Ben Haveman – Zendeling zonder zieltjes

‘Avez-vous doperwtjes?’ Frankrijk is onze exotische achtertuin, maar miljoenen vakantiegangers kunnen de taalkloof niet dichten. Het blijmoedige windmolen gevecht van cultuurverkoper Philippe Noble, aan de vooravond van de uittocht en de Tour de France….

Onsterfelijk is de zin geworden waarmee een Nederlandse bewindsvrouwe eens een gezelschap van Franse hoogwaardigheidsbekleders tot tranen toe vermaakte: ‘Je suis le ministre du milieu’, ofwel ‘Ik ben de minister van de onderwereld’. En klassiek werd ook het bericht van de Parijse correspondent die meldde dat een verschrikkelijke kettingbotsing op de Boulevard Périphérique ontstond nadat een automobilist zich onverhoeds belaagd wist door punaises.
Wandluizen en onderwereld gaan hand in hand. Als Nederlands vakantieland nummer één krijgt Frankrijk deze zomer weer een hilarische mengelmoes van krompraat en gebarentaal te genieten. De communicatie met onze bijna buren is er sinds de invoering van het ‘pretpakket’ op de middelbare school niet genuanceerder op geworden. Het Franse chanson is op de radio een roemloze dood gestorven. Op steeds minder adressen in de grote steden kun je nog kwaliteitskranten als Le Monde of Libération kopen.
Frankrijk is goed voor Tour de France, auto’s, couture, wijn en kaas, maar de MTV-generatie is de baas. Wie spreekt er nog een beetje Frans? Avez-vous eh doperwtjes? ‘Parijs ligt verder weg dan ooit’, schreef de Volkskrant vorige zomer.
‘Daar ben ik het hartgrondig mee eens’, zegt Philippe Noble, directeur van het Maison Descartes in Amsterdam.
‘Dat besef is doorgekomen bij veel mensen. Ik deel die zorg ook. Het valt niet mee om hier de Franse cultuur aan de man te brengen. Het zal ook niet lukken als je het breed wilt aanpakken. Want een aantal dingen is verdwenen. Voorgoed weg. De wijdverbreide kennis van het Frans in Nederland komt nooit meer terug. In ieder geval nooit op de manier dat Frans geïdentificeerd wordt met beschaafd zijn, zoals dat nog steeds bij de oude, stedelijke bourgeoisie in Vlaanderen het geval is.
‘Voorbeeld van die teloorgang? Noble is eraan gewend dat Nederlanders in hun beste school Frans een spreker aankondigen met een zwierig ‘Permettez-moi de vous introduire. . .’ Hij lacht diplomatiek en zegt: ‘Je hebt het bedrieglijk Frans lijkende Nederlandse woord introduceren. Maar introducer bestaat in het Frans niet. Het woord introduire bestaat wel en heeft een totaal andere betekenis dan introduceren: introduire betekent dat je iemand binnenlaat in een ruimte. En als je dat ook nog bij iemand doet, dan krijgt het een beetje scabreuze connotatie.’
Schaterlach.
Ogenschijnlijk gaat de 46-jarige Philippe Noble (Flip Edel) niet gebukt onder zijn mission impossible. Maar in zijn karig ingerichte privé-vertrek boven het instituut vallen keer op keer sombere woorden. Er is vandaag weer geen kip komen kijken naar de expositie van de Zwitserse schilder Büchler.
‘Ronduit zorgelijk’, noemt hij de tanende belangstelling voor taalcursussen. ‘Ik heb het tij niet kunnen keren. Onze cursussen zijn op goed niveau, maar we zijn niet zo goed in reclame maken. Dat is ons zwakke punt. We profiteren een beetje van het feit dat mensen die het Frans op school hebben laten vallen, in hun werk ineens merken dat ze de Franse taal toch nodig hebben. Misschien moeten we wat dynamischer zijn in onze benadering van bedrijven.’
– Nederland beschouwt Frankrijk als een exotische achtertuin. Miljoenen Nederlanders kijken ’s zomers als verbaasde Marsmannetjes naar de lichamelijkheid van de Franse cultuur, naar jeu de boules. We kunnen misschien een stokbrood in het Frans bestellen, maar we kijken amper naar TV Cinq, we lezen geen Franse boeken en kennen geen eigentijdse Franse schrijvers.
