Cor Hendriks – De Mythe van het Opbouwwerk (2): Het medewerker onderzoek (inleiding)

1. Het medewerker onderzoek

Het medewerker onderzoek valt in twee delen uiteen, zowel in tijd, als in doelstelling. Het eerste gedeelte, dat in het hier volgende stuk gepubliceerd wordt, heb ik de medewerker vragenlijst genoemd en is intern gepresenteerd als Evaluatie 1976-1977. In dit deel schets ik het beeld van het ontstaan en vergaan van dit onderzoek, dat ik opzette aan de hand van sociologische normeringen, die ik heb opgedaan tijdens mijn studie Culturele Antropologie. Resultaat hiervan was, dat het onderzoek niet aansloot en in de onderste la verdween. Overigens zijn er wel meer redenen te bedenken waarom dit rapport in de onderste la verdween. De reden waarom het als evaluatie niet deugde was, dat het te weinig informatie bevatte, die zich direct in programmaverandering liet vertalen en door de benodigde verwerkingstijd te laat voor de programmering van het nieuwe seizoen voltooid was.

Het tweede gedeelte was op het einde van mijn werkzaamheden en het gevolg van mijn onvrede met mijn functioneren in het Vijfhovenhuis. In plaats van mijn werkzaamheden als coördinator van het gehandicaptenwerk kreeg ik de opdracht om me bezig te houden met het niet functioneren van het teamberaad en de opsporing van de redenen voor de slechte stemming onder de medewerkers.

Dit resulteerde echter nooit in een rapport, hoewel ik wel diverse werkzaamheden verrichtte in het kader van dit onderzoek, zoals interviews, groep interviews, praatpapieren opstellen, e.d. echter zonder zichtbaar resultaat. Deze werkzaamheden vonden hun einde in mijn weggaan bij het Vijfhovenhuis, vandaar dat het tweede deel van het medewerker onderzoek is opgenomen in deze bundel na Deel 3: Het gehandicaptenwerk.

A. De medewerker vragenlijst

1. Voorgeschiedenis

In vergelijking met de andere jaren staat de evaluatie van 1977 apart. Dit leverde na afloop dan ook de bemerking op, dat het niet de Vijfhoven huisstijl heeft. De “normale” evaluaties komen via medewerker vergaderingen tot stand, die dan gebundeld worden en voorzien van een algemeen praatje door een van de “staf” krachten (meestal de teamleider). De waarde ervan voor het clubhuis was gering, wat overigens ook van de andere evaluaties gezegd kan worden. Er wordt gewoon veel te weinig aandacht aan die dingen gegeven.

De opzet van de evaluatie ’76-’77 komt voort uit de werkgroep beleidsplan en was op zich in het geheel niet als evaluatie bedoeld.

Al vrijwel onmiddellijk na mijn indiensttreding kreeg ik de uitwerking van de zogenaamde Zuidwest Zomerfeest enquête in mijn maag gesplitst, waaraan ik nog een flinke hoeveelheid tijd kwijt was (zie ook 2).

Ondertussen is het idee van een beleidsplan groeiende en worden door de secretaris, Dirk van der Ham, diverse stukken geproduceerd, die als conceptbeleidsplan fungeren, maar door de meeste medewerkers als te moeilijk worden ervaren.

In de notulen van het teamberaad van 4 november 1976 lezen we onder het punt beleidsplan: “Aad heeft hier een voorstel voor, n.l. om per activiteit te gaan evalueren (daar zijn we haast aan toe). Dirk is bezig met een stuk om over te gaan discussiëren. Hans stelt voor, dat iedereen een stukje voor zichzelf schrijft en dat naast dat van Dirk legt. Na veel heen en weer gepraat stelt Aad voor, dat we eerst maar eens er over na moeten denken en dit in de loop van de komende weken terug brengen. Wel zal er in het komend teamberaad en in de soosvergadering over gepraat moeten worden.

