Cokky van Limpt – De natuur als alternatieve sloophamer

Geïnspireerd door de kredietcrisis bedacht landschapsarchitecte Hannah Schubert een bestemming voor het leegstaande Scheringa Museum. Met kleine ingrepen laat ze de natuur binnen en transformeert zij het museum tot een moderne ruïne.

“Voldoet een bouwwerk niet meer, is het economisch niet langer rendabel, dan zijn sloop en herbouw vaak de enige optie.”

Landschapsarchitecte Hannah Schubert (33) heeft een romantische ziel. Wildernis, ruïnes, de schoonheid van verval en vergankelijkheid hebben op haar dezelfde mysterieuze aantrekkingskracht als op menig negentiende-eeuws schilder of dichter. Maar, in de Nederlandse cultuur van de eenentwintigste eeuw is, ook in de wereld van bouwers en architecten, geen ruimte voor verval.

“Voldoet een bouwwerk niet meer, is het economisch niet langer rendabel, dan zijn sloop en herbouw vaak de enige optie”, constateert Schubert. “Verval wordt ervaren als degeneratie, achteruitgang, falen. We zijn gewend aan groei en vooruitgang, maar net als ouder worden zouden we ook achteruitgang en falen moeten accepteren.” Nu er in het Nederland van na de kredietcrisis honderden gebouwen ongebruikt, ongesloopt en zonder herbestemming leeg staan, ziet de landschapsarchitecte nieuwe mogelijkheden voor een herwaardering van natuurlijk verval en vergankelijkheid, als waardevol alternatief voor de sloophamer.

Geregisseerd

In plaats van leegstand of dreigend verval te beschouwen als falen, kan die leegte, zo redeneert ze, transformeren tot iets nieuws en positiefs voor de samenleving. Door de tijd de ruimte te geven en de natuur doelbewust en ‘geregisseerd’ in te zetten voor een proces van metamorfose, kan volgens Schubert, net als bij historische ruïnes, ook een modern gebouw langzaam maar zeker worden overgenomen door het landschap. “Daarmee krijgt het een andere, nieuwe waarde die puur gericht is op het zijn en die losstaat van economisch gewin. Poëtisch uitgedrukt: het ene vergaat, terwijl het andere tot leven komt.”

Voor een landschapsarchitecte, die doorgaans hoofdzakelijk beeldgericht is, gebruikt Schubert opvallend veel woorden. Haar eindwerkstuk ‘Tweede Natuur’, over een metamorfose van leegstaande gebouwen, bestaat ook voor een belangrijk deel uit tekst.

Onlangs behaalde ze daarmee haar mastertitel landschapsarchitectuur aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam en ze sleepte er al twee prijzen mee in de wacht. “We leven in een beeldcultuur, we worden letterlijk overstelpt met beelden, maar je stompt er ook door af. Verhalen vertellen vind ik belangrijk en leuk. Ik ben opgegroeid in een milieu met boeken en verhalen. Mijn beide ouders illustreren en schrijven kinderboeken. Dat heeft mij voor de rest van mijn leven beïnvloed.”

Artist's impression van het Scheringa Museum in de toekomst, zonder ingrepen (foto Hannah Schubert)

“Hier en daar was een raam stuk, op het beton zag ik wat vochtstrepen en een beetje algen- en mosvorming, en overal lag vogelpoep.”

Het is daarom geen toeval dat zij de vroegste inspiratie voor haar afstudeerproject uit een kinderboek haalde. “Maurice Sendaks klassieker ‘Where the Wild Things Are’ was een van mijn favorieten. De hoofdpersoon, een stout jongetje in een wolvenpak, wordt naar zijn kamer gestuurd. Maar dat vindt hij niet erg, want langzaam verandert zijn kamer in een landschap.

De spijlen van zijn bed worden bomen, aan de muren gaan bladeren groeien, de deur wordt een vergezicht en hij komt in een andere wereld. Dat beeld, de ultieme kinderdroom, je vertrouwde kamertje dat transformeert in een landschap, is me altijd bijgebleven.”

Schrijnend icoon

In haar werkstuk ‘Tweede Natuur’ is het geen kinderkamer die zij langzaam natuur laat worden, maar het Scheringa Museum voor Realisme in het West-Friese Opmeer, een schrijnend icoon van leegstand, kredietcrisis en falen. Een hypermodern bouwwerk dat nooit is afgebouwd, nooit is gebruikt – geen Opmeerder is er ooit binnen geweest.

Al sinds het bankroet van Dick Scheringa’s DSB Bank in 2009 staat het leeg. Niemand kan erbij, hekken sluiten het terrein hermetisch af en beveiligingscamera’s bewaken het pand, dat met zijn megalomane grondoppervlak van 10.000 vierkante meter – even groot als het Rijksmuseum – de maatvoering van het 11.000 inwoners tellende dorp ver te boven gaat.

Het Scheringa Museum voor Realisme moest een van de grootste musea van Nederland worden, met ruimte voor 13.000 schilderijen in 30 tentoonstellingszalen; er zouden 200.000 bezoekers per jaar komen. De huidige eigenaar is een lokale autohandelaar. Hij kocht het museum, dat bijna dertig miljoen euro heeft gekost, op een internetveiling voor 947.000 euro van de curator. Maar zijn autohandel mag hij er niet in vestigen, zegt Schubert. Ook andere plannen, voor een Nationaal Historisch Museum, een markthal en een brede school, ketsten af. “De gemeente Opmeer blijft inzetten op een museale functie en als dat niet lukt op een andere maatschappelijke functie.”