‘Dat is inderdaad een enorme paradox. Frankrijk is dè vakantie-bestemming voor Nederlanders, maar je moet je afvragen wèlk Frankrijk. Als je een kaart zou maken waar Nederlanders neerstrijken, dan heb je een zone langs de kust en voor de rest heeft die min of meer de grenzen van de Vichy-regering tijdens de bezetting. Nooit de grote steden, altijd dorpjes die door de oorspronkelijke bevolking voor 70 procent verlaten zijn. Ik ben zelf ook dol op de charme van die ingeslapen stadjes. Het leven is er goedkoper, je kunt er nog steeds voor een prik een huis kopen. Alleen moet je je wel realiseren dat dat Frankrijk niet is. Een in het zwart geklede, vergrijsde bevolking zoals die er een eeuw geleden ook was: leuk hoor, aardige mensen, maar achtergebleven gemeenschappen.’
– Waarom gaan Nederlanders massaal naar Frankrijk zonder een snars van de taal, laat staan van de cultuur te snappen?
‘Ik weet het niet. Ik verbaas me over het gebrek aan nieuwsgierigheid. Misschien heerst hier het idee: ach, het zijn achtergebleven lieden, daar hebben we toch niks van te leren. Het is er mooi en leuk, er is zon en wijn, meer hoeven we niet. Het is niet specifiek Nederlands dat mensen die een huis in een ander land kopen, zich niet verdiepen in de cultuur van dat land. Maar we zijn praktisch buren en dat maakt het zo pijnlijk. Ik vermoed dat er een diepgeworteld gevoel aan ten grondslag ligt van: ach, het zijn maar zuidelijke onder mensen.
‘Over het gebrek aan aantrekkingskracht van de Franse literatuur praat Noble dan nog helemaal niet. Alleen een beroemdheid vermag nog publiek naar Maison Descartes te lokken. Cathérine Camus (‘een bijzondere, intelligente vrouw vergezeld van haar vriend Robert Gallimard van de beroemde uitgeversfamilie’) trok in Amsterdam een ‘afgeladen zaal’, evenals de jonge Alexandre Jardin: ‘Meer een generatie-verschijnsel dan literair exponent – mijn eigen dochter valt bijna in zwijm voor hem.’ Maar Olivier Rolin, winnaar van de Prix Fémina, kreeg een gehoor van slechts twintig man. Studenten, traditionele francofielen, daarmee houdt het op.
‘Dan ziet zo’n zaal er akelig leeg uit, hoor.
‘Zeker, dat is ontmoedigend. ‘Maar ik laat me absoluut niet ontmoedigen’, zegt Noble, die bij zijn benoeming in 1992 nog zei dat Maison Descartes een literair trefpunt moest worden.
‘Ik kijk met plezier terug op het programma van de afgelopen jaren, maar dat ik daarmee drommen mensen heb gelokt, nee. In die zin ben ik niet geslaagd in mijn opzet.
‘Een Fransman die verbluffend goed Nederlands spreekt. Trefzeker. Nagenoeg accentloos. Philippe Noble heeft een kleine dertig Nederlandse boeken in het Frans vertaald, van Mulisch tot Nooteboom (‘Max Havelaar van Multatuli vond ik het mooiste’). Als twintiger ‘deed’ hij in Amsterdam een jaartje vergelijkende literatuurwetenschap. Er was ook een praktische reden. Tijdens een zomercursus tekenen en schilderen in Zuid-Frankrijk was hij verliefd geworden op een Amsterdams meisje. Noble trouwde met een Française en is nu de kosmopolitische vrijgezel die zich in Amsterdam gelukkig voelt: ‘Omdat ik een beetje bij deze stad hoor’.
Hij laat zich met on-Frans gemak tutoyeren.
Zijn wortels liggen vertakt, van het zuiden tot Bretagne, van Bordeaux tot de Bourgogne: de plekken waar zijn vader werkterrein vond als belastingambtenaar. Na studie Franse letterkunde doceerde Noble aan de Parijse Sorbonne Nederlandse taal- en letterkunde.
Als ‘cultureel ambassadeur’ heeft hij geen kwaad woord voor zijn voorgangers in Amsterdam die vaak geen woord Nederlands kenden en hun contacten met Nederlanders in het Engels onderhielden. ‘Misschien deden ze het wel beter dan ik. Maar ik vind het prettig om niet op een derde taal aangewezen te zijn. Of op een secretaresse. Ik kan mijn eigen telefoontjes plegen.