In de werkgroepvergadering van 11 november wordt er over het beleidsplan gepraat. Voor Don betekent het vertalen van het beleidsplan in aansluiting bij de basis, dat het plan ook aan de basis gecreëerd moet worden. De mening van iedere vrijwilliger is even belangrijk. Van hieruit komt de gedachte van het “persoonlijk stuk” voort. Er wordt besloten, dat ik deze stukkenproductie zal coördineren. De inhoud van het persoonlijke stuk valt in twee delen uiteen: enerzijds (a) de activiteit(en), waaraan de medewerker meewerkt en anderzijds (b) het Vijfhovenhuis in zijn geheel. In de notulen van de vergadering geeft Don een uiteenzetting van zijn bedoeling met het “persoonlijk stuk” en formuleert een aantal hulpvragen om de medewerkers met hun evaluatie te helpen: a. Wat vind je van iedere activiteit, waarin je meedraait; waarom is deze activiteit in het Vijfhovenhuis; voor welke bezoekers is deze activiteit; hoe kan deze activiteit beter worden dan nu en welke concrete ideeën heb je hiervoor? b. Wat is volgens jou doel c.q. nut van het Vijfhovenhuis; vind je dat het Vijfhovenhuis dit doel bereikt; wat mis je binnen het Vijfhovenhuis aan activiteiten, personeel, materialen, ruimte, enz. en heb je nog ideeën?

De medewerking aan het beleidsplan door middel van het “persoonlijk stuk” is vrijwillig, maar er wordt wel morele druk uitgeoefend, immers hoe meer mensen meewerken, des te meer informatie heeft de “staf” en des te echter wordt het beleidsplan.

Het duurde nogal een tijd, voordat er een redelijk aantal stukjes binnen is en er moest heel wat gebeden en gesmeekt worden in de diverse vergaderingen.

Het idee wordt door Don in de bestuursvergadering van 18 november 1976 ingebracht en hij krijgt de opdracht dit op papier te zetten, wat resulteert in het bovenvermelde verhaal, dat opgenomen is in de notulen van de werkgroepvergadering. In de teamberaad notulen van 7 december 1976 lezen we onder het punt beleidsplan: “Cor heeft nog geen bijdragen voor het beleidsplan binnen. De mensen, die toch nog iets willen schrijven, worden dringend verzocht dit zo snel mogelijk bij Cor in te leveren. Het beleidsplan is ontzettend belangrijk, dus schrijf allemaal s.v.p. een bijdrage!

En in de teamberaad notulen van 14 december 1976 in de rondvraag: “Wil iedereen zo snel mogelijk zijn bijdrage voor het beleidsplan bij Cor inleveren?

In de notulen van de werkgroepvergadering van 23 december 1978 lezen we onder het punt beleidsplan: “Er zijn al diverse stukken ingeleverd. Laten de mensen, die het nog niet gedaan hebben, het zo spoedig mogelijk bij Cor inleveren. Cor zegt dat de prestaties vrij aardig waren. Het beleidsplan zal de volgende vergadering klaar zijn.

In de notulen van het avondteam beraad van 6 januari 1977 lezen we bij notulen vorige keer: “Wie heeft zijn beleidsplan nog niet bij Cor ingeleverd????

In de notulen van de werkgroepvergadering van 27 januari 1977 lezen we bij beleidsplan: “Er wordt aan de nieuwe medewerkers uitgelegd wat het beleidsplan is. Er zijn wel stukjes ingeleverd, maar er staat te weinig in om goede conclusies te trekken. Er is een voorstel om vanuit de stukjes een vragenlijst samen te stellen, dit gaat ook door naar de bestuursvergadering. Het is de bedoeling, dat elke medewerker dit invult, anders heb je er weinig aan. Er komt een werkgroep, die deze vragenlijst samenstelt. Deze zal bestaan uit Loek, Linda Z., Karin, Cor, Diana, Han, Leendert en Henk. Cor treedt op als coördinator en roept de mensen bij elkaar voor vergaderingen. Er is een beleidsplan van Dirk, maar dit is haast niet te lezen, het is niet het juiste beleid en het is ook niet het stukje van het Vijfhovenhuis, het is te moeilijk. Dit is echter onterechte kritiek (zegt Don), want het is een noodsprong geweest, omdat er voor bepaalde instellingen een beleidsplan moest komen. Ook het stukje van Dirk zal bij de vragenlijst opgenomen worden.

