Arno Kantelberg – Voorwoord bij Esquire december 2014

Vijfentwintig jaar geleden wandelde ik, fris aangesteld op de redactie van een weekblad, vanuit de Raadhuisstraat in Amsterdam de Prinsengracht op. Verderop lag het café waar steevast de met drank overgoten nabespreking plaatsvond van de redactievergadering eerder op de dag. De beeldredactrice had me op mijn eerste werkdag onmiddellijk meegesleurd om gedoopt te worden in die natte gemeente. En zo kwam het dat we getweeën de Raadhuisstraat overstaken en de Prinsengracht opliepen. Aan het begin van die gracht ligt een piepklein terras van een zaakje dat nu Bistro Bij ons heet – ze serveren er een stamppot voor € 13,50. Een kwart eeuw geleden heette de zaak anders, maar het terras is al die jaren identiek gebleven; het is nauwelijks vier vierkante meter groot en het ligt een halve meter lager dan den omgeving, waardoor het bijna lijkt alsof je ingekaderd in een lijst zit – een tafereel voor nieuwsgierige passanten. Aan een van de twee tafeltjes op terras zat Rob Scholte, naast hem zijn jongere vriendin, oogverblindend en blond. Ik kende Scholte van naam, maar had hem nooit ontmoet. De beeldredactrice wel, dus die engageerde een kort gesprekje. Charisma is zo’n woord wat op papier weinig waard is, omdat het een geestelijke ervaring is die je fysiek beleeft. Scholte had een charisma dat bijna tastbaar was. Hij was de ongekroonde koning van de Amsterdamse kunstscene – een man wiens orginaliteit controversieel en grenzeloos was. Zijn toekomst (hij was nog maar net de dertig gepasseerd) was niet roos-, maar goudkleurig. Ik was enorm onder de indruk. Vier jaar later ontplofte er een bom onder zijn blauwe BMW en verloor hij beide benen. De oogverblindende vriendin – hij vertelt er verderop in dit nummer over – koos rap het hazenpad; een nieuwe vriendin bleek onverzettelijker van karakter. Lijsje heet ze. En Rob Scholte plakte de puzzelstukjes van zijn eigen bestaan weer aan elkaar. Dat deed hij niet in Londen of in New York, maar in Den Helder, waar het Rob Scholte Museum wordt gehuisvest in het monumentale oude postkantoor. De – bijna stille – rénaissance van de kunstenaar, vanaf pagina 90, is een manifest van doorzettingsvermogen.
Hartverwarmend. Esquire ’s Margriet Marbus tekende het op.

P.S. Ik turf in deze editie van Esquire vijftien hoeden, op acht verschillende hoofden (het tableau de la troupe op pagina 63 heb ik voor het gemak niet meegerekend). Dat is geen toeval. Onze missie is om niet alleen de stropdas terug te brengen in het straatbeeld, maar ook de hoed. Ja, we komen er wel.

De hoofdredacteur

http://www.esquire.nl/Media/De-nieuwe-Esquire-is-uit!