (193 nº497).
Ook van de fijt (MNl. ‘fyc, vijc, vike’, zie boven nº494) wordt gezegd:
‘Het zyn negh[enderande soorten] fycken,
die eene dr[ie fycken sijn wit,]
die ander drie fyc[ken sijn swart,
die] derde drie fyck[en sijn root, die]
goede sant Jo[b die slaet dese fycken] alle doot
inden [naem des Vaders ende des] Soens
ende des heyligen Geestes. [Amen.]’ (Braekman 1997, 90 nº41).
Het is dezelfde Sint Jobzegen als de spreuk uit het Gentse hs. (ID., 91 nº42): ‘Dits om den vyc te slaen in den vinger of elder[s];’ ID., 137 nº93 voor spreuk tegen ‘sente Loysevele’ (= Haver nº495), waarin het motief 2x voorkomt:
‘Der woormen waren .ix. †
die waren gheworpen van den hemele †
die Jobs vleesche aten †
ende sine beene braken †
ende sijn bloet soghen †
drie wasser wit,
.iij. wasser swart,
.iij. wasser root…’
Naast de wormen (‘wit, swart, root oft geel, oft wie die wormen sint gedaen’) wordt in de Jobzegen nº201 ook gesproken over ‘witten, swartten oft rode peerde’, waarin deze wormen zijn (deze 3 kleuren paarden komen veelvuldig in sprookjes voor zoals we zagen in het artikel over ‘De Prins op het Witte Paard’ [Link]).

De Jobzegen (Hiob-Segen) is ook in Duitse gebieden zeer bekend. Het zijn in de eerste plaats paardenzegens. Een Oud-Duits voorbeeld luidt:
‘Jôb lac in miste,
er rief ûf ze Criste,
mit eiter bewollen:
die maden im ûz wielen
(unde sîn gebeine
âzen die wurme cleine).
der gnâdige Crist,
der der inemo himile ist
der erhôrte Jôbes bete,
die er mit anedâht ze imo tete. (…)
wurm, du sîst wîz, swarz oder rôt,
ich gebiute dir, dû sîst nû tôt.’[1]

De ‘Drie wormen aten Job’-formule was in het Duits sinds (in hoofdzakelijk in) de 15e eeuw gebruikelijk.
‘Der wurme woryn dry,
die sente Job bissyn;
der eyne der was wys,
der andir swartz,
der dritte rot.
Herr sente Jop,
lege der würme tot.’
Het einde luidt ook wel:
‘Her sant Job der Wurm ist lig tod.’ (HDA IV, 70)