‘Aarzelend oppert hij dat de Franse diplomatieke dienst van zijn ambtenaren misschien wel enige beheersing zou mogen verlangen van de taal in hun gastland. Maar Noble!’s hoogste baas, de Franse ambassadeur Daniel Bernard oordeelt het daarentegen volkomen onnodig om Nederlands te leren, zoals hij zich in maart tegenover NRC Handelsblad liet ontvallen. En passant zei Bernard zich te ergeren aan ‘het ziekelijk egalitarisme in Nederland’ en zag bovendien in het ontbreken van gordijnen voor de ramen het bewijs dat iedereen in Nederland elkaar voortdurend in de gaten houdt.
Derhalve is ‘gastarbeider’ Bernard elk weekend maar bij zijn gezin in Parijs Montparnasse. Zijn vrouw zou nimmer in Den Haag willen wonen! Ook had Bernard zich beklaagd over kleurloze soberheid van het gastland dat tot zijn afgrijzen als lunch ‘koude boterhammen en melk’ serveert, zoals hij bij de opening van een grote fabriek moest meemaken. NRC-lezers reageerden met woedende brieven op deze ‘vooroordelen’ en ‘arrogantie’.
Ook na drie maanden echoën ’s ambassadeurs uitlatingen nog na. Via Le Figaro lekte vorige week uit dat het nieuwe Parijse bewind een dergelijk optreden van de socialist Bernard als faux pas beschouwt, zodat zijn gedwongen terugkeer naar Frankrijk niet is uitgesloten. Maar Noble vindt dat hij zich verre moet houden van enige speculatie over de ambassadeur.’Een pijnlijk geval’, noemt hij het krantenartikel: !’Ik betwijfel of Bernard het wel zo gezegd heeft. Voor zover ik de ambassadeur ken, heeft hij het zeker niet denigrerend, maar vooral als grap bedoeld. Als goedmoedige provocatie. Die is totaal verkeerd overgekomen. Ik verzeker u dat hij erg veel van Nederland houdt en dat hij elke dag iemand voor de lunch uitnodigt. Hij heeft absoluut geen minachting voor Nederland, ik weet dat hij zijn werk hier erg boeiend vindt en geniet van zijn talloze contacten met Nederlanders.’
En wat Bernards vrouw betreft, weet Noble: zij heeft een hoge functie bij een Franse filmmaatschappij en zij denkt er niet aan die baan op te offeren aan de carrière van haar man om hier ambassadeursvrouw te komen spelen.!’Bovendien hebben ze zoons die in Parijs studeren. Als dat soort dingen was vermeld, was het in een totaal ander licht komen te staan.’
– Jouw eigen ambassadeur laakt niet ten onrechte de Hollandse keuken. Had je zelf last van de calvinistische cultuurschok?
Weer een lachsalvo. Als 18-jarige leerde Noble al Nederlanders en hun ’totaal andere eetgewoonten’ kennen. Maar nog altijd gruwt hij van melk en kan hij slecht wennen aan het idee dat hier koffie gedronken wordt in combinatie met niet zoete broodjes.
‘Maar de eetcultuur is hier in twintig jaar enorm verbeterd. Ik vind dat je in Amsterdam perfect eet. Ik heb een uitgebreid netwerk van Amsterdamse restaurants. Ik ben natuurlijk een lekkerbek. Een smakeloze omelet of een vette uitsmijter zal ik laten staan.’
– Wat bevalt je aan Nederland?
‘Dat je gemakkelijker met mensen in contact komt dan in Frankrijk, waar de verhoudingen gecompliceerder zijn. Fransen zijn van oorsprong boeren. Ze hebben een band met het land. Ze zijn er trots op, ze komen ergens vandaan. Een bepaald soort wantrouwen tegen het onbekende krijgen ze met de paplepel ingegoten. Ik hoor altijd: Fransen zijn arrogant, maar je komt ook in Nederland arrogante mensen tegen. Soms zijn die wel leuk. Maar hier hoef je niet tien ondergeschikten af te werken om de baas aan de lijn te krijgen.
‘Het wezenlijke verschil van Nederland met Frankrijk schuilt in het feit dat de gemeenschap hier sinds de Middeleeuwen haar rijkdom ver buiten de landsgrenzen heeft gezocht en nu in intellectueel opzicht een beetje geïsoleerd begint te raken van het Europese vasteland.’
– Is Nederland in het verenigd Europa bezig een dorp te worden, zoals een Vlaamse docente Frans in deze krant zei?
