Aleid Truijens – Rond de ruwhouten tafel op de boerderij: Natasha Gerson geeft toe de boel een beetje te overdrijven

Hoeveel onversneden werkelijkheid kan literatuur verdragen? Natasha Gerson (1969), die vorig jaar debuteerde met Plaatstaal, een forse roman waarin zij de teloorgang van de Amsterdamse kraakbeweging beschreef, doet graag wat actuele geschiedenis in haar werk.

In haar vorige boek heette kraker Hans Kok, die stierf in een politiecel, Hans Coen; de kunstenaar Kolthof, die bij een bomaanslag zijn benen verliest, moet dan wel Rob Scholte zijn. We krijgen ook te horen wie hem vermoordde, Kolthof dus, want we hebben het hier over fictie.
Rara-bommengooier Chris zal in werkelijkheid wel Henk of Jan geheten hebben – maar dat brengt de ontknoping van de echte, onopgeloste misdrijven niet dichterbij. Op deze manier de actualiteit gebruiken in een roman heeft iets gratuits: de ware feiten zijn inspirerend materiaal, gefundenes Fressen voor de schrijver, op wie niet de journalistieke plicht rust van bewijsvoering en betrouwbare bronnen.
In haar tweede roman, De zielen van Mitgard, doet Gerson iets dergelijks met de vliegramp in de Bijlmer. Daar, ironisch genoeg op de plek waar de nieuwe verworpenen der aarde zijn gehuisvest, en niet in Wassenaar, vloog op 4 oktober 1992 wel degelijk het El Al-toestel dat Gerson in haar roman de flat Kruitberg laat doorklieven, dwars door een flat genaamd Kruitberg. De tientallen doden die daarbij vielen, zijn echt dood. Onder de rouwende nabestaanden zijn echter niet de Ethiopiërs Solomon en Mati, die Gerson laat weghollen uit het instortende gebouw, want die bestaan helemaal niet.
In een voorwoord, waarin ze ook een waslijst echte mensen bedankt voor hun hulp en voor het model staan, legt Gerson uit wat fictief is in haar boek en wat niet. Haar gegevens zijn, ‘hoewel verbasterd’, ontleend aan echt onderzoek naar duistere kanten van de ramp, zoals de lading uranium aan boord van het vliegtuig. Ze heeft, geeft ze toe, de boel wel een beetje overdreven: haar personages ‘zouden in werkelijkheid nooit zo alleen hebben gestaan bij hun queeste naar de waarheid’. Ook is er nooit een onderzoeker vermoord door twee Mossad-schurken in een zwarte Mercedes.
Niettemin concludeert Gerson, op basis van haar verzonnen feiten: ‘Blijkbaar is er een aantal machten die er, uiteraard in het belang van de economie, alles aan gelegen is om te voorkomen dat de slachtoffers duidelijkheid wordt verschaft.’ Ter ondersteuning voert zij een citaat aan van de – fictieve – vermoorde onderzoeker: ‘Als dat vliegtuig in Wassenaar was neergepleurd, hadden we alles geweten.’ Hoezo ‘blijkbaar’? Gersons semi-fictieve, doch luide Aanklacht is een dubieus genre.
Veel echte verbeelding zal er in deze roman niet aan te pas komen, denk je als klemgezette lezer na dit voorwoord. En dat is ook zo. Gerson pikt haar personages regelrecht op uit het volle leven. Er is een bijstandsmoeder, Nadine, die zwart wat bijverdient als sekspoes bij een 06-lijn en zich beklaagt over het thuiszitten met haar – gewenste – dochtertje, en aan het loket van de sociale dienst staat te krijsen als ze geen voorschot voor een wasmachine krijgt. Haar vriendin, ooit mede-loser, heeft nu een baan en is derhalve veranderd in een irritant, zelfvoldaan ‘media-vrouwtje’. Nadine’s joodse grootmoeder, die kibbelend samenleeft met haar oude huishoudster, ziet overal nazi’s opdoemen. Dan is er nog de stevig snuivende dj Vincent, alias ‘de Bedenker’, die party’s organiseert en stunts verzint, omdat hij precies aanvoelt wat de leeghoofdige moderne mens wil. En de twee politieke vluchtelingen uit Ethiopië, Mati en Solomon, die zich veilig waanden in de Bijlmer.