Van Haver (1964, 473) wijdt een paragraaf aan ‘het kleurenmotief’: De hoofdkleuren zijn zonder twijfel: rood, wit en zwart. En dit is dan merkwaardig: ook dit detail vindt gelijklopende teksten in andere landen, zodat we niet kunnen spreken van een toevallig gebruik van (scherpe) kleuren, maar van een kleurenmotief; en hij laat een Duitse zegen volgen tegen de worm in de vinger (fijt):
Es zog ein guter Mann durchs Land,
er hat drei Würmer in seiner Hand,
der eine war weisz, der zweite schwarz, der dritte rot,
drum mache ich diesen Wurm tot
(Pruisen), dus met dezelfde rijm rood – dood als in de Jobzegen. Een Franse bezwering van de ‘kanker’ (een huidziekte) begint met: Chancre rouge, chancre blanc, chancre noir, gevolgd door 4 andere: chancre morveux, chancre fileux, chancre boutonneux, chancre baveux, die samen de 7 kankers vormen. Van Haver heeft twee bezweringen van ingewandswormen, allebei beginnend met de historiola ‘Petrus en Jezus gingen uit naar den akker en ploegden 3 voren en ploegden op 3 wormen: de ene was wit, de andere zwart, de derde rood’, met de slotconclusie ‘nu zijn alle wormen dood’ (194 nº502-503, Duits: p. 196).
Een Duitse versie is te vinden bij Van der Molen (1979, 161), genaamd ‘Wurmacker-Segen’, die wordt aanbevolen voor iemand die last heeft van ingewandswormen en moet zeggen:
‘Petrus und Jesus fuhr aus gen Acker,
ackert 3 Furchen,
ackert auch 3 Würmer,
der eine ist weiss,
der andere ist schwarz,
der dritte ist roth,
da sind alle Würmer todt,
in Namen †††.’
Van der Molen heeft ook een Nederlandse versie van de Twijzeler Heide (Friesland), opgetekend in de tweede helft van de 19e eeuw door een geneesheer:
‘Petrus en Jezus gingen uit naar den akker,
zij ploegden drie voren;
ploegden op witte wormen:
de eerste was zwart,
de tweede wit,
de derde rood:
nu zijn alle wormen dood.’
Van der Molen merkt op, dat de formule verminkt is: ‘witte wormen’ moet zijn ‘drie wormen’. Uit het ‘Romanus-Büchlein’ van Adolf Spamer (Berlin 1958) duikelt hij de oudste vorm op, die in het Latijn is waarin alleen Christus op de akker gaat en er drie wormen aantrof, een zwarte, een andere wit, de derde rood, en maakte ze allemaal dood… (15e-eeuws van de monnik Thomas Ebendorfer von Haselbach in zijn traktaat ‘de decem praeceptis’).
Een voorbeeld uit de heksenprocessen komt uit Remlingen in 1621 van een huisvrouw, die zich moest verantwoorden voor de vierschaar.
‘Gott der Herr fuhr auss gen acker
Und zackhert nicht mehr alss drey Fürch,
Darauf sehet er lauter Haarwurm,
Der ein war weiss, der ander schwartz, der drit roth,
so seyen sie auff diesen Tag alle thodt.
(Das zehl ich Dir zu buss, im Namen usw. und muss dreimal darzue blasen.)
De oudste formule met Jezus en Petrus komt uit een handschrift uit Rijnland uit de eerste helft van de 17e eeuw en luidt:
Petrus und Jesus führen aus den Acker
hin und zurück drey furchen,
sie gruben hervor drey Würm,
der eyne war weisz,
der andere schwarz,
der dritte war roht.
Also seien alle Würmer todt.
Ook in het Frans komt deze formule voor:
‘Notre-Seigneur s’en va avec St. Pierre faire une neuvaine [= noveen],
soit dans un champ, il trouve trois vers,
un blanc, un rouge et un noir…’ (Molen, 162)

De wormakker wordt vanaf de 15e eeuw betuigt en heeft (aldus Ohrt) overal in het Duitse taalgebied, deels door de druk, grote geliefdheid gevonden. De meeste versies hebben het opakkeren (zelden: het vinden) van drie gekleurde wormen gemeen. De akkerman is a) God.
‘Gott der Vater (Herr) fart gen Akher,
er akhert gar wakher,
er akhert drey würm auß,
einer war weiß,
der andere schwartz,
der dritte roth,
hir ligen alle würm todt.’ (17e eeuw)
In een variant heet het:
‘Gott ging zu Acker auf einen roten Acker,
er thät 3 Fürch,
fand 3 Würm…’
Zelden ‘in Josephs Acker’.
Afwijkend: ‘… der erste ist der Streitwurm … Gneitwurm …. Haarwurm’.
b) Petrus und Jesus fuhren aus gen Acker…’
c) Meer zelden: Jezus alleen, een boer, een man, etc. (HDA IX, 862)

Een versie, verzameld door Carly Seifahrt in Plauen in het Voigtland, is een toverformule tegen de demon in wormgedaante, vermengd met geloof en bijgeloof en lijkt een gebed:
‘Herr Christus ging in den Acker,
Er ackerte drei Würmer aus.
Der eine sah weiß,
Der andere schwarz,
Der dritte rot,
Der machte die anderen tot.
Das zähl ich dir zu gut,
An deinem Fleisch und Blut.
Im Namen Gottes des Vaters, des Sohnes
[und des heiligen Geistes.]’[2]

Een formule uit Sibratzhofen (Reiser, Allgäu 2, 446f) luidt:
‘Jesus und Petrus ackerten auf einem Acker,
ackerten auf drei Furchen,
ackerten auf drei Wurmern,
der eine ist weiß,
der andere ist schwarz,
der dritte is rot,

da sind alle Wurmer tot.
Im Namen…’ (HDA IX, 852)