‘Dat is het krankzinnige. Moet je daarom bijvoorbeeld het aanleren van Frans op allerlei manieren bevorderen, zoals de Franse regering probeert op wereldniveau? Ik heb daar geen moeite mee. Want laten we wel wezen: niet alleen in Nederland is de kennis van het Frans teruggelopen. Ik vind het voor Nederland schokkend, omdat het een buurland betreft en er historisch veel banden met Frankrijk zijn.
‘Maar ik denk: we hebben het dieptepunt bereikt. Erger dan nu kan het niet worden, toch? Misschien is het een vrome wens, maar er kan alleen maar een culturele kentering komen.
‘Nu draait er nog maar een handjevol Franse films in Nederland van de grote aantallen die jaarlijks in Frankrijk uitkomen.
‘In Maison Descartes hebben we ook een filmprogramma’, zegt hij hoofdschuddend.
‘Ondertitelde films, nota bene. Maar als je weet welke moeite ik heb om er mensen naar toe te lokken!
‘Ik nodig regelmatig hoogleraren uit van het Collège de France om aan een Nederlandse universiteit een seminar te houden. In negen van de tien gevallen gaat dat in het Engels. Die mensen doen daar niet moeilijk over, maar het is jammer dat de band met de taal van de cultuur in kwestie zo wordt doorgesneden. Want dan mis je inderdaad een essentieel onderdeel.’
– Aan de andere kant is het beeld van Nederland in Frankrijk misschien ook een cliché: een libertijnse samenleving waar maar aan gerotzooid wordt, van sex tot drugs.
‘Ik zeg tegen mijn landgenoten dat het absoluut niet klopt. Dat Amsterdam niet onveiliger is dan Parijs. Drugs vertroebelen het imago van Nederland in het buitenland. Ze zijn hier te krijgen voor een prijs die een vijfde is van de prijs op de Franse markt. Dus wat doen werkloze jongeren uit het noorden van Frankrijk? Die komen hier shoppen en verkopen de troep door in Frankrijk. Aan zoiets moet worden gewerkt. Men vindt in Frankrijk niet ten onrechte dat Nederland te laks is geweest in het aanpakken van criminaliteit rond drugs. De politieke wil om hier de mafia aan te pakken lijkt te ontbreken. Ik vind het een veeg teken dat het politie-onderzoek rond die arme Rob Scholte uiterst zwak is geweest.’
– Dan ons culturele gezicht: er zijn uitwisselingen, tentoonstellingen. Nederland was het zwaartepunt op het jeugdfestival in Lyon, Hella Haasse is de bekendste Nederlandse auteur in Frankrijk. Maar heerst er op brede schaal wel het idee dat er ten noorden van Antwerpen nog zoiets als cultuur bestaat?
‘Tuurlijk wel. Tentoonstellingen mag je niet onderschatten, ook al bevestigen ze in Frankrijk het beeld dat de Nederlandse cultuur vooral uit schilderkunst bestaat. Van de Nederlandse literatuur heeft men geen duidelijk beeld. Maar denk ook niet dat Fransen iets afweten van de Scandinavische literatuur. Behalve als het om de Russen gaat, de Amerikanen of de Spanjaarden, zijn het voor hen namen die uit het grote niets komen. Ook al zijn het Hella Haasse, Mulisch, Nooteboom of Hugo Claus. Meer Nederlandse auteurs verdienen het om in Frankrijk gelezen te worden. Bijvoorbeeld Willem van Toorn, Charlotte Mutsaerts en natuurlijk Hermine de Graaf. Haar nieuwe boek zou beslist vertaald moeten worden.
‘We spreken maar niet meer over de pijnlijke presentatie van een aantal literaire kanonnen in 1994 tijdens Les belles étrangères in de Sorbonne, toen een deel van het Franse publiek wegliep wegens defecte microfoon. En Le Monde drukte nog wel een uit het Duits vertaalde rede van Cees Nooteboom af onder de byline: ‘Par Rede von Cees Noteboom’. Waarna de schrijver door zijn Nederlandse achterban prompt werd aangesproken met ‘Herr Graf von’.
Maar zie, Herman van Veen staat ginds op doorbreken. ‘We moeten niet treuren’, meent Noble, !’als we maar een beperkt deel van de bevolking met cultuur bereiken. Tweederde van de bevolking in welk land ook is tenslotte niet geïnteresseerd in cultuur. Ik ben niet de enige die vindt dat het tijd is voor een interculturele dialoog néerlandais-francophone. Maar laten we wel wezen: als de televisie er meer op insprong, zou je veel meer bereiken dan met die lullige culturele instituten zoals het mijne. Maar de enige Nederlandse tv-maker van dit moment die Franse auteurs aan het woord laat, is Philip Freriks in zijn literaire programma Passages.’