Daarmee zijn we er nog niet, want aan de andere kant van het land, op een van elektriciteit verstoken natuurboerderij in Hesselte, heeft Gerson nog een handvol personages neergezet. Het is een beklagenswaardig gezin, dat zucht onder het bewind van een vader. Deze is lid van een eenmanssekte die de beginselen aanhangt van de profeet Arnzer, een zonderling die een leven predikte zonder spilzucht en genot, waarbij alle voortbrengselen van de industrie taboe zijn en ieder product, tot pies en poep toe, ‘driemaal moet worden aangewend’. De vader sterft nadat hij op zijn erf wordt getroffen door een blok bevroren urine.
Er zijn ook nog enkele schaduwpersonages. Dat zijn de geesten, een soort beschermengelen die alle hoofdpersonen, op Nadine na, met zich meedragen. Want we leven aan de vooravond van de New Age, waarin dolende zielen op zoek zijn naar nieuwe geestelijke waarden. Vandaar de ondertitel: Une histoire fin-de-millénaire.
Gerson springt vaardig om met al deze bijeengebrachte typetjes en decors. Het boek is een stuk beter geschreven dan haar vorige. Zij ontvouwt beeldend scène na scène, met dialogen die een scherp oor voor subculturele taaltjes verraden. De passages die spelen op de hermetisch gesloten boerderij, in het Afrikaanse restaurant waar Mati werkt en in het huis van de paranoïde grootmoeder van Nadine, zijn voortreffelijk. Toch weet je lange tijd niet waar Gerson heen wil met haar vermakelijke eenakters.
Dat zij op het eindstation afstevent, is wel duidelijk. Zij heeft een ferme greep op haar personages, die geen kant op kunnen. Zij weet precies wat ze denken en voelen, maar heeft ook haar mening klaar óver hen. Zo zegt de vertelster: ‘Al Nadine’s problemen komen voort uit het feit dat haar lichaam al veel te vroeg gevormd is en haar geest maar zelden verrijkt.’ Die zit. Naar de motieven van zo’n vastomlijnd schepsel hoef je dus niet langer benieuwd te zijn. Van andere personages wordt ten overvloede gemeld dat ze elkaar niet kennen. ‘Nog niet.’ Aha.
Als ten slotte het hoogtepunt daagt waarin alle verhaallijnen culmineren, is dat een anticlimax. Gerson zet haar poppetjes rond de ruwhouten tafel op de boerderij. Boven een kopje kruidenthee staren ze elkaar gelukzalig aan. Zij hebben geestelijke verdieping gevonden. Het ei van Columbus: de geheime bedoeling van Arnzer was de mensen uit te dagen de mazen van zijn wetten te ontdekken. Door bijvoorbeeld een windmolen in de tuin te zetten, die energie levert voor een vrieskist, die groente en fruit meteen een tweede ‘aanwending’ geeft.
En dat is nog niet alles: iedereen vindt op die boerderij een partner voor het leven. Nadine werpt zich in de armen van de zwijgende oermens Herman. Zoon Rudy vindt zijn grote liefde in de Bedenker. De extra zielen versmelten zich in een oude eik, die glimlachend toekijkt. Amen. En de lezer, die voelt dat het geenszins de bedoeling is bij dit tafereel in lachen uit te barsten, wist het gezelschap uit zijn geheugen.

Natasha Gerson: De zielen van Mitgard – Une histoire fin-de-millénaire,Van Gennep, 311 pagina’s, ISBN 90 5515 141 6.

De Volkskrant, 19 december 1997, 00:00

http://www.volkskrant.nl/archief/rond-de-ruwhouten-tafel-op-de-boerderij-natasha-gerson-geeft-toe-de-boel-een-beetje-te-overdrijven~a509080/