Dit wordt in het teamberaad van 1 februari 1977 als mededeling vanuit de werkgroep ingebracht. 4 februari 1977 om 14.30 is de eerste bijeenkomst van de werkgroep beleidsplan in de huiskamer. Ik heb voor de gelegenheid een werkblad gemaakt om als uitgangspunt te dienen voor de discussie over de medewerker vragenlijst. De inhoud is als volgt: “Uit de stukjes van de medewerkers, die mij de afgelopen maanden bereikten, bleek dat men de vragen gesteld door Don (notulen werkgroepvergadering 11 november 1976) nogal verschillend had ervaren; in ieder geval waren de reacties nogal afwijkend, zodat een groot aantal onderwerpen naar voren kwamen en bij mij het idee rees om op basis van deze gegevens in een kleine werkgroep een vragenlijst voor alle medewerkers samen te stellen, om op deze wijze te proberen een duidelijk beeld te geven van de kwaliteit van het werk. Discussiepunten:
a. Er zijn betaalde en niet betaalde medewerkers.
b. Er zijn medewerkers met een duidelijke functie en anderen, met een enorme vracht vagere bezigheden.
c. Sommige activiteiten hebben een eigen ruimte; anderen zouden dat ook willen, omdat hun activiteit herkenbaar is in de omgeving.
d. Er is nauwelijks plaats voor ontspannend aanwezig zijn buiten het programmatische kader.
e. Er zijn te weinig vrijwilligers.
f. Bij sommige activiteiten zijn er te weinig bezoekers.
g. Er is veel slechte samenwerking, want de mensen zijn niet eerlijk.
h. Er zijn mensen met gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel t.o.v. het Vijfhovenhuis.
i. Het diepere doel van het buurthuis gaat verloren.
j. Wat is het dieper doel van het buurthuiswerk volgens jou?
k. Wat is jouw reden om in het clubhuis te werken?
l. Het buurthuis lijkt teveel een bedrijf.
m. Er moet een duidelijke leidersfiguur zijn.
n. Je wordt te snel plat geluld door breed bespraakte figuren.
o. Er zijn te weinig praatmogelijkheden met bezoekers.
p. Is er een “staf”?
q. Is de vrijwilligersbegeleiding voldoende?
r. De vergaderingen zijn open.
s. Er wordt teveel geouwehoerd.
t. Zijn we antikapitalistisch, dus voor arbeidersbelangen?
u. Hoe gaan we van buurthuis naar buurtcentrum?

Deze discussiepunten zijn gedestilleerd uit de persoonlijke stukken. De werkgroep beleidsplan loopt echter voor geen stuiver. De doelstellingen blijven in de conceptfase hangen en er worden nauwelijks aanzetten tot uitwerking geleverd. Het concept van de doelstelling is:

1. De werkgroep beleidsplan is een initiatief van en of ontstaan in de werkgroepenvergadering en deelname en of lidmaatschap is in principe open voor alle medewerkers.
2. De bijeenkomsten en of vergaderingen van de werkgroep zijn besloten; eventuele gasten zijn op verzoek en of met toestemming van de werkgroep.
3. Stukken, geproduceerd door de werkgroep, zijn voor iedereen toegankelijk en te vinden in de map Projecten (= map acht) en gekenmerkt door het opschrift “Werkgroep beleidsplan”.
4. Doel van de werkgroep is in eerste instantie er zo snel mogelijk voor te zorgen, dat er een beleidsplan komt, dat de mening van de medewerkers weergeeft en niet van een persoon of zo, over het Vijfhovenhuis.
Het eerste doel is het zo goed mogelijk verzamelen van de ideeën om deze te kunnen presenteren aan de bestuursvergaderingen ter bestudering.
Het tweede doel is het vertalen, dat wil zeggen in gewone woorden omschrijven van het beleidsplan, eventueel het maken van een woordenlijst voor de medewerkers ten behoeve van inkomende stukken van ingewikkelde aard.

De werkgroep werpt zich al snel op het uitwerken van de vragenlijst en raakt hierin hopeloos verstrikt. In de werkgroepenvergadering van 24 maart 1977 wordt gevraagd, waar het beleidsplan blijft. Ik zeg ermee bezig te zijn.

Dan horen we een hele tijd niets meer. Uit mijn aantekeningen blijkt, dat ik er vrijdag 27 mei 1977 weer verder aan werk, nu echter geheel op mijn eentje. In de notulen van het teamberaad van 31 mei 77 lezen we onder het punt Evaluatie en planning: “Cor zal dit gaan doen, maar hij gaat volgende week met vakantie en daarom zal hij woensdagmiddag en woensdag avond een vragenlijst maken voor de medewerkers, die ze dan invullen, terwijl Cor op vakantie is, en als Cor terugkomt van vakantie, dan zal hij aan de hand van de vragen en antwoorden alles verzamelen en op een rijtje zetten.”