– En de beeldvorming van Frankrijk in de Nederlandse media dan?
‘Daar kunnen we een apart interview aan wijden. De kwaliteit is schommelend. Ik erger me wel eens aan het bevestigen van vooroordelen in de Nederlandse pers. Je maakt een goede beurt bij je lezer als je een stuk over Frankrijk lardeert met de sleutelwoorden ‘chauvinisme’ of ‘prestige’. Ik lees nog veel stukken over Frankrijk waarin naar een verklaring gezocht wordt en die gaat dan, zoef, in de richting van: grandeur, of: De chauvinistische Fransman zal wel denken dat. . .’
– Wat verafschuw je het meest in Nederland?
‘Het vandalisme, daar begrijp ik niks van. Ik begrijp niet dat die overwinningsavond van Ajax in vernielzucht moet ontaarden. Als die aanvankelijk rustige, blije jongeren nou nog redenen hadden om sociaal ontevreden te zijn, maar die hebben ze niet. Dat vind ik een beetje barbaars. Misschien komt het doordat de jeugd hier vrijer wordt opgevoed dan in Frankrijk. Ik snap ook niet dat mensen tegen je op botsen in de tram of de bus, zonder een woord van excuus. Of in een overvolle tram hun benen in het gangpad laten bungelen.’
‘Een echte ramp in dit land zijn de Spoorwegen!’, zegt hij even later. ‘Ik rijd bewust geen auto, maar het is een ramp als je in Den Haag een afspraak hebt en je bent aangewezen op de trein. Je moet voor een enkele reis soms twee uur uittrekken als je de vertraging wilt incalculeren. En altijd overstappen in Leiden om met een boemeltje op het Centraal Station te komen. Een kwelling. Hoeveel mensen uit Amsterdam werken er niet op ministeries in Den Haag? Ik begrijp niet dat ze niet massaal in opstand komen.’
Maar het klimaat in Amsterdam bevalt hem.
‘In de avondwinkel hier tegenover word ik altijd verwelkomd met een of andere grap. Soms is het minder aardig bedoeld, maar de mensen zijn hier geestig. Misschien werkt het joodse karakter van de stad nog steeds door. Ik kom weinig buiten Amsterdam. Ik kom wel in Den Haag, maar ik hou niet van Den Haag. Die stad komt op mij over als een lappendeken van losse buurten.’
‘Dat hier premier Kok niet met een schrijver als Mulisch op de tv debatteert over levenskwesties, zoals Mitterrand dat deed met Elie Wiesel’, zegt volgens Noble iets over de status van de literatuur. (‘Frankrijk kent de traditie van: wie schrijft is een denker, een gids voor het volk.’) Maar daar staat voor de katholiek opgevoede Noble het genot van EO’s Tijdsein tegenover, bij het ontbijt.
‘Dat zijn lieden die, met al hun fundamentalisme, op hun manier logisch denken. En ze maken goeie radio hoor.’
– Wat ga je doen als je termijn erop zit?
‘Ik heb wel eens overwogen hier een restaurant te beginnen. Maar dan moet je wel centjes kunnen tellen en een partner hebben die kan koken. Ik kan altijd terug naar de universiteit in Parijs. Ik zou ook een tweede buitenlandse post kunnen aanvragen. Een vriend van me is cultureel attaché in Vlaanderen. Dat lijkt me een geweldige baan, maar die is tegen die tijd niet vrij. Helaas.’
Op een guur terras neemt hij een teug van zijn Belgisch biertje en kijkt op zijn horloge. Er wacht een eetafspraak.
‘Als je het een beetje uitkient, kun je hier soms op hoog niveau eten. O nee, ik ervaar mijn verblijf zeker niet als verschrikkelijke ballingschap. Alleen mijd ik salades met zo!’n zoetige vinaigrette waar ze honing in gedaan hebben.’’
Honing! Gelet op het afgrijzen waarmee gourmand Philippe Noble dat ene woordje uitspreekt, zijn er ergere barrières dan de taalkloof. Veel ergere.

De Volkskrant, 17 juni 1995, 00:00

http://www.volkskrant.nl/archief/zendeling-zonder-zieltjes~a384606/