Cor Hendriks – De Folklore van het Lieveheersbeestje (2): Het internationale onderzoek (with extended English version in PDF)

Ook in andere landen zien we geleerden, die door Mannhardt geïnspireerd de folklore rond het lieveheersbeestje onderzoeken. In Oostenrijk was het C.M. Blaas, die in 1874 in het kwartaalblad voor Duitse Ouderdomskunde ‘Germania’ een artikel schreef, ‘Der Marienkäfer im niederösterr. Kinderspruch’ getiteld. In Neder Oostenrijk wordt het lieveheersbeestje net als in Duitsland in hoog aanzien en voor heilig gehouden, zoals blijkt uit namen als ‘Herrgottskäferle’ en ‘Frauenkäferle’, dus het kevertje van de Heer God of van Maria. Het is een geluksdier en het doden is een grote zonde. Uit de spreuken, die Blaas voor heel oud houdt, blijkt, dat het beestje voor mooi weer kan zorgen: het moet vliegen naar de gouden bron en ons brengen een mooie zon. Die bron wordt ook Hollabrunn, Mariabrunn of Karnabrunn genoemd en rijmt uiteraard op de ‘Sunn’ (zon). Ook wordt het beestje gevraagd een kleed (‘Kload’) te brengen naar onze Heer God of de Moeder Gods en daarbij te vliegen over het woud (‘Woad’). Ook kan het voorspellen wat er na dit leven gebeurt, wanneer gevraagd wordt:

‘Frau’nkäferl, komm i in ‘n Himmel oder in d’Höll?’

Ook het motief van het brandende huisje zien we hier:

‘Sprinzerl, fliag hoam,
deine Kinda wear’n woan,
dei Häuserl wird brinna,
deina Kinda wear’n versinka!’
(Lieveheersbeestje, vlieg naar huis, je kinderen zullen wenen, je huisje zal branden, je kinderen zullen verzengen!)

De eerste die ertoe overging om kaarten te maken met daarop een overzicht van de lieveheersbeestjenamen in een bepaald gebied, was de Zweed Strindberg, die deze kaart in 1881 publiceerde in het eerste nummer van ‘Svenska folket’ (Het Zweedse volk). Om materiaal te verzamelen kon hij gebruik maken van de pas opgerichte ‘landsmålförening’ (dialectvereniging) te Uppsala. De schetsen van Strindberg, thans in het Nordiska museet te Stockholm, staan afgebeeld in de ‘Atlas över Svensk Folkkultur’. De eerste schets betreft de namen, de tweede de orakelrijmen en de derde rijmen en benamingen tezamen. Het werk van Strindberg werd voortgezet door prof. Herman Geijer, die in 1934 een voordracht over de Zweedse namen van het lieveheersbeestje en de daarmee verbonden rijmpjes hield in het Finse Turku, wat aanleiding was voor de Finse onderzoekers Juvas en Vilkuna om een overzicht te maken van het voorliggende Oostzee Finse materiaal. Zij doorzochten daarvoor de Finse en Estlandse archieven en kwamen met zo’n 600 Finse en 700 Estlandse rijmpjes en zo’n 1000 Finse en 900 Estlandse benamingen van het lieveheersbeestje. De rijmen werden onderzocht door Juvas en door haar verdeeld in een 16-tal groepen, niet allemaal even belangrijk. In de grootste groep wordt het lieveheersbeestje verzocht de bruid of bruidegom te voorspellen. Dan volgt de groep, waarin het lieveheersbeestje wordt gevraagd naar de vader of moeder te vliegen. In een derde groep, vooral belangrijk in Estland, wordt het beestje gevraagd de oorlog te voorspellen en vaak wordt gedreigd het beestje de kop af te snijden als het niet doet wat gezegd wordt:

‘Meriärg, Meriärg,
näitä kus poolt tuleb sõda,
kui et näitä tapan ära.’
(Lieveheersbeestje, lieveheersbeestje, wijs, uit welke richting komt de oorlog; als je het niet wijst, breng ik je om.)

Soms wordt tevens een beloning toegezegd:

‘Lieveheersbeestje, lieveheersbeestje,
spreek, naar welke richting de oorlog is;
als je het wijst geeft ik je een boterham,
als je het niet wijst, breng ik je om.’
Of: ‘dan geef ik je suikerkoek,’ of: ‘dan naai ik voor je een warm zijden hemd.’

De benamingen, onderzocht door Vilkuna, zijn onder te verdelen
1. naar de kleur,
2. naar andere dieren,
3. naar bezigheden,
4. naar heiligennamen,
5. namen van God (zelden),
6. dubbelvormen.

De kleur is rood (‘leppä’, soms ‘puna’). De andere dieren zijn vooral de koe (‘lehmä’), soms de os, het schaap, maar vooral vogels, zoals vogel (‘lintu’), hoen (‘kana’) en haan. De bezigheden zijn het brengen van gaven, zoals we in de rijmen vaak zien, en als orakeldier, vooral wat betreft de liefde. De heiligen zijn Katharina (kaija, triinu), Elisabeth (liispet), Birgitta (pirkko), Dorothea (tiiu), Gertrud (kerttu) en vrij zelden Maria. God (‘jumala’) zien we alleen als bezitter van vee, vooral ‘godskoe’, wat ontleend kan zijn aan het Russisch. Dubbelvormen zijn ‘vippa vappa’ en ‘tiiru liiru’ en andere speelvormen. In zijn conclusie wijst Vilkuna er op, dat de weervoorspellingen wijd verspreid zijn, zoals in Tver-Karelië:

‘Jumalan lehmäńe,

Lievġo huomena vihmańe?’
(Gods koe = lieveheersbeestje, Is er morgen regen?)

Dit sluit aan bij het Russisch, waar tegen het lieveheersbeestje wordt gezegd:

‘Божья коровка,
полетай за Волry:
тамъ тепленько,
зд*сь холодненько.’
(Gods koetje = lieveheersbeestje, vlieg over de Wolga: daar is het lekker warm, hier echt koud.)

Nog dichterbij is de volgende Tsjeremissische spreuk gericht aan het lieveheersbeestje:

‘Trä-tәr-tәr,
jür liješ γən, ülkö;
ojar liješ γən, küškö!’
(lieveheersbeestje, wanneer regen komt, omlaag; wanneer mooi weer komt, omhoog!)

En bij de Tsjuwassen luidt het:

‘vir-ujar, vir-ujar,
ujar polzan, śülєllє!
śəməŕ polzan, ajalla!’
(Lieveheersbeestje [‘vir-mooiweer’], Wanneer het mooi weer wordt, omhoog! Wanneer regen komt, omlaag!)

Ook de Wotjaken informeren naar het weer. Volgens een Russische bron zeggen ze:

‘Als het regen geeft, vlieg!
Als niet, ga zitten!’

Dus omgekeerd als gewoonlijk.

In Oost Rusland wordt het lieveheersbeestje met oogstorakels en vruchtbaarheidsideeën verbonden, wat in zekere zin ook de voorspelling van het weer is. De Tsjuwassen menen, dat de gierst goed groeit, wanneer het lieveheersbeestje hoog vliegt; en ook wordt gezegd: ‘Wanneer het op een voorjaarsdag veel lieveheersbeestjes zijn, groeit goede boekweit.’ Ook enige namen wijzen op weersvoorspelling: Tsjuwassisch ‘ujar (mooi weer, lieveheersbeestje)’, ‘ojar-vər-vər (mooi weer)’, ‘vir-ujar’; Tsjer. ‘ajarləpə (mooiweer-vlinder)’. Ook Midden-Europese namen sluiten hierop aan, b.v. Tsjechisch ‘slunéčko, slunečnice (kleine zon)’, Duits ‘sonnenkäfer, -scheiner, -katherine, -schäfchen’; in rijmpjes wordt het lieveheersbeestje opgeroepen de zon te brengen, d.w.z. hem te laten schijnen. Een dergelijk uitgebreid verspreidingsgebied wekt het vermoeden, dat de functie van het lieveheersbeestje als weerorakel uit zeer oude tijd stamt; in ieder geval is het in het Oostzee Finse de oudste laag.

The attached PDF is a more extended English version of this chapter from 2015.

PDF:
Cor Hendriks – The Folklore of the Ladybird (2)