En in de notulen van het teamberaad van 7 juni 1977 onder het punt Taken van Cor a) De evaluatie: “Cor heeft de hele evaluatie kant en klaar gemaakt en Henk zal dit verder versturen en hij zal het ook allemaal weer in ontvangst nemen, zodat als Cor terug is van vakantie hij er gelijk aan kan beginnen.”

Tijdens de vakantieperiode zijn er natuurlijk de vakantieactiviteiten, zodat ik niet veel tijd over heb voor het uitwerken van de medewerkerv ragenlijsten en in de eerste notulen na de vakantie (teamberaad 16 augustus 1977) lezen we onder het punt Wat er alvast gedaan kan worden, dat overigens het enige punt van de agenda is: “De evaluatie, samenvatting en nieuwe ideeën op een rijtje zetten. Dit zal Cor gaan doen.”

Aad zal de bezoekersstaten en jaaroverzicht op stencil zetten en Henk zal de jaarplanning maken. Verder zijn er nog geen betaalde medewerkers aanwezig. Daarna is er in de mij ter beschikking staande notulen niets meer terug te vinden. Van de evaluatievergadering(en) is (zijn) geen verslag(en) gemaakt. In mijn aantekeningen vind ik alleen de volgende opmerking met betrekking tot het werkoverleg van 15 november 1977, die gewijd is aan de evaluatie: Na ongeveer 15 minuten wordt besloten, dat een gesprek hierover zinloos is en dat we naar de toekomst moeten kijken.

2. De medewerker vragenlijst ten behoeve van de evaluatie seizoen 76-77

De vragenlijst is voorzien van een korte inleiding:

Beste medewerkers,
het seizoen is weer voorbij en het is weer tijd voor de jaarlijkse terugblik op wat we de afgelopen tijd gedaan hebben. Zoals de afgelopen jaren gebruikelijk hebben we weer de voorkeur gegeven aan een schriftelijke vragenlijst, omdat dit een snelle, duidelijke manier van gegevens verzamelen is. We hopen dan ook, dat iedere medewerker zijn best erop zal doen om in de antwoorden zo veel mogelijk zijn eigen mening naar voren te laten komen.
Dat deze keer de vragenlijst niet zo kort is, heeft twee redenen:
1) Voor de evaluatie leek het gewenst om ook wat dieper gaande vragen in te voeren, terwijl de vragen naar oppervlakkige gegevens zijn weggelaten, omdat die antwoorden uit de nabesprekingen zijn te halen.
2) Tevens heb ik geprobeerd om deze vragenlijst zo veel mogelijk af te stemmen op het beleidsplan. Het is dus eigenlijk dubbel belangrijk om deze vragenlijst zo goed mogelijk in te vullen. Je antwoorden zijn medebepalend voor het toekomstige beleid.

De vragenlijst is onderverdeeld in drie fasen:
a) evaluatie van de activiteit: iedere activiteit wordt door de medewerkers bekeken.
b) algemene buurthuis evaluatie: iedere medewerker probeert zijn mening over het buurthuis aan de hand van de vragen zo duidelijk mogelijk weer te geven.
c) wensen ten aanzien van het nieuwe seizoen.

De meeste vragen zijn zogenaamde “open” vragen, dus geen meerkeuze vragen. Met opzet zijn de bekende stippeltjes weggelaten, dus als je veel wilt antwoorden, schrijf dan klein, dan gaat er een heleboel op de opengelaten regels. Mocht zelfs deze ruimte nog te klein zijn, ga dan rustig verder op de blanco achterkant, maar geef dan wel duidelijk aan van welk antwoord het een vervolg is.

Wat betreft de zogenaamde “moeilijke” vragen (ze zijn niet aangegeven) moet ieder voor zichzelf beslissen of een vraag al dan niet te moeilijk is om te beantwoorden. Durf gerust neer te zetten, dat je het niet weet of de vraag niet snapt of dat de vraag voor jou niet van toepassing is. Probeer echter wel zo veel mogelijk vragen in te vullen. Als je iets niet begrijpt kun je ook vragen.

Na deze inleiding volgen de diverse vragenlijsten. De eerste (a) is die per activiteit. Wanneer je als medewerker in nogal wat activiteiten participeert, zoals met de meeste betaalde medewerkers het geval is, dan krijg je hier een aardig stapeltje van, n.l. voor iedere activiteit de twee vellen met 14 vragen. De tweede lijst bevat de algemene evaluatie van het buurthuis (b) en vragen met betrekking tot het nieuwe seizoen (c). Deze tweede lijst van 20 vragen op twee velletjes krijgt ieder eenmaal. Voor de vragen zie de bijlage met de antwoorden.

3. De Evaluatie 1976-1977: Na regen komt zonneschijn

De omslag van de uitwerking van de vragenlijsten is door Aad ontworpen en ook de zinsnede van links boven naar rechts onder “NA REGEN (in een wolk) – 1976 (in de druppels, die uit de wolk komen en die door de paraplu worden tegen gehouden, waaronder:) KOMT ZONNESCHIJN (in een ovale zon met in de stralen eronder:) – 1977” komt van Aad. Dat dit achteraf ook zo het geval is geweest, behoeft nog geen groot voorspeller. Hoewel de Bedelweek actie op zich niet zo veel had opgeleverd, was het tezamen met een gift van het K.J.F. en het aanspannen van een AROB procedure voldoende om het optimisme te rechtvaardigen van waaruit dit omslagontwerp voortvloeide. De ƒ. 50.000,- negatief, waarvan het zwartboek Kerst 1975 spreekt en die jarenlang het buurthuis met de ondergang leek te bedreigen, deze zwarte schaduw was van het buurthuis afgewenteld en alles zag er weer zonnig en voorspoedig uit.

De resultaten van het onderzoek zijn kaal weergegeven. Eerst komt een inventarisatie van het tweede, algemene gedeelte, 15 pagina’s, daarna wordt iedere activiteit afzonderlijk behandeld in korte verhaaltjes op 17½ pagina.

Het algemene gedeelte geeft de twintig vragen met hun diverse subvragen weer. De antwoorden zijn in twee delen, eerst kwantitatief een rangschikking van de antwoorden, daarna worden de antwoordcategorieën toegelicht aan de hand van een opsomming van de toegevoegde opmerkingen. Bijvoorbeeld:

Vraag 1: Hoe heeft het clubhuis het afgelopen jaar volgens jou gedraaid?
Deze vraag is beantwoord door 21 personen waarvan vier goed, vijf wel aardig, vier enerzijds goed, anderzijds nogal slecht, één slecht, en zeven wisten het niet.
Goed wil zeggen: hoge bezoekersaantallen; binnenkomen van geld van clubs en bedelweek. Eén keer als een buurthuis.
Wel aardig wil zeggen: behoorlijk in vergelijking met andere instelling; redelijk bezoek van georganiseerde activiteiten.
Enerzijds goed, anderzijds nogal slecht: naar bezoekers toe goed, maar onderling nogal met conflicten; weinig samenhorigheid tussen stafkrachten; goed ten aanzien van programma aanbod, maar inhoudelijk weinig gebeurd.
Slecht: er valt een te groot leeftijdsverschil.
Wisten het niet: vanwege te korte ervaring of het komen voor maar één activiteit.

Al deze antwoorden tezamen leveren een schat aan gegevens. Op zich kunnen we stellen, dat de antwoorden representatief zijn voor de totale medewerker groep. De populatie bestaat uit twee van de drie bestuursleden, vier van de zes fulltime krachten, twee van de twee parttimers, geen werksters, twee van de vier betaalde uur krachten, zeven van de ongeveer 10 medewerkers, vijf medewerkers van één bepaalde activiteit (van de ongeveer 10) en één indirecte medewerker, in totaal 23 van de ongeveer 40 medewerkers.

Overigens valt er over de niet medewerkers wel iets zinvol te zeggen: het gaat hier met name over de informele machtsposities binnen het buurthuis. Zowel de familie de Koning, als de familie xxxx met hun respectievelijke aanhang werkten niet mee, wat het idee van een groepsactie (twee maal) wel in de hand werkt. Het gaat hier om de kaart  en sjoelclub, waardoor het beeld van deze clubs, zoals dat naar voren komt uit het actieve gedeelte van het onderzoek enigszins vertekend is, door de eenzijdige invulling, door alleen de betaalde medewerkers (van de staf).

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=opbouwwerk
https://robscholtemuseum.nl/?s=clubhuis
https://robscholtemuseum.nl/?s=buurthuis
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-mythe-van-het-opbouwwerk-1-inleiding/