De 3 wormen komen voor in de Georgische heldensage van Amirani. Voordat Amirani het hoofd van de reus afsnijdt, zegt deze: ‘Uit mijn afgesneden hals komen 3 wormen; dood ze alsjeblieft niet!’ De broers raden Amirani aan hen wel te doden, maar hij volgt hun raad niet. Een paar dagen later komen ze 3 draken tegen: een rode, een witte en een zwarte; het zijn de 3 wormen. Amirani vraagt zijn broers hem te helpen, maar ze zeggen dat het zijn eigen schuld is. Amirani doodt de witte en de rode, maar wordt door de zwarte opgeslokt. Hij gaat echter zo te keer in de buik van het monster, dat dit hem uitspuugt. (Gogiaschwili, in: Fabula 47, 2006, 68)

Een formule om oogkwalen te genezen uit de Karolingische tijd bevat ook de drie kleuren:
« † Alia † nec lia † nec gallina †
† Supra rypa maris sedebat macula †
† Famuli tui illius sive alba, Christus †
† Spergat ; sive rubra, Christus deleat †
† Sive nigra, Christus deficiat ; † Ayos † Ayos †
† Ayos † , sancta Crux, amen † . » (Riché 1973, 137)
[T.a.v.: de vlek: als die wit is, zal Christus hem verjagen, als hij rood is, zal Christus hem vernietigen, als hij zwart is, zal Christus hem wegnemen.]

Over de kleuren van de wormen zegt Ohrt: ‘Meestal drie: wit, zwart en rood (rijmend op ‘dood’), maar b.v. rond 1400 komen reeds vier [kleuren] voor. De kleuren van de ondieren werden reeds in de laatantieke spreuk over Artemis’ ‘honden’ gemeld. Latijnse zegens noemen sinds de 12e eeuw [bovenstaande spreuk uit de Karolingische tijd is aan Ohrt niet bekend] de drie kleuren der ogenvlekken, Duitse wormzegens over Job sinds de (14e en) 15e eeuw de kleuren der wormen. Eveneens sinds de 14e eeuw, meerdere der bovengenoemde Duitse zegens, in het bijzonder de wormakkerzegen. Verder komen de kleuren vaak voor in besprekingen; geliefd is de vorm: ‘Wurm, ich beschwöre dich bei dem hl. Tag … Nacht … fünf Wunden … Nägeln Christi … Kraft Gottes, du seiest gleich grün, blau, weiß, schwarz oder rot, daß du liegest in dem Finger tot.’ Vergelijkbare vormen komen voor in de 16e en 17e eeuw.
De kleuren evenals de uitspraak dat alle wormen dood zijn komen ook in de Oudindische Atharva Veda voor, een getuigenis van de gemeenschappelijkheid in primitieve voorstellingen. (HDA IX, 863f)

[1] Zum Hiob-Segen, Wurmsegen Nr.137, Handschrift aus der Universitätsbibliothek Graz. In het artikel ‘Hiob in den Segen’ is een deel van deze 12e-eeuwse zegenspreuk opgenomen onder het rijmpaar ‘Miste – Christe’: ‘Der herre Job lach in miste, rief uf ze Christe, mit Eiter bewollen, die maden im uz wielen (d.h. sprudelten); des buozte im der hailige Christ.’ Een 16e-eeuwse vorm luidt: ‘Job lag vff dem myst, da rufft er dem hl. Crist: Crist hatt mein vergessen, mich wollen die wurme essen. Die wurme lagen alle dot, da der hl. Crist gebot.’ (HDA IV, 69)

[2] Seyfahrt, Carly, Aberglaube und Zauberei in der Volksmedizin Sachsens. Ein Beitrag zur Volkskunde des Königsreichs Sachsen, [Verlag Wilhelm Heims] 1913. Dezelfde formule is in het HDA (IX, 852) te vinden, echter met afwijkingen in regels 6 (‘Die machten die anderer tot’) en 7 (‘Dies zähl’ ich dir zu gut’).