Vogels

Schubert stapte naar de burgemeester met haar plan om het museum te transformeren tot een ‘moderne ruïne’ en kreeg van hem toestemming om een dag – onder begeleiding – in het gebouw rond te lopen en foto’s te maken. “Hier en daar was een raam stuk, op het beton zag ik wat vochtstrepen en een beetje algen- en mosvorming, en overal lag vogelpoep. Vogels vliegen het gebouw binnen door de kapotte ramen maar kunnen er onmogelijk weer uit.”

Bij de eerste fase, het ‘slopen’ van de weke delen, zouden de dorpelingen kunnen helpen, bedacht ik

Ze onderzocht alle materialen die bij de bouw van het museum zijn gebruikt en kwam tot de conclusie dat de natuur hier niet zomaar toegang kon krijgen. Het museum is zo sterk gebouwd dat natuurlijk verval hier pas over decennia of zelfs eeuwen zou kunnen intreden. Wel zouden er ‘weke’ delen uit kunnen worden gehaald, zoals glas, kozijnen, koper, bedrading, roosters en delen van het dak. Maar nog geen grassprietje zou de kracht hebben door de betonnen vloerplaten te dringen. Daarvoor zijn toch concrete ingrepen nodig.

Het ontwerp dat Schubert bedacht voor haar ‘superromantische plan’ in een dorpje van nuchtere, hardwerkende, opgeruimde West-Friezen, kent drie fasen. “Bij de eerste fase, het ‘slopen’ van de weke delen, zouden de dorpelingen kunnen helpen, bedacht ik. Op die manier kunnen ze zich dit museumkarkas, dat is omhangen met negatieve herinneringen, eigen maken. Een ludieke uitnodiging tot het ‘plunderen’ van het gebouw zou een feestelijke happening kunnen worden”, stelt ze zich zo voor.

Drilboor

De tweede fase speelt zich af op de ondoordringbare vloer van het museum. In de naden tussen de lange betonnen vloerplaten wil Schubert volgens een vooraf uitgedacht patroon de drilboor zetten. Door deze ‘regie’ vooraf, kunnen zich in de breuken vervolgens spontaan planten nestelen. Dan kan het proces van verwildering beginnen.

“Buiten, op de vloerplaten die niet overdekt zijn omdat het museum niet is afgebouwd, kun je al zien wat er gebeurt als wind en water vat krijgen op het beton. Het krimpt als het warm wordt, zet uit door vocht en bij vorst barst het open en krijgen planten een kans.”

In het hart van het gebouw wil Schubert de naden in de vloerplaten op korte onderlinge afstand van elkaar opendrillen, zodat dit middengedeelte eerder zal verwilderen. Buiten het hart wordt er op grotere afstand gedrild, zodat het in het buitengebied langer zal duren voor het landschap het gebouw overneemt.

Om het verwilderende hart heen wil ze een cirkelvormig pad aanleggen – de derde fase van haar ontwerp. “Dat pad is het deel van de vloer dat niet wordt opengedrild. Het ontstaat doordat je iets niet doet. Op het pad loop je tussen meer en minder wilde natuur door. Ik stel mij zo voor dat door die variatie het experiment zich goed laat ervaren: wanneer is het nog een gebouw en wanneer wordt het landschap?”

Het permanent toegankelijke cirkelpad door het museum maakt een nieuwe verbinding mogelijk met het historische dorpslint en het aangrenzende park

Neefje

Op het cirkelvormige pad kun je het hele jaar door om het hart van de wildernis heenlopen, maar het hart zelf mag maar éénmaal per jaar, via een 80 centimeter breed paadje, worden betreden, heeft Schubert besloten. “En dan nog maar met één persoon tegelijk. Ik vergelijk het met dat neefje dat je maar eens per jaar ziet. Juist dan ervaar je hoe groot hij is geworden.”

Het permanent toegankelijke cirkelpad door het museum maakt bovendien een nieuwe verbinding mogelijk met het historische dorpslint en het aangrenzende park, zodat het museum een onderdeel wordt van het dorp en van de dagelijkse wandelingen van de Opmeerders.

Schubert had ook een kerk of klooster kunnen kiezen voor haar metamorfose-experiment. Er staan er genoeg leeg, vooral in het zuiden en oosten van het land. Of het nooit afgebouwde Kasteel Almere, een 21ste-eeuwse replica van een Frans kasteeltje dat als een wonderlijk anachronisme boven de kale polder uittorent.

“Uiteindelijk vond ik dat toch te kitscherig. Het ligt zo voor de hand om een heel romantisch beeld te maken als je het over natuurlijk verval hebt. Juist dit moderne gebouw geeft wellicht meer geloofwaardigheid”, denkt de landschapsarchitecte, die uit de vastgoedwereld al geluiden heeft opgevangen dat zij haar idee een spannend alternatief vinden voor sloop.

In de prijzen gevallen

Landschapsarchitecte Hannah Schubert won met haar onderzoek ‘Tweede Natuur’ zowel de Eindwerkprijs 2015 van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten als de NRP-masterprijs, die het Platform voor Transformatie en Renovatie dit jaar voor het eerst uitreikte. Zij is bovendien een van de genomineerden voor de Archiprix, de architectuurprijs voor pas afgestudeerden.

Trouw, 21/12/15, 20:31

http://www.trouw.nl/tr/nl/4332/Groen/article/detail/4211756/2015/12/21/De-natuur-als-alternatieve-sloophamer.